1
H3588
Gewisselijk
H3426
, er is
H3701
voor het zilver
H4161
een uitgang
H4725
, en een plaats
H2091
voor het goud
H2212 H8799
, dat zij smelten.
2
H1270
Het ijzer
H4480
wordt uit
H6083
stof
H3947 H8714
genomen
H68
, en [uit] steen
H5154
wordt koper
H6694 H8799
gegoten.
3
H7093
Het einde
H7760 H8804
, [dat] [God] gesteld heeft
H2822
voor de duisternis
H3605
, en al
H8503
het uiterste
H2713 H8802
onderzoekt
H1931
hij
H68
; het gesteente
H652
der donkerheid
H6757
en der schaduw des doods.
4
H6555 H0
Breekt
H5158
er een beek
H6555 H8804
door
H4480 H5973
, bij
H1481 H8802
dengene, die daar woont
H7911 H8737
, [de] [wateren] vergeten zijnde
H4480
van
H7272
den voet
H4480
, worden van
H582
den mens
H1809 H8804
uitgeput
H5128 H8804
, [en] gaan weg.
5
H4480
Uit
H776
de aarde
H3318 H0
komt
H3899
het brood
H3318 H8799
voort
H8478
, en onder
H2015 H8738
zich wordt zij veranderd
H3644
, alsof
H784
zij vuur ware.
6
H68
Haar stenen
H4725
zijn de plaats
H5601
van den saffier
H6083
, en zij heeft stofjes
H2091
van goud.
7
H5861
De roofvogel
H5410
heeft het pad
H3808
niet
H3045 H8804
gekend
H5869
, en het oog
H344
der kraai
H3808
heeft het niet
H7805 H8804
gezien.
8
H1121
De jonge
H7830
hoogmoedige dieren
H3808
hebben het niet
H1869 H8689
betreden
H7826
, de felle leeuw
H5921
is daarover
H3808
niet
H5710 H8804
heengegaan.
9
H7971 H8804
Hij legt
H3027
zijn hand
H2496
aan de keiachtige
H2015 H0
[rots], hij keert
H2022
de bergen
H4480
van
H8328
den wortel
H2015 H8804
om.
10
H6697
In de rotsstenen
H1234 H0
houwt hij
H2975
stromen
H1234 H8765
uit
H5869
, en zijn oog
H7200 H8804
ziet
H3605
al
H3366
het kostelijke.
11
H2280 H0
Hij bindt
H5104
de rivier
H2280 H8765
toe
H4480
, dat niet
H1065
een traan
H8587
uitkomt, en het verborgene
H3318 H8686
brengt hij uit
H216
in het licht.
12
H2451
Maar de wijsheid
H4480
, van
H370
waar
H4672 H8735
zal zij gevonden worden
H335 H2088
? En waar
H4725
is de plaats
H998
des verstands?
13
H582
De mens
H3045 H8804
weet
H6187
haar waarde
H3808
niet
H3808
, en zij wordt niet
H4672 H8735
gevonden
H776
in het land
H2416
der levenden.
14
H8415
De afgrond
H559 H8804
zegt
H1931
: Zij
H369
is in mij niet
H3220
; en de zee
H559 H8804
zegt
H369
: Zij is niet
H5973
bij mij.
15
H5458
Het gesloten goud
H8478
kan voor
H3808
haar niet
H5414 H8714
gegeven worden
H3701
, en met zilver
H4242
kan haar prijs
H3808
niet
H8254 H8735
worden opgewogen.
16
H3808
Zij kan niet
H5541 H8792
geschat worden
H3800
tegen fijn goud
H211
van Ofir
H3368
, tegen den kostelijken
H7718
Schoham
H5601
, en den Saffier.
17
H2091
Men kan het goud
H2137
of het kristal
H3808
haar niet
H6186 H8799
gelijk waarderen
H8545
; ook is zij [niet] te verwisselen
H3627
voor een kleinood
H6337
van dicht goud.
18
H7215
De Ramoth
H1378
en Gabisch
H3808
zal niet
H2142 H8735
gedacht worden
H4901
; want de trek
H2451
der wijsheid
H4480
is meerder dan
H6443
der Robijnen.
19
H6357
Men kan de Topaas
H3568
van Morenland
H3808
haar niet
H6186 H8799
gelijk waarderen
H2889
; en bij het fijn louter
H3800
goud
H3808
kan zij niet
H5541 H8792
geschat worden.
20
H2451
Die wijsheid
H4480
dan, van
H370
waar
H935 H8799
komt zij
H335 H2088
, en waar
H4725
is de plaats
H998
des verstands?
21
H5956 H8738
Want zij is verholen
H4480
voor
H5869
de ogen
H3605
aller
H2416
levenden
H4480
, en voor
H5775
het gevogelte
H8064
des hemels
H5641 H8738
is zij verborgen.
22
H11
Het verderf
H4194
en de dood
H559 H8804
zeggen
H8088
: Haar gerucht
H241
hebben wij met onze oren
H8085 H8804
gehoord.
24
H3588
Want
H1931
Hij
H5027 H8686
schouwt
H7098
tot aan de einden
H776
der aarde
H7200 H8799
, Hij ziet
H8478
onder
H3605
al
H8064
de hemelen.
25
H7307
Als Hij den wind
H4948
het gewicht
H6213 H8800
maakte
H4325
, en de wateren
H8505 H8765
opwoog
H4060
in mate;
26
H4306
Als Hij den regen
H2706
een gezette orde
H6213 H8800
maakte
H1870
, en een weg
H2385
voor het weerlicht
H6963
der donderen;