1
H727
Toen zij de ark
H430
Gods
H935 H8686
inbrachten
H3322 H8686
, zo stelden zij
H853
ze
H8432
in het midden
H168
der tent
H834
, welke
H1732
David
H5186 H8804
voor haar gespannen had
H7126 H8686
; en zij offerden
H5930
brandofferen
H8002
en dankofferen
H6440
voor het aangezicht
H430
Gods.
2
H1732
Als David
H5930
het brandoffer
H8002
en de dankofferen
H3615 H8762
geeindigd had
H4480
te
H5927 H8687
offeren
H1288 H8762
, zo zegende hij
H5971
het volk
H8034
in den Naam
H3068
des HEEREN.
3
H2505 H8762
En hij deelde
H3605 H376
een iegelijk
H3478
in Israel
H4480
, van
H376
den man
H5704
tot
H802
de vrouw
H376
, een iegelijk
H3603
een bol
H3899
broods
H829
, en een schoon stuk
H809
[vlees], en een fles [wijn].
4
H5414 H8799
En hij stelde
H6440
voor
H727
de ark
H3068
des HEEREN
H4480
[sommigen] uit
H3881
de Levieten
H8334 H8764
tot dienaars
H3068
, en dat, om den HEERE
H430
, den God
H3478
Israels
H2142 H8687
, te vermelden
H3034 H8687
, en te loven
H1984 H8763
, en te prijzen.
5
H623
Asaf
H7218
was het hoofd
H2148
, en Zecharja
H4932
de tweede
H3273
na hem; Jeiel
H8070
, en Semiramoth
H3171
, en Jehiel
H4993
, en Mattithja
H446
, en Eliab
H1141
, en Benaja
H5654
, en Obed-edom
H3273
, en Jeiel
H3627
, met instrumenten
H5035
der luiten
H3658
en met harpen
H623
; en Asaf
H8085 H8688
liet zich horen
H4700
met cimbalen;
6
H1141
Maar Benaja
H3166
en Jahaziel
H3548
, de priesters
H8548
, steeds
H2689
met trompetten
H6440
voor
H727
de ark
H1285
des verbonds
H430
van God.
7
H227
H1931
Te dienzelven
H3117
dage
H5414 H8804
gaf
H1732
David
H7218
ten eerste
H3068
[dezen] [psalm], om den HEERE
H3034 H8687
te loven
H3027
, door den dienst
H623
van Asaf
H251
, en zijn broederen.
8
H3034 H8685
Looft
H3068
den HEERE
H7121 H8798
, roept
H8034
Zijn Naam
H3045 H0
aan, maakt
H5949
Zijn daden
H3045 H8685
bekend
H5971
onder de volken.
9
H7891 H8798
Zingt
H2167 H8761
Hem, psalmzingt
H7878 H8798
Hem, spreekt aandachtelijk
H3605
van al
H6381 H8737
Zijn wonderwerken.
10
H1984 H8690
Roemt u
H8034
in den Naam
H6944
Zijner heiligheid
H3820
; dat zich het hart
H3068
dergenen, die den HEERE
H1245 H8764
zoeken
H8055 H8799
, verblijde.
11
H1875 H8798
Vraagt
H3068
naar den HEERE
H5797
en Zijn sterkte
H1245 H8761
, zoekt
H6440
Zijn aangezicht
H8548
geduriglijk.
12
H2142 H8798
Gedenkt
H6381 H8737
Zijner wonderwerken
H834
, die
H6213 H8804
Hij gedaan heeft
H4159
, Zijner wondertekenen
H4941
, en de oordelen
H6310
Zijns monds;
13
H2233
Gij, zaad
H3478
van Israel
H5650
, Zijn dienaar
H1121
, gij, kinderen
H3290
van Jakob
H972
, Zijn uitverkorenen!
14
H1931
Hij
H3068
is de HEERE
H430
, onze God
H4941
; Zijn oordelen
H3605
zijn over de gehele
H776
aarde.
15
H2142 H8798
Gedenkt
H5769
tot in der eeuwigheid
H1285
Zijns verbonds
H1697
, des woords
H6680 H8765
, [dat] Hij ingesteld heeft
H505
tot in het duizendste
H1755
geslacht;
16
H834
[Des] [verbonds], dat
H85
Hij met Abraham
H3772 H8804
heeft gemaakt
H7621
, en Zijns eeds
H3327
aan Izak;
17
H3290
Welken Hij ook aan Jakob
H5975 H8686
heeft gesteld
H2706
tot een inzetting
H3478
, [aan] Israel
H5769
tot een eeuwig
H1285
verbond;
18
H559 H8800
Zeggende
H776
: Ik zal u het land
H3667
Kanaan
H5414 H8799
geven
H2256
, een snoer
H5159
van ulieder erfdeel;
19
H4962
Als gij weinige mensen
H4557
in getal
H1961 H8800
waart
H4592
; ja, weinigen
H1481 H8802
en vreemdelingen daarin.
20
H1980 H8691
En zij wandelden
H4480
van
H1471
volk
H5704
tot
H1471
volk
H4480
, en van
H4467
het ene koninkrijk
H413
tot
H312
een ander
H5971
volk.
21
H3240 H0
Hij liet
H3808 H376
niemand
H3240 H8689
toe
H6231 H8800
hen te onderdrukken
H3198 H8686
; ook bestrafte Hij
H4428
koningen
H5921
om hunnentwil, [zeggende]:
22
H5060 H0
Tast
H4899
Mijn gezalfden
H408
niet
H5060 H8799
aan
H7489 H0
, en doet
H5030
Mijn profeten
H408
geen
H7489 H8686
kwaad.
