Isaiah 59:12 Cross References - DSV_Strongs
Ezra 9:6
6
H559 H8799
En ik zeide
H430
: Mijn God
H954 H8804
, ik ben beschaamd
H3637 H8738
en schaamrood
H6440
, om mijn aangezicht
H413
tot
H7311 H8687
U op te heffen
H430
, mijn God
H3588
; want
H5771
onze ongerechtigheden
H7235 H8804
zijn vermenigvuldigd
H4605
tot boven
H7218
[ons] hoofd
H819
, en onze schuld
H1431 H8804
is groot geworden
H5704
tot aan
H8064
den hemel.
Ezra 9:13
13
H310
En na
H3605
alles
H5921
, wat over
H935 H8802
ons gekomen is
H7451
, om onze boze
H4639
werken
H1419
, en om onze grote
H819
schuld
H3588
, omdat
H859
Gij
H430
, o onze God
H2820 H8804
! belet hebt
H4295
, [dat] [wij] [niet] te onder
H4480
zijn vanwege
H5771
onze ongerechtigheid
H6413
, en hebt ons een ontkoming
H5414 H8804
gegeven
H2063
, als deze is;
Nehemiah 9:33
Isaiah 1:4
4
H1945
Wee
H2398 H8802
het zondige
H1471
volk
H5971
, het volk
H3515
van zware
H5771
ongerechtigheid
H2233
, het zaad
H7489 H8688
der boosdoeners
H7843 H8688
, de verdervende
H1121
kinderen
H853
! Zij hebben den
H3068
HEERE
H5800 H8804
verlaten
H853
, zij hebben den
H6918
Heilige
H3478
Israels
H5006 H8765
gelasterd
H2114 H8738
, zij hebben zich vervreemd
H268
, [wijkende] achterwaarts.
Isaiah 3:9
Jeremiah 3:2
2
H5375 H8798
Hef
H5869
uw ogen
H8205
op naar de hoge plaatsen
H7200 H8798
, en zie toe
H375
, waar
H7693 H8795 H8676 H7901 H8795
zijt gij niet beslapen
H3427 H8804
? Gij hebt voor hen gezeten
H1870
aan de wegen
H6163
, als een Arabier
H4057
in de woestijn
H776
; alzo hebt gij het land
H2610 H8686
ontheiligd
H2184
met uw hoererijen
H7451
en met uw boosheid.
Jeremiah 5:3-9
3
H3068
O HEERE
H5869
! [zien] Uw ogen
H530
niet naar waarheid
H5221 H8689
? Gij hebt hen geslagen
H2342 H8804
, maar zij hebben geen pijn gevoeld
H3615 H8765
; Gij hebt hen verteerd
H3985 H8765
, [maar] zij hebben geweigerd
H4148
de tucht
H3947 H8800
aan te nemen
H6440
; zij hebben hun aangezichten
H2388 H8765
harder gemaakt
H5553
dan een steenrots
H3985 H8765
, zij hebben geweigerd
H7725 H8800
zich te bekeren.
4
H559 H8804
Doch ik zeide
H1800
: Zekerlijk, deze zijn arm
H2973 H8738
; zij handelen zottelijk
H1870
, omdat zij den weg
H3068
des HEEREN
H4941
, het recht
H430
hun Gods
H3045 H8804
niet weten.
5
H3212 H8799
Ik zal gaan
H1419
tot de groten
H1696 H8762
, en met hen spreken
H3045 H8804
, want die weten
H1870
den weg
H3068
des HEEREN
H4941
, het recht
H430
huns Gods
H3162
; maar zij hadden te zamen
H5923
het juk
H7665 H8804
verbroken
H4147
, [en] de banden
H5423 H8765
verscheurd.
6
H738
Daarom heeft hen een leeuw
H3293
uit het woud
H5221 H8689
verslagen
H2061
, een wolf
H6160
der wildernissen
H7703 H8799
zal hen verwoesten
H5246
; een luipaard
H8245 H8802
waakt
H5892
tegen hun steden
H2007
; al wie uit dezelve
H3318 H8802
uitgaat
H2963 H8735
, zal verscheurd worden
H6588
; want hun overtredingen
H7231 H8804
zijn vermenigvuldigd
H4878
, hun afkeringen
H6105 H8804
zijn machtig veel geworden.
7
H335
Hoe
H2063
zou Ik over zulks
H5545 H8799
u vergeven
H1121
? Uw kinderen
H5800 H8804
verlaten
H7650 H8735
Mij, en zweren
H3808
bij hen, die geen
H430
God
H7650 H8686
zijn; als Ik hen verzadigd heb
H5003 H8799
, zo bedrijven zij overspel
H1413 H8704
, en verzamelen bij hopen
H2181 H8802 H1004
in het hoerenhuis.
