Jeremiah 18

DSV_Strongs(i)
  1 H1697 Het woord H3414 , dat tot Jeremia H3068 geschied is van den HEERE H559 H8800 , zeggende:
  2 H6965 H8798 Maak u op H3381 H8804 , en ga af H1004 [in] het huis H3335 H8802 des pottenbakkers H1697 , en aldaar zal Ik u Mijn woorden H8085 H8686 doen horen.
  3 H3381 H8799 Zo ging ik af H1004 [in] het huis H3335 H8802 des pottenbakkers H2009 ; en ziet H6213 H8802 , hij maakte H4399 een werk H70 op de schijven.
  4 H3627 En het vat H6213 H8802 , dat hij maakte H7843 H8738 , werd verdorven H2563 , als leem H3027 , in de hand H3335 H8802 des pottenbakkers H6213 H8799 ; toen maakte hij H7725 H8804 daarvan weder H312 een ander H3627 vat H3474 H8804 , gelijk als het recht was H5869 in de ogen H3335 H8802 des pottenbakkers H6213 H8800 te maken.
  5 H3068 Toen geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  6 H3201 H8799 Zal Ik ulieden niet kunnen H6213 H8800 doen H3335 H8802 , gelijk deze pottenbakker H1004 , o huis H3478 Israels H5002 H8803 ? spreekt H3068 de HEERE H2563 ; ziet, gelijk leem H3027 in de hand H3335 H8802 des pottenbakkers H3027 , alzo zijt gijlieden in Mijn hand H1004 , o huis H3478 Israels!
  7 H7281 [In] een ogenblik H1696 H8762 zal Ik spreken H1471 over een volk H4467 en over een koninkrijk H5428 H8800 , dat Ik het zal uitrukken H5422 H8800 , en afbreken H6 H8686 , en verdoen;
  8 H1471 Maar [indien] datzelve volk H1696 H8765 , over hetwelk Ik [zulks] gesproken heb H7451 , zich van zijn boosheid H7725 H8804 bekeert H5162 H8738 , zo zal Ik berouw hebben H7451 over het kwaad H2803 H8804 , dat Ik hetzelve gedacht H6213 H8800 te doen.
  9 H7281 Ook zal Ik [in] een ogenblik H1696 H8762 spreken H1471 over een volk H4467 en over een koninkrijk H1129 H8800 , dat Ik het zal bouwen H5193 H8800 en planten;
  10 H6213 H8804 Maar [indien] het doet H7451 , dat kwaad H5869 is in Mijn ogen H6963 , dat het naar Mijn stem H8085 H8800 niet hoort H5162 H8738 , zo zal Ik berouw hebben H2896 over het goede H559 H8804 , [met] hetwelk Ik gezegd had H3190 H8687 hetzelve te zullen weldoen.
  11 H559 H8798 Nu dan, spreek H376 nu tot de mannen H3063 van Juda H3427 H8802 en tot de inwoners H3389 van Jeruzalem H559 H8800 , zeggende H559 H8804 : Zo zegt H3068 de HEERE H3335 H8802 : Ziet, Ik formeer H7451 een kwaad H2803 H8802 tegen ulieden, en denk H4284 tegen ulieden een gedachte H7725 H8798 ; [zo] bekeert u H376 nu, een iegelijk H7451 van zijn bozen H1870 weg H1870 , en maakt uw wegen H4611 en uw handelingen H3190 H8685 goed.
  12 H559 H8804 Doch zij zeggen H2976 H8737 : Het is buiten hoop H310 ; maar wij zullen naar H4284 onze gedachten H3212 H8799 wandelen H6213 H8799 , en wij zullen doen H376 , een iegelijk H8307 het goeddunken H7451 van zijn boos H3820 hart.
  13 H559 H8804 Daarom, zo zegt H3068 de HEERE H7592 H8798 : Vraagt H1471 nu onder de heidenen H8085 H8804 ; wie heeft alzulks gehoord H1330 ? De jonkvrouw H3478 Israels H6213 H8804 doet H3966 een zeer H8186 afschuwelijke zaak.