23
H7891 H8798
Zingt
H3068
den HEERE
H3605
, gij, ganse
H776
aarde
H1319 H8761
, boodschapt
H3444
Zijn heil
H4480
van
H3117
dag
H413
tot
H3117
dag.
24
H5608 H8761
Vertelt
H3519
Zijn eer
H1471
onder de heidenen
H6381 H8737
, Zijn wonderwerken
H3605
onder alle
H5971
volken.
25
H3588
Want
H3068
de HEERE
H1419
is groot
H3966
, en zeer
H1984 H8794
te prijzen
H1931
, en Hij
H3372 H8737
is vreselijk
H5921
boven
H3605
alle
H430
goden.
26
H3588
Want
H3605
al
H430
de goden
H5971
der volken
H457
zijn afgoden
H3068
; maar de HEERE
H8064
heeft de hemelen
H6213 H8804
gemaakt.
27
H1935
Majesteit
H1926
en heerlijkheid
H6440
zijn voor Zijn aangezicht
H5797
, sterkte
H2304
en vrolijkheid
H4725
zijn in Zijn plaats.
28
H3051 H8798
Geeft
H3068
den HEERE
H4940
, gij, geslachten
H5971
der volken
H3051 H8798
, geeft
H3068
den HEERE
H3519
eer
H5797
en sterkte.
29
H3051 H8798
Geeft
H3068
den HEERE
H3519
de eer
H8034
Zijns Naams
H5375 H8798
, brengt
H4503
offer
H935 H8798
, en komt
H6440
voor Zijn aangezicht
H7812 H8690
; aanbidt
H3068
den HEERE
H1927
in de heerlijkheid
H6944
des heiligdoms.
30
H2342 H8798
Schrikt
H4480
voor
H6440
Zijn aangezicht
H3605
, gij, gehele
H776
aarde
H637
! Ook
H8398
zal de wereld
H3559 H8735
bevestigd worden
H1077
, dat zij niet
H4131 H8735
bewogen worde.
31
H8064
Dat de hemelen
H8055 H8799
zich verblijden
H776
, en de aarde
H1523 H8799
verheuge zich
H1471
, en dat men onder de heidenen
H559 H8799
zegge
H3068
: De HEERE
H4427 H8804
regeert.
32
H3220
Dat de zee
H7481 H8799
bruise
H4393
met haar volheid
H7704
, dat het veld
H5970 H8799
huppele van vreugde
H3605
, met al
H834
wat daarin is.
33
H227
Dan
H6086
zullen de bomen
H3293
des wouds
H7442 H8762
juichen
H4480
voor
H6440
het aangezicht
H3068
des HEEREN
H3588
, omdat
H935 H8804
Hij komt
H776
, om de aarde
H8199 H8800
te richten.
34
H3034 H8685
Looft
H3068
den HEERE
H3588
, want
H2896
Hij is goed
H3588
, want
H2617
Zijn goedertierenheid
H5769
is tot in eeuwigheid.
35
H559 H8798
En zegt
H3467 H8685
: Verlos
H430
ons, o God
H3468
onzes heils
H6908 H8761
, en verzamel
H5337 H8685
ons, en red
H4480
ons van
H1471
de heidenen
H6944
, dat wij Uw heiligen
H8034
Naam
H3034 H8687
loven
H8416
, en dat wij ons Uws lofs
H7623 H8692
roemen.
36
H1288 H8803
Geloofd
H3068
zij de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H4480
, van
H5769
eeuwigheid
H5704
tot
H5769
eeuwigheid
H3605
! En al
H5971
het volk
H559 H8799
zeide
H543
: Amen
H1984 H8763
! en het loofde
H3068
den HEERE.
37
H5800 H8799
Alzo liet hij
H6440
daar, voor
H727
de ark
H1285
des verbonds
H3068
des HEEREN
H623
, Asaf
H251
en zijn broederen
H8548
, om geduriglijk
H8334 H8763
te dienen
H6440
voor
H727
de ark
H3117
, naardat op elken
H3117
dag
H1697
besteld was.
38
H5654
Obed-edom
H251
nu, met hunlieder broederen
H8083
, waren acht
H8346
en zestig
H5654
; en [hij] [stelde] Obed-edom
H1121
, den zoon
H3038
van Jeduthun
H2621
, en Hosa
H7778
, tot poortiers;
39
H3548
En den priester
H6659
Zadok
H251
, en zijn broederen
H3548
, de priesters
H6440
, voor
H4908
den tabernakel
H3068
des HEEREN
H1116
op de hoogte
H834
, welke
H1391
te Gibeon is;
40
H3068
Om den HEERE
H5930
de brandofferen
H8548
geduriglijk
H5927 H8687
te offeren
H5921
op
H4196 H5930
het brandofferaltaar
H1242
, des morgens
H6153
en des avonds
H3605
; en zulks naar alles
H3789 H8803
, wat er geschreven staat
H8451
in de wet
H3068
des HEEREN
H834
, die
H5921
Hij
H3478
Israel
H6680 H8765
geboden had.
41
H5973
En met
H1968
hen Heman
H3038
en Jeduthun
H7605
, en de overige
H1305 H8803
uitgelezenen
H834
, die
H8034
met namen
H5344 H8738
uitgedrukt zijn
H3068
om den HEERE
H3034 H8687
te loven
H3588
; want
H2617
Zijn goedertierenheid
H5769
is tot in der eeuwigheid.