Jeremiah 5:25-29
25
H5771
Uw ongerechtigheden
H5186 H8689
wenden die dingen af
H2403
, en uw zonden
H4513 H8804
weren
H2896
dat goede van ulieden.
26
H5971
Want onder Mijn volk
H7563
worden goddelozen
H4672 H8738
gevonden
H7789 H8799
; een ieder van hen loert
H3353
, gelijk zich de vogelvangers
H7918 H8800
schikken
H5324 H8689
; zij zetten
H4889
een verderfelijken strik
H3920 H8799
, zij vangen
H582
de mensen.
27
H3619
Gelijk een kouw
H4392
vol
H5775
is van gevogelte
H1004
, alzo zijn hun huizen
H4392
vol
H4820
van bedrog
H1431 H8804
; daarom zijn zij groot
H6238 H8686
en rijk geworden.
28
H8080 H8804
Zij zijn vet
H6245 H8804
, zij zijn glad
H1697
, zelfs de daden
H7451
der bozen
H5674 H8804
gaan zij te boven
H1779
; de rechtzaak
H1777 H8804
richten zij
H3490
niet, [zelfs] de rechtzaak des wezen
H6743 H8686
, nochtans zijn zij voorspoedig
H8199 H8804
; ook oordelen zij
H4941
het recht
H34
der nooddruftigen niet.
Jeremiah 7:8-10
Jeremiah 14:7
Ezekiel 5:6
6
H4941
Doch zij heeft Mijn rechten
H4784 H8686
veranderd
H7564
in goddeloosheid
H1471
meer dan de heidenen
H2708
, en Mijn inzettingen
H776
meer dan de landen
H5439
, die rondom
H4941
haar zijn; want zij hebben Mijn rechten
H3988 H8804
verworpen
H2708
, en in Mijn inzettingen
H1980 H8804
hebben zij niet gewandeld.
Ezekiel 7:23
Ezekiel 8:8-16
8
H559 H8799
En Hij zeide
H1121 H120
tot mij: Mensenkind
H2864 H8798
, graaf
H7023
nu in dien wand
H2864 H8799
. En ik groef
H7023
in dien wand
H259
, en ziet, daar was een
H6607
deur.
9
H559 H8799
Toen zeide Hij
H935 H8798
tot mij: Ga in
H7200 H8798
, en zie
H7451
de boze
H8441
gruwelen
H6213 H8802
, die zij hier doen.
10
H935 H8799
Zo ging ik in
H7200 H8799
, en ik zag
H8403
, en ziet, er was alle beeltenis
H7431
van kruipende dieren
H8263
en verfoeilijke
H929
beesten
H1544
, en van alle drekgoden
H1004
van het huis
H3478
Israels
H5439
, geheel rondom
H7023
aan den wand
H2707 H8794
gemaald.
11
H7657
En zeventig
H376
mannen
H2205
uit de oudsten
H1004
van het huis
H3478
Israels
H2970
, met Jaazanja
H1121
, den zoon
H8227
van Safan
H5975 H8802
, staande
H8432
in het midden
H5975 H8802
van hen, stonden
H6440
voor hun aangezichten
H376
; en een ieder
H4730
[had] zijn rookvat
H3027
in zijn hand
H6282
, en een overvloedige
H6051
wolk
H7004
des reukwerks
H5927 H8802
ging op.
12
H559 H8799
Toen zeide Hij
H7200 H8804
tot mij: Hebt gij gezien
H1121 H120
, mensenkind
H2205
, wat de oudsten
H1004
van het huis
H3478
Israels
H6213 H8802
doen
H2822
in de duisternis
H376
, een ieder
H4906
in zijn gebeelde
H2315
binnenkameren
H559 H8802
? want zij zeggen
H3068
: De HEERE
H7200 H8802
ziet
H3068
ons niet, de HEERE
H776
heeft het land
H5800 H8804
verlaten.
13
H559 H8799
En Hij zeide
H7725 H8799
tot mij: Gij zult nog wederom
H1419
grote
H8441
gruwelen
H7200 H8799
zien
H6213 H8802
, die zij doen.
14
H935 H8686
En Hij bracht
H6607
mij tot de deur
H8179
der poort
H1004
van het huis
H3068
des HEEREN
H6828
, die naar het noorden
H3427 H8802
is, en ziet, daar zaten
H802
vrouwen
H1058 H8764
, bewenende
H8542
den Thammuz.
15
H559 H8799
En Hij zeide
H1121 H120
tot mij: Hebt gij, mensenkind
H7200 H8804
, [dat] gezien
H7725 H8799
? Gij zult nog wederom
H1419
grotere
H8441
gruwelen
H7200 H8799
zien dan deze.
