Jeremiah

DSV_Strongs(i)
  1 H1697 De woorden H3414 van Jeremia H1121 , den zoon H2518 van Hilkia H3548 , uit de priesteren H6068 , die te Anathoth H776 waren, in het land H1144 van Benjamin;
  2 H1697 Tot welken het woord H3068 des HEEREN H3117 geschiedde, in de dagen H2977 van Josia H1121 , zoon H526 van Amon H4428 , koning H3063 van Juda H7969 H6240 , in het dertiende H8141 jaar H4427 H8800 zijner regering.
  3 H3117 Ook geschiedde het [tot] [hem] in de dagen H3079 van Jojakim H1121 , zoon H2977 van Josia H4428 , koning H3063 van Juda H8552 H8800 , totdat voleind werd H6249 H6240 het elfde H8141 jaar H6667 van Zedekia H1121 , zoon H2977 van Josia H4428 , koning H3063 van Juda H3389 ; totdat Jeruzalem H1540 H8800 gevankelijk werd weggevoerd H2549 in de vijfde H2320 maand.
  4 H1697 Het woord H3068 des HEEREN H559 H8800 dan geschiedde tot mij, zeggende:
  5 H2962 Eer H990 Ik u in [moeders] buik H3335 H8799 formeerde H3045 H8804 , heb Ik u gekend H7358 , en eer gij uit de baarmoeder H3318 H8799 voortkwaamt H6942 H8689 , heb Ik u geheiligd H1471 ; Ik heb u den volken H5030 tot een profeet H5414 H8804 gesteld.
  6 H559 H8799 Toen zeide ik H162 : Ach H136 , Heere H3069 HEERE H3045 H8804 ! zie, ik kan H1696 H8763 niet spreken H5288 , want ik ben jong.
  7 H3068 Maar de HEERE H559 H8799 zeide H559 H8799 tot mij: Zeg H5288 niet: Ik ben jong H7971 H8799 ; want overal, waarhenen Ik u zenden zal H3212 H8799 , zult gij gaan H6680 H8762 , en alles, wat Ik u gebieden zal H1696 H8762 , zult gij spreken.
  8 H3372 H8799 Vrees H6440 niet voor hun aangezicht H5337 H8687 , want Ik ben met u, om u te redden H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE.
  9 H3068 En de HEERE H7971 H0 stak H3027 Zijn hand H7971 H8799 uit H5060 H0 , en roerde H6310 mijn mond H5060 H8686 aan H3068 ; en de HEERE H559 H8799 zeide H5414 H8804 tot mij: Zie, Ik geef H1697 Mijn woorden H6310 in uw mond.
  10 H7200 H8798 Zie H6485 H8689 , Ik stel H3117 u te dezen dage H1471 over de volken H4467 en over de koninkrijken H5428 H8800 , om uit te rukken H5422 H8800 , en af te breken H6 H8686 , en te verderven H2040 H8800 , en te verstoren H1129 H8800 ; [ook] om te bouwen H5193 H8800 en te planten.
  11 H3068 Wijders geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende H7200 H8802 : Wat ziet gij H3414 , Jeremia H559 H8799 ? En ik zeide H7200 H8802 : Ik zie H4731 H8247 een amandelroede.
  12 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H3190 H8689 tot mij: Gij hebt wel H7200 H8800 gezien H8245 H8802 ; want Ik zal wakker zijn H1697 over Mijn woord H6213 H8800 , om dat te doen.
  13 H3068 En des HEEREN H1697 woord H8145 geschiedde ten tweeden H559 H8800 male tot mij, zeggende H7200 H8802 : Wat ziet gij H559 H8799 ? En ik zeide H7200 H8802 : Ik zie H5301 H8803 een ziedenden H5518 pot H6440 , welks voorste H6440 deel tegen H6828 het noorden is.
  14 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H6828 tot mij: Van het noorden H7451 zal zich dit kwaad H6605 H8735 opdoen H3427 H8802 over alle inwoners H776 des lands.
  15 H7121 H8802 Want zie, Ik roep H4940 alle geslachten H4467 der koninkrijken H6828 van het noorden H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H935 H8804 ; en zij zullen komen H5414 H8804 , en zetten H376 een iegelijk H3678 zijn troon H6607 [voor] de deur H8179 der poorten H3389 van Jeruzalem H2346 , en tegen al haar muren H5439 rondom H5892 , en tegen alle steden H3063 van Juda.
  16 H4941 En Ik zal Mijn oordelen H1696 H8765 tegen hen uitspreken H5921 over H7451 al hun boosheid H5800 H8804 ; dat zij Mij verlaten hebben H312 , en anderen H430 goden H6999 H8762 gerookt H7812 H8691 , en zich gebogen hebben H4639 voor de werken H3027 hunner handen.
  17 H247 H8799 Gij dan, gord H4975 uw lendenen H6965 H8804 , en maakt u op H1696 H8765 , en spreek H6680 H8762 tot hen alles, wat Ik u gebieden zal H2865 H8735 ; wees niet verslagen H6440 voor hun aangezicht H6440 , opdat Ik u voor hun aangezicht H2865 H8686 niet versla.
  18 H589 Want zie, Ik H5414 H8804 stel H3117 u heden H4013 tot een vaste H5892 stad H1270 , en tot een ijzeren H5982 pilaar H5178 , en tot koperen H2346 muren H776 tegen het ganse land H4428 ; tegen de koningen H3063 van Juda H8269 , tegen haar vorsten H3548 , tegen haar priesteren H5971 , en tegen het volk H776 van het land.
  19 H3898 H8738 En zij zullen tegen u strijden H3201 H8799 , maar tegen u niet vermogen H5002 H8803 ; want Ik ben met u, spreekt H3068 de HEERE H5337 H8687 , om u uit te helpen.