  14 H6697 Zal men ook om een rotssteen H7704 des velds H5800 H8799 verlaten H7950 de sneeuw H3844 van Libanon H2114 H8801 ? Zullen ook de vreemde H7119 , koude H5140 H8802 , vlietende H4325 wateren H5428 H8735 verlaten worden?
  15 H5971 Nochtans heeft Mijn volk H7911 H8804 Mij vergeten H6999 H8762 , zij roken H7723 der ijdelheid H3782 H8686 ; want zij hebben hen doen aanstoten H1870 op hun wegen H5769 , [op] de oude H7635 H8675 H7635 paden H3212 H8800 , opdat zij mochten wandelen H5410 in stegen H1870 van een weg H5549 H8803 , die niet opgehoogd is;
  16 H776 Om hun land H7760 H8800 te stellen H8047 tot een ontzetting H5769 , [tot] eeuwige H8292 H8675 H8292 aanfluitingen H5674 H8802 ; al wie daar voorbijgaat H8074 H8799 , zal zich ontzetten H7218 , en met zijn hoofd H5110 H8686 schudden.
  17 H6921 H7307 Als een oostenwind H6327 H8686 zal Ik hen verstrooien H6440 voor het aangezicht H341 H8802 des vijands H6203 ; Ik zal hun den nek H6440 en niet het aangezicht H7200 H8799 laten zien H3117 , ten dage H343 huns verderfs.
  18 H559 H8799 Toen zeiden zij H3212 H8798 : Komt aan H4284 , laat ons gedachten H3414 tegen Jeremia H2803 H8799 denken H8451 ; want de wet H6 H8799 zal niet vergaan H3548 van den priester H6098 , noch de raad H2450 van den wijze H1697 , noch het woord H5030 van den profeet H3212 H8798 ; komt aan H5221 H8686 , en laat ons hem slaan H3956 met de tong H7181 H8686 , en laat ons niet luisteren H1697 naar enige zijner woorden!
  19 H3068 HEERE H7181 H8685 ! luister H8085 H8798 naar mij, en hoor H6963 naar de stem H3401 mijner twisters.
  20 H7451 Zal dan kwaad H2896 voor goed H7999 H8792 vergolden worden H5315 ? want zij hebben mijn ziel H7745 een kuil H3738 H8804 gegraven H2142 H8798 ; gedenk H6440 , dat ik voor Uw aangezicht H5975 H8800 gestaan heb H2896 , om goed H1696 H8763 voor hen te spreken H2534 , om Uw grimmigheid H7725 H8687 van hen af te wenden.
  21 H5414 H8798 Daarom, geef H1121 hun zonen H7458 den honger H5064 H8685 over, en doe ze wegvloeien H3027 door het geweld H2719 des zwaards H802 , en laat hun vrouwen H7909 H0 van kinderen beroofd H490 en weduwen H7909 worden H582 , en laat hun mannen H4194 door den dood H2026 H8803 omgebracht H970 , [en] hun jongelingen H2719 met het zwaard H5221 H8716 geslagen worden H4421 in den strijd.
  22 H2201 Laat er een geschrei H1004 uit hun huizen H8085 H8735 gehoord worden H6597 , wanneer Gij haastelijk H1416 een bende H935 H8686 over hen zult brengen H7745 H8675 H7882 ; dewijl zij een kuil H3738 H8804 gegraven hebben H3920 H8800 om mij te vangen H6341 , en strikken H2934 H8804 verborgen H7272 voor mijn voeten.
  23 H3068 Doch Gij, HEERE H3045 H8804 ! weet H6098 al hun raad H4194 tegen mij ten dode H3722 H8762 ; maak geen verzoening H5771 over hun ongerechtigheid H4229 H8686 , en delg H2403 hun zonde H6440 niet uit van voor Uw aangezicht H3782 H8716 ; maar laat hen nedergeveld worden H6440 voor Uw aangezicht H6213 H8798 ; handel H6256 [alzo] met hen, ten tijde H639 Uws toorns.