16
H935 H8686
En Hij bracht
H6442
mij tot het binnenste
H2691
voorhof
H1004
van het huis
H3068
des HEEREN
H6607
; en ziet, [aan] de deur
H1964
van den tempel
H3068
des HEEREN
H197
, tussen het voorhuis
H4196
en tussen het altaar
H2568
, waren omtrent vijf
H6242
en twintig
H376
mannen
H268
; hun achterste
H1964
[leden] waren naar den tempel
H3068
des HEEREN
H6440
, en hun aangezichten
H6924
naar het oosten
H7812 H8693
, en deze bogen zich neder
H6924
naar het oosten
H8121
voor de zon.
Ezekiel 16:51-52
51
H8111
Samaria
H2677
ook heeft naar de helft
H2403
uwer zonden
H2398 H8804
niet gezondigd
H8441
; en gij hebt uw gruwelen
H2007
meer dan zij
H7235 H8686
vermenigvuldigd
H269
, en hebt uw zusters
H6663 H8762
gerechtvaardigd
H8441
door al uw gruwelen
H6213 H8804
, die gij gedaan hebt.
52
H5375 H8798
Draag gij
H3639
[dan] ook uw schande
H269
, gij, die voor uw zusteren
H6419 H8765
geoordeeld hebt
H2403
door uw zonden
H8581 H8689
, die gij gruwelijker gemaakt hebt
H2004
dan zij
H6663 H8799
; zij zijn rechtvaardiger
H954 H8798
dan gij; wees gij dan ook beschaamd
H5375 H8798
, en draag
H3639
uw schande
H269
, omdat gij uw zusters
H6663 H8763
gerechtvaardigd hebt.
Ezekiel 22:2-12
2
H1121 H120
Gij nu, mensenkind
H1818 H5892
, zoudt gij der bloedstad
H8199 H8799
recht geven
H8199 H8799
? Zoudt gij haar recht geven
H3045 H8689
? Ja, maak haar bekend
H8441
al haar gruwelen.
3
H559 H8804
En zeg
H559 H8804
: Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H5892
: O stad
H8432
, die in haar midden
H1818
bloed
H8210 H8802
vergiet
H6256
, opdat haar tijd
H935 H8800
kome
H1544
, en drekgoden
H6213 H8804
tegen zichzelve maakt
H2930 H8800
, om zich te verontreinigen!
4
H1818
Door uw bloed
H8210 H8804
, dat gij vergoten hebt
H816 H8804
, zijt gij schuldig geworden
H1544
, en met uw drekgoden
H6213 H8804
, die gij gemaakt hebt
H2930 H8804
, hebt gij u verontreinigd
H3117
, en hebt uw dagen
H7126 H8686
doen naderen
H8141
, en zijt tot uw jaren
H935 H8799
gekomen
H1471
; daarom heb Ik u den heidenen
H5414 H8804
overgegeven
H2781
[tot] een smaad
H776
, en allen landen
H7048
[tot] een spot.
5
H7138
Die nabij
H7350
en verre
H7046 H8691
van u zijn, zullen u bespotten
H2931
, gij onreine
H8034
van naam
H7227
en vol
H4103
van onrust!
6
H5387
Ziet, de vorsten
H3478
Israels
H376
zijn in u geweest, een ieder
H2220
naar zijn kracht
H1818
, om bloed
H8210 H8800
te vergieten.
7
H1
Vader
H517
en moeder
H7043 H8689
hebben zij in u licht geacht
H1616
; met den vreemdeling
H8432
hebben zij in het midden
H6233
van u door verdrukking
H6213 H8804
gehandeld
H3490
; zij hebben in u den wees
H490
en de weduwe
H3238 H8689
verdrukt.
8
H6944
Mijn heilige dingen
H959 H8804
hebt gij veracht
H7676
, en Mijn sabbatten
H2490 H8765
hebt gij ontheiligd.
9
H582 H7400
Achterklappers
H1818
zijn in u geweest om bloed
H8210 H8800
te vergieten
H2022
, en in u hebben zij op de bergen
H398 H8804
gegeten
H2154
, zij hebben schandelijkheid
H8432
in het midden
H6213 H8804
van u gedaan.
10
H6172
Men heeft de schaamte
H1
des vaders
H1540 H8765
in u ontdekt
H2931
; die onrein
H5079
was door afzondering
H6031 H8765
, hebben zij in u verkracht.
11
H376
Daartoe heeft de een
H8441
gruwel
H6213 H8804
gedaan
H7453
met zijns naasten
H802
huisvrouw
H376
, en een ander
H3618
heeft zijns zoons vrouw
H2154
met schandelijkheid
H2930 H8765
verontreinigd
H376
; nog een ander
H269
heeft in u zijn zuster
H1
, zijns vaders
H1323
dochter
H6031 H8765
; verkracht.
