1
H1121
Mijn zoon
H8104 H8798
, bewaar
H561
mijn redenen
H6845 H0
, en leg
H4687
mijn geboden
H6845 H8799
bij u weg.
2
H8104 H8798
Bewaar
H4687
mijn geboden
H2421 H8798
, en leef
H8451
, en mijn wet
H380
als den appel
H5869
uwer ogen.
3
H7194 H8798
Bind
H676
ze aan uw vingeren
H3789 H8798
, schrijf
H3871
ze op de tafels
H3820
uws harten.
4
H559 H8798
Zeg
H2451
tot de wijsheid
H269
: Gij zijt mijn zuster
H7121 H8799
; en heet
H998
het verstand
H4129
uw bloedvriend;
5
H8104 H8800
Opdat zij u bewaren
H2114 H8801
voor een vreemde
H802
vrouw
H5237
, voor de onbekende
H561
, [die] met haar redenen
H2505 H8689
vleit.
7
H7200 H8799
En ik zag
H6612
onder de slechten
H995 H8799
; ik merkte
H1121
onder de jonge gezellen
H2638 H3820
een verstandelozen
H5288
jongeling;
8
H5674 H8802
Voorbijgaande
H7784
op de straat
H681
, nevens
H6434
haar hoek
H6805 H8799
, en hij trad
H1870
op den weg
H1004
van haar huis.
9
H5399
In de schemering
H6153
, in den avond
H3117
des daags
H380
, in den zwarten
H3915
nacht
H653
en de donkerheid;
10
H802
En ziet, een vrouw
H7125 H8800
ontmoette
H7897 H2181 H8802
hem in hoerenversiersel
H3820
, en met het hart
H5341 H8803
op haar hoede;
11
H1993 H8802
Deze was woelachtig
H5637 H8802
en wederstrevig
H7272
, haar voeten
H7931 H8799
bleven
H1004
in haar huis niet;
12
H6471
Nu
H2351
buiten
H6471
, dan
H7339
op de straten
H681
zijnde, en bij
H6438
alle hoeken
H693 H8799
loerende;
13
H2388 H8689
En zij greep hem aan
H5401 H8804
, en kuste
H5810 H8689
hem; zij sterkte
H6440
haar aangezicht
H559 H8799
, en zeide tot hem:
15
H3318 H8804
Daarom ben ik uitgegaan
H7125 H8800
u tegemoet
H6440
, om uw aangezicht
H7836 H8763
naarstiglijk te zoeken
H4672 H8799
, en ik heb u gevonden.
16
H6210
Ik heb mijn bedstede
H4765
met tapijtsieraad
H7234 H8804
toegemaakt
H2405
, met uitgehouwen
H330
werken, met fijn linnen
H4714
van Egypte;
17
H4904
Ik heb mijn leger
H4753
met mirre
H174
, aloe
H7076
en kaneel
H5130 H8804
welriekende gemaakt;
18
H3212 H8798
Kom
H7301 H8799
, laat ons dronken worden
H1730
van minnen
H1242
tot den morgen
H5965 H8691
toe; laat ons ons vrolijk maken
H159
in grote liefde.
19
H376
Want de man
H1004
is niet in zijn huis
H7350
, hij is een verren
H1870
weg
H1980 H8804
getogen;
20
H6872
Hij heeft een bundel
H3701
gelds
H3027
in zijn hand
H3947 H8804
genomen
H3677
; ten bestemden
H3117
dage
H1004
zal hij naar zijn huis
H935 H8799
komen.
21
H5186 H8689
Zij bewoog
H7230
hem door de veelheid
H3948
van haar onderricht
H5080 H8686
, zij dreef hem aan
H2506
door het gevlei
H8193
harer lippen.
22
H1980 H8802
Hij ging
H6597
haar straks
H310
achterna
H7794
, gelijk een os
H2874
ter slachting
H935 H8799
gaat
H191
, en gelijk een dwaas
H4148
tot de tuchtiging
H5914
der boeien.
23
H2671
Totdat hem de pijl
H3516
zijn lever
H6398 H8762
doorsneed
H6833
; gelijk een vogel
H4116 H8763
zich haast
H6341
naar den strik
H3045 H8804
, en niet weet
H5315
, dat dezelve tegen zijn leven is.
24
H1121
Nu dan, kinderen
H8085 H8798
, hoort
H7181 H8685
naar mij, en luistert
H561
naar de redenen
H6310
mijns monds.
25
H3820
Laat uw hart
H1870
tot haar wegen
H7847 H8799
niet wijken
H8582 H8799
, dwaalt
H5410
niet op haar paden.