12
H7810
Zij hebben geschenken
H3947 H8804
in u genomen
H1818
, om bloed
H8210 H8800
te vergieten
H5392
; woeker
H8636
en overwinst
H3947 H8804
hebt gij genomen
H1214 H8762
, en gij hebt gierigheid gepleegd
H7453
aan uw naaste
H6233
door verdrukking
H7911 H8804
; maar gij hebt Mijner vergeten
H5002 H8803
, spreekt
H136
de Heere
H3069
HEERE.
Ezekiel 22:24-30
24
H1121 H120
Mensenkind
H559 H8798
, zeg
H776
tot haar; Gij zijt een land
H2891 H8794
, dat niet gereinigd is
H1656
, [dat] zijn plasregen
H3117
niet [heeft] [gehad] ten dage
H2195
der gramschap.
25
H7195
De verbintenis
H5030
harer profeten
H8432
is in het midden
H7580 H8802
van haar als een brullende
H738
leeuw
H2964
, die een roof
H2963 H8802
rooft
H398 H8804
; zij eten
H5315
de zielen
H2633
op, den schat
H3366
en het kostelijke
H3947 H8799
nemen zij weg
H490
; haar weduwen
H7235 H8689
vermenigvuldigen zij
H8432
in het midden van haar.
26
H3548
Haar priesters
H8451
doen Mijn wet
H2554 H8804
geweld aan
H2490 H8762
, en zij ontheiligen
H6944
Mijn heilige dingen
H6944
; tussen het heilige
H2455
en het onheilige
H914 H8689
maken zij geen onderscheid
H2931
, en [het] [verschil] tussen het onreine
H2889
en reine
H3045 H8689
geven zij niet te kennen
H5956 H8689
; daartoe verbergen zij
H5869
hun ogen
H7676
van Mijn sabbatten
H8432
; ja, Ik word in het midden
H2490 H8735
van hen ontheiligd.
27
H8269
Haar vorsten
H7130
zijn in het midden
H2061
van haar als wolven
H2964
, die een roof
H2963 H8802
roven
H1818
, om bloed
H8210 H8800
te vergieten
H5315
, [en] om zielen
H6 H8763
te verderven
H1215
; opdat zij gierigheid
H1214 H8800
zouden plegen.
28
H5030
Haar profeten
H2902 H8804
nu pleisteren
H8602
hen met loze
H2374
kalk; ziende
H7723
ijdelheid
H3577
en hun leugen
H7080 H8802
voorzeggende
H559 H8802
, zeggende
H559 H8804
: Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H3068
! en de HEERE
H1696 H8765
heeft niet gesproken.
Ezekiel 23:2-49
2
H1121 H120
Mensenkind
H8147
! daar waren twee
H802
vrouwen
H1323
, dochteren
H259
van een
H517
moeder.
3
H2181 H8799
Dezen hoereerden
H4714
in Egypte
H5271
; in haar jeugd
H2181 H8804
hoereerden zij
H7699
; daar werden haar borsten
H4600 H8795
gedrukt
H1717
, en daar werden de tepelen
H1331
haars maagdoms
H6213 H8765
betast.
4
H8034
Haar namen
H170
nu waren: Ohola
H1419
, de grootste
H172
, en Oholiba
H269
, haar zuster
H3205 H8799
; en zij werden de Mijne, en baarden
H1121
zonen
H1323
en dochteren
H8034
; dit waren haar namen
H8111
: Samaria
H170
is Ohola
H3389
, en Jeruzalem
H172
Oholiba.
5
H170
Ohola
H2181 H8799
nu hoereerde
H8478
, zijnde onder
H5689 H8799
Mij; en zij werd verliefd
H157 H8764
op haar boelen
H804
, op de Assyriers
H7138
, die nabij waren;
6
H3847 H8803
Bekleed
H8504
met hemelsblauw
H6346
, vorsten
H5461
en overheden
H2531
, altemaal gewenste
H970
jongelingen
H6571
, ruiteren
H7392 H8802
, rijdende
H5483
op paarden.
7
H5414 H8799
Alzo dreef zij
H8457
haar hoererijen
H4005
met dezelve, die allen de keure
H1121
der kinderen
H804
van Assur
H5689 H8804
waren; en met allen, op dewelke zij verliefd was
H1544
, met al derzelver drekgoden
H2930 H8738
, verontreinigde zij zich.
8
H5800 H8804
Zij verliet
H8457
ook haar hoererijen
H4714
niet, [gebracht] uit Egypte
H5271
; want zij hadden bij haar in haar jeugd
H7901 H8804
gelegen
H1717
, en zij hadden de tepelen
H1331
haars maagdoms
H6213 H8765
betast
H8457
, en zij hadden hun hoererij
H8210 H8799
over haar uitgestort.
9
H5414 H8804
Daarom gaf Ik
H3027
haar in de hand
H157 H8764
van haar boelen
H3027
over, in de hand
H1121
der kinderen
H804
van Assur
H5689 H8804
, op dewelke zij verliefd was.
10
H1540 H8765
Dezen ontdekten
H6172
haar schaamte
H1121
, haar zonen
H1323
en haar dochteren
H3947 H8804
namen zij weg
H2026 H8804
, maar haar doodden zij
H2719
met het zwaard
H8034
; en zij kreeg een naam
H802
onder de vrouwen
H8196
, nadat men gerichten
H6213 H8804
over haar geoefend had.
11
H269
Als haar zuster
H172
, Oholiba
H7200 H8799
, [dit] zag
H7843 H8686
, zo verdierf zij
H5691
haar minne
H8457
nog meer dan zij, en haar hoererijen
H2183
meer dan de hoererijen
H269
van haar zuster.
12
H5689 H8804
Zij werd verliefd
H1121
op de kinderen
H804
van Assur
H6346
, de vorsten
H5461
en overheden
H7138
, die nabij
H3847 H8803
waren, bekleed
H4358
met volkomen sieraad
H6571
, ruiteren
H7392 H8802
, rijdende
H5483
op paarden
H2531
, altemaal gewenste
H970
jongelingen.
13
H7200 H8799
Toen zag Ik
H2930 H8738
, dat zij verontreinigd was
H8147
; zij hadden beiden
H259
enerlei
H1870
weg.
14
H3254 H0
Ja, zij deed
H8457
tot haar hoererijen
H3254 H8686
nog meer toe
H2707 H8794
; want toen zij geschilderde
H582
mannen
H7023
aan den wand
H7200 H8799
zag
H6754
, de beelden
H3778
der Chaldeen
H2710 H8803
, geschilderd
H8350
met menie,
15
H2289
Gegord
H232
met een gordel
H4975
aan hun lenden
H5628 H8803
, hebbende overvloedig
H2871
geverfde
H7218
[hoeden] op hun hoofden
H4758
, die allen in het aanzien
H7991
hoofdmannen
H1823
waren, [naar] de gelijkenis
H1121
der kinderen
H894
van Babel
H3778
, van Chaldea
H776
, het land
H4138
hunner geboorte;
16
H5689 H8799
Zo werd zij op dezelve verliefd
H4758
met het opzien
H5869
van haar ogen
H7971 H8799
, en zij zond
H4397
boden
H3778
tot hen, naar Chaldea.
17
H1121
De kinderen
H894
van Babel
H935 H8799
nu kwamen
H4904
tot haar in tot het leger
H1730
der minne
H2930 H8762
, en verontreinigden
H8457
haar met hun hoererij
H2930 H8799
; ook verontreinigde zij zich
H5315
met hen; daarna werd haar ziel
H3363 H8799
van hen afgetrokken.
18
H1540 H8762
Alzo ontdekte zij
H8457
haar hoererijen
H1540 H8762
, en ontdekte
H6172
haar schaamte
H5315
; toen werd Mijn ziel
H3363 H8799
van haar afgetrokken
H5315
, gelijk als Mijn ziel
H5361 H8804
was afgetrokken
H269
van haar zuster.
19
H7235 H8686
Doch zij vermenigvuldigde
H8457
haar hoererijen
H2142 H8800
, gedenkende
H3117
aan de dagen
H5271
van haar jeugd
H2181 H8804
, als zij gehoereerd had
H776
in het land
H4714
van Egypte.
20
H5689 H8799
En zij werd verliefd
H6370
meer dan derzelver bijwijven
H1320
, welker vlees
H1320
is [als] het vlees
H2543
der ezelen
H2231
, en welker vloed
H2231
is [als] de vloed
H5483
der paarden.
21
H6485 H8799
Alzo hebt gij weder opgehaald
H2154
de schandelijke daad
H5271
uwer jeugd
H4714
, als die van Egypte
H1717
uw tepelen
H6213 H8800
betastten
H7699
, vanwege de borsten
H5271
uwer jeugd.
22
H172
Daarom, o Oholiba
H559 H8804
! alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H157 H8764
: Zie, Ik zal uw boelen
H5315
, van welke uw ziel
H5361 H8804
is afgetrokken
H5782 H8688
, tegen u verwekken
H5439
, en Ik zal hen van rondom
H935 H8689
tegen u aanbrengen.
23
H1121
De kinderen
H894
van Babel
H3778
en alle Chaldeen
H6489
, Pekod
H7772
, en Soa
H6970
, en Koa
H1121
, [en] alle kinderen
H804
van Assur
H2531
met hen; gewenste
H970
jongelingen
H6346
, die allen vorsten
H5461
en overheden
H7991
zijn, hoofdmannen
H7121 H8803
en vermaarde
H5483
[lieden], die allen te paard
H7392 H8802
rijden.
24
H935 H8804
Die zullen tegen u komen
H2021
[met] karren
H7393
, wagenen
H1534
en wielen
H6951
, en met een vergadering
H5971
van volken
H6793
, rondassen
H4043
, en schilden
H6959
, en helmen
H5439
; zij zullen zich rondom
H7760 H8799
tegen u zetten
H6440
; en Ik zal voor hun aangezicht
H4941
het gericht
H5414 H8804
stellen
H8199 H8804
, en zij zullen u richten
H4941
naar hun rechten.
25
H7068
En Ik zal Mijn ijver
H5414 H8804
tegen u zetten
H2534
, dat zij in grimmigheid
H6213 H8804
met u zullen handelen
H639
; zij zullen uw neus
H241
en uw oren
H5493 H8686
afnemen
H319
, en het laatste
H2719
van u zal door het zwaard
H5307 H8799
vallen
H1121
; zij zullen uw zonen
H1323
en uw dochteren
H3947 H8799
wegnemen
H319
, en het laatste
H784
van u zal door het vuur
H398 H8735
verteerd worden.
26
H899
Zij zullen u ook uw klederen
H6584 H8689
uittrekken
H8597 H3627
, en uw sieraadtuig
H3947 H8804
wegnemen.
27
H2154
Zo zal Ik uw schandelijkheid
H7673 H8689
van u doen ophouden
H2184
, mitsgaders uw hoererij
H776 H4714
, [gebracht] uit Egypteland
H5869
; en gij zult uw ogen
H5375 H8799
naar hen niet opheffen
H4714
, en aan Egypte
H2142 H8799
niet meer gedenken.
28
H559 H8804
Want alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H5414 H8802
: Zie, Ik zal u overgeven
H3027
in de hand
H8130 H8804
dergenen, die gij haat
H3027
, in de hand
H5315
dergenen, van dewelken uw ziel
H5361 H8804
is afgetrokken.
29
H6213 H8804
Die zullen met u handelen
H8135
uit haat
H3018
, en al uw arbeid
H3947 H8804
wegnemen
H5903
, en u naakt
H6181
en bloot
H5800 H8804
laten
H6172 H2183
, dat uw hoerenschaamte
H1540 H8738
ontdekt worde
H2154
, mitsgaders uw schandelijkheid
H8457
en uw hoererijen.
30
H6213 H8800
Deze dingen zal men u doen
H1471
, dewijl gij de heidenen
H2181 H8800 H310
nagehoereerd hebt
H1544
, [en] omdat gij u met hun drekgoden
H2930 H8738
verontreinigd hebt.
31
H1870
In den weg
H269
uwer zuster
H1980 H8804
hebt gij gewandeld
H3563
, daarom zal Ik haar beker
H3027
in uw hand
H5414 H8804
geven.
32
H559 H8804
Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H3563
: Gij zult den beker
H269
uwer zuster
H8354 H8799
drinken
H6013
, die diep
H7342
en wijd
H6712
is; gij zult tot belaching
H3933
en spot
H3557 H0
worden; [de] [beker] houdt
H4767
veel
H3557 H8687
in.
33
H7943
Van dronkenschap
H3015
en jammer
H4390 H8735
zult gij vol worden
H3563
; de beker
H269
van uw zuster
H8111
Samaria
H3563
is een beker
H8047
der verwoesting
H8077
en der eenzaamheid.
34
H8354 H8804
Gij zult hem drinken
H4680 H8804
en uitzuigen
H2789
, en zijn scherven
H1633 H8762
zult gij brijzelen
H7699
, en uw borsten
H5423 H8762
zult gij afrukken
H1696 H8765
; want Ik heb het gesproken
H5002 H8803
, spreekt
H136
de Heere
H3069
HEERE.
35
H559 H8804
Daarom, alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H7911 H8804
: Omdat gij Mijner vergeten
H310
, en Mij achter
H1458
uw rug
H7993 H8686
geworpen hebt
H5375 H8798
, zo draagt gij
H2154
ook uw schandelijkheid
H8457
en uw hoererijen.
36
H3068
En de HEERE
H559 H8799
zeide
H1121 H120
tot mij: Mensenkind
H170
! zoudt gij Ohola
H172
en Oholiba
H8199 H8799
recht geven
H5046 H8685
? Ja, vertoon
H8441
haar haar gruwelen.
37
H5003 H8765
Want zij hebben overspel gedaan
H1818
, en er is bloed
H3027
in haar handen
H1544
; en zij hebben met haar drekgoden
H5003 H8765
overspel gedaan
H1121
; daartoe hebben zij ook haar kinderen
H3205 H8804
, die zij Mij gebaard hadden
H5674 H8689
, voor hen [door] [het] [vuur] laten doorgaan
H402
, tot spijze.
38
H6213 H8804
Nog hebben zij Mij dit gedaan
H4720
; zij hebben Mijn heiligdom
H3117
ten zelven dage
H2930 H8765
verontreinigd
H7676
, en Mijn sabbatten
H2490 H8765
ontheiligd.
39
H1121
Want als zij hun kinderen
H1544
hun drekgoden
H7819 H8800
geslacht hadden
H935 H8799
, zo kwamen zij
H3117
op dienzelven dag
H4720
in Mijn heiligdom
H2490 H8763
, om dat te ontheiligen
H6213 H8804
; en ziet, alzo hebben zij gedaan
H8432
in het midden
H1004
van Mijn huis.
40
H637
Dit is er ook
H7971 H8799
, dat zij gezonden hebben
H582
tot mannen
H4801
, die van verre
H935 H8802
zouden komen
H4397
; tot dewelken als een bode
H7971 H8803
gezonden was
H935 H8804
, ziet, zo kwamen zij
H7364 H8804
, voor dewelken gij u wiest
H5869
, uw ogen
H3583 H8804
blankettet
H5716
en u met sieraad
H5710 H8804
versierdet;
41
H3427 H8804
En gij zat
H3520
op een heerlijk
H4296
bed
H6440
, voor
H7979
hetwelk een tafel
H6186 H8803
toegericht was
H7004
, en op hetwelk gij Mijn reukwerk
H8081
en Mijn olie
H7760 H8804
gezet hadt.
42
H6963
Als nu het geruis
H1995
der menigte
H7961
daarop stil
H582
was, zo [zonden] [zij] tot mannen
H7230
uit de menigte
H120
der mensen
H5436 H8675 H5433 H8802
, [en] daar werden wijnzuipers
H935 H8716
aangebracht
H4057
uit de woestijn
H5414 H8799
; die deden
H6781
armringen
H3027
aan haar handen
H8597
, en een sierlijke
H5850
kroon
H7218
op haar hoofden.
43
H559 H8799
Toen zeide Ik
H5004
van deze, die [van] overspelerijen
H1087
verouderd was
H2181 H8799
: Nu zullen zij hoereren
H8457
de hoererijen dezer [hoer], en die [ook].
44
H935 H8799
En men ging
H935 H8800
tot haar in, gelijk men ingaat
H802
tot een vrouw
H2181 H8802
, die een hoer is
H935 H8804
; alzo gingen zij
H170
in tot Ohola
H172
en tot Oholiba
H2154
, die schandelijke
H802
vrouwen.
45
H6662
Rechtvaardige
H582
mannen
H8199 H8799
dan, die zullen haar richten
H4941
[naar] het recht
H5003 H8802
der overspeelsters
H4941
, en [naar] het recht
H8210 H8802 H1818
der bloedvergietsters
H5003 H8802
; want zij zijn overspeelsters
H1818
, en bloed
H3027
is in haar handen.
46
H559 H8804
Want alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H6951
: Ik zal een vergadering
H5927 H8687
tegen haar doen opkomen
H2189
, en zal ze ter beroering
H957
en ten roof
H5414 H8800
overgeven.
47
H6951
En de vergadering
H68
zal ze met stenen
H7275 H8804
stenigen
H2719
, en dezelve met hun zwaarden
H1254 H8763
nederhouwen
H1121
; haar zonen
H1323
en haar dochteren
H2026 H8799
zullen zij doden
H1004
, en haar huizen
H784
met vuur
H8313 H8799
verbranden.
Ezekiel 24:6-14
6
H559 H8804
Daarom, alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H188
: Wee
H1818 H5892
der bloedstad
H5518
, den pot
H2457
, welks schuim
H2457
in hem is, en van welken zijn schuim
H3318 H8804
niet is uitgegaan
H3318 H8685
! trek
H5409
stuk
H5409
bij stuk
H1486
daaruit, en laat het lot
H5307 H8804
over hem niet vallen.
7
H1818
Want haar bloed
H8432
is in het midden
H6706
van haar; op een gladde
H5553
steenrots
H7760 H8804
heeft zij dat gelegd
H776
; zij heeft het op de aarde
H8210 H8804
niet uitgestort
H6083
, om hetzelve met stof
H3680 H8763
te bedekken.
8
H2534
Opdat Ik de grimmigheid
H5927 H8687
doe opgaan
H5359
om wraak
H5358 H8800
te oefenen
H1818
, heb Ik [ook] haar bloed
H6706
op een gladde
H5553
steenrots
H5414 H8804
gelegd
H3680 H8736
, opdat het niet bedekt worde.
9
H559 H8804
Daarom, alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H188
: Wee
H1818 H5892
der bloedstad
H4071
! Ik zal ook den brandstapel
H1431 H8686
groot maken!
10
H7235 H8685
Draag veel
H6086
houts
H1814 H0
toe, steek
H784
het vuur
H1814 H8687
aan
H8552 H8687
, verteer
H1320
het vlees
H7543 H8687
, en kruid
H4841
[het] met specerijen
H6106
, en laat de beenderen
H2787 H8735
verbranden.
11
H5975 H8687
Stel
H7386
hem daarna ledig
H1513
op zijn kolen
H3179 H8799
, opdat hij heet worde
H5178
, en zijn roest
H2787 H8804
verbrande
H2932
, en zijn onreinigheid
H8432
in het midden
H5413 H8738
van hem versmelte
H2457
, zijn schuim
H8552 H8799
verteerd worde.
12
H8383
[Met] ijdelheden
H3811 H8689
heeft zij [Mij] moede gemaakt
H7227
; nog is haar overvloedig
H2457
schuim
H3318 H8799
van haar niet uitgegaan
H2457
; haar schuim
H784
[moet] in het vuur.
13
H2932
In uw onreinigheid
H2154
is schandelijkheid
H2891 H8765
, omdat Ik u gereinigd heb
H2891 H8804
, en gij niet gereinigd zijt
H2932
, zo zult gij van uw onreinigheid
H2891 H8799
niet meer gereinigd worden
H2534
, totdat Ik Mijn grimmigheid
H5117 H8687
op u zal hebben doen rusten.
14
H3068
Ik, de HEERE
H1696 H8765
, heb het gesproken
H935 H8802
; het zal komen
H6213 H8804
, en Ik zal het doen
H6544 H8799
; Ik zal er niet van wijken
H2347 H8799
, en Ik zal niet verschonen
H5162 H8735
noch berouw hebben
H1870
; naar uw wegen
H5949
en naar uw handelingen
H8199 H8804
zullen zij u richten
H5002 H8803
, spreekt
H136
de Heere
H3069
HEERE.
Daniel 9:5-8
5
H2398 H8804
Wij hebben gezondigd
H5753 H8804
, en hebben onrecht gedaan
H7561 H8689
, en goddelooslijk gehandeld
H4775 H8804
, en gerebelleerd
H5493 H8800
, met af te wijken
H4687
van Uw geboden
H4941
, en van Uw rechten.
6
H8085 H8804
En wij hebben niet gehoord
H5650
naar Uw dienstknechten
H5030
, de profeten
H8034
, die in Uw Naam
H1696 H8765
spraken
H4428
tot onze koningen
H8269
, onze vorsten
H1
en onze vaders
H5971
, en tot al het volk
H776
des lands.
7
H136
Bij U, o Heere
H6666
! is de gerechtigheid
H1322
, maar bij ons de beschaamdheid
H6440
der aangezichten
H3117
, gelijk het is te dezen dage
H376
; bij de mannen
H3063
van Juda
H3427 H8802
, en de inwoners
H3389
van Jeruzalem
H3478
, en geheel Israel
H7138
, die nabij
H7350
en die verre
H776
zijn, in al de landen
H5080 H8689
, waar Gij ze henengedreven hebt
H4604
, om hun overtreding
H4603 H8804
, waarmede zij tegen U overtreden hebben.
Hosea 4:2
Hosea 5:5
Hosea 7:10
Matthew 23:32-33
Romans 3:19-20
19
G1492 G5758
Wij weten
G1161
nu
G3754
, dat
G3745
al wat
G3551
de wet
G3004 G5719
zegt
G2980 G5719
, zij dat spreekt
G1722
tot degenen, die onder
G3551
de wet
G2443
zijn; opdat
G3956
alle
G4750
mond
G5420 G5652
gestopt worde
G2532
en
G3956
de gehele
G2889
wereld
G2316
[voor] God
G5267
verdoemelijk
G1096 G5638
zij.
1 Thessalonians 2:15-16
15
G2532
Welke ook
G615 G5660
gedood hebben
G2962
den Heere
G2424
Jezus
G2532
, en
G2398
hun eigen
G4396
profeten
G2532
; en
G2248
ons
G1559 G5660
hebben vervolgd
G2532
, en
G2316
Gode
G3361
niet
G700 G5723
behagen
G2532
, en
G3956
allen
G444
mensen
G1727
tegen zijn;
16
G2967 G5723
En verhinderen
G2248
ons
G2980 G5658
te spreken
G1484
tot de heidenen
G2443
, dat
G4982 G5686
zij zalig mochten worden
G1519
; opdat
G3842
zij te allen tijd
G846
hun
G266
zonden
G378 G5658
vervullen zouden
G1161
. En
G3709
de toorn
G1909
is over
G846
hen
G5348 G5656
gekomen
G1519
tot
G5056
het einde.