DSV_Strongs(i)
2
H6965 H8798
Maak u op
H3381 H8804
, en ga af
H1004
[in] het huis
H3335 H8802
des pottenbakkers
H1697
, en aldaar zal Ik u Mijn woorden
H8085 H8686
doen horen.
3
H3381 H8799
Zo ging ik af
H1004
[in] het huis
H3335 H8802
des pottenbakkers
H2009
; en ziet
H6213 H8802
, hij maakte
H4399
een werk
H70
op de schijven.
4
H3627
En het vat
H6213 H8802
, dat hij maakte
H7843 H8738
, werd verdorven
H2563
, als leem
H3027
, in de hand
H3335 H8802
des pottenbakkers
H6213 H8799
; toen maakte hij
H7725 H8804
daarvan weder
H312
een ander
H3627
vat
H3474 H8804
, gelijk als het recht was
H5869
in de ogen
H3335 H8802
des pottenbakkers
H6213 H8800
te maken.
6
H3201 H8799
Zal Ik ulieden niet kunnen
H6213 H8800
doen
H3335 H8802
, gelijk deze pottenbakker
H1004
, o huis
H3478
Israels
H5002 H8803
? spreekt
H3068
de HEERE
H2563
; ziet, gelijk leem
H3027
in de hand
H3335 H8802
des pottenbakkers
H3027
, alzo zijt gijlieden in Mijn hand
H1004
, o huis
H3478
Israels!
7
H7281
[In] een ogenblik
H1696 H8762
zal Ik spreken
H1471
over een volk
H4467
en over een koninkrijk
H5428 H8800
, dat Ik het zal uitrukken
H5422 H8800
, en afbreken
H6 H8686
, en verdoen;
8
H1471
Maar [indien] datzelve volk
H1696 H8765
, over hetwelk Ik [zulks] gesproken heb
H7451
, zich van zijn boosheid
H7725 H8804
bekeert
H5162 H8738
, zo zal Ik berouw hebben
H7451
over het kwaad
H2803 H8804
, dat Ik hetzelve gedacht
H6213 H8800
te doen.
9
H7281
Ook zal Ik [in] een ogenblik
H1696 H8762
spreken
H1471
over een volk
H4467
en over een koninkrijk
H1129 H8800
, dat Ik het zal bouwen
H5193 H8800
en planten;
10
H6213 H8804
Maar [indien] het doet
H7451
, dat kwaad
H5869
is in Mijn ogen
H6963
, dat het naar Mijn stem
H8085 H8800
niet hoort
H5162 H8738
, zo zal Ik berouw hebben
H2896
over het goede
H559 H8804
, [met] hetwelk Ik gezegd had
H3190 H8687
hetzelve te zullen weldoen.
11
H559 H8798
Nu dan, spreek
H376
nu tot de mannen
H3063
van Juda
H3427 H8802
en tot de inwoners
H3389
van Jeruzalem
H559 H8800
, zeggende
H559 H8804
: Zo zegt
H3068
de HEERE
H3335 H8802
: Ziet, Ik formeer
H7451
een kwaad
H2803 H8802
tegen ulieden, en denk
H4284
tegen ulieden een gedachte
H7725 H8798
; [zo] bekeert u
H376
nu, een iegelijk
H7451
van zijn bozen
H1870
weg
H1870
, en maakt uw wegen
H4611
en uw handelingen
H3190 H8685
goed.
12
H559 H8804
Doch zij zeggen
H2976 H8737
: Het is buiten hoop
H310
; maar wij zullen naar
H4284
onze gedachten
H3212 H8799
wandelen
H6213 H8799
, en wij zullen doen
H376
, een iegelijk
H8307
het goeddunken
H7451
van zijn boos
H3820
hart.
13
H559 H8804
Daarom, zo zegt
H3068
de HEERE
H7592 H8798
: Vraagt
H1471
nu onder de heidenen
H8085 H8804
; wie heeft alzulks gehoord
H1330
? De jonkvrouw
H3478
Israels
H6213 H8804
doet
H3966
een zeer
H8186
afschuwelijke zaak.
14
H6697
Zal men ook om een rotssteen
H7704
des velds
H5800 H8799
verlaten
H7950
de sneeuw
H3844
van Libanon
H2114 H8801
? Zullen ook de vreemde
H7119
, koude
H5140 H8802
, vlietende
H4325
wateren
H5428 H8735
verlaten worden?
15
H5971
Nochtans heeft Mijn volk
H7911 H8804
Mij vergeten
H6999 H8762
, zij roken
H7723
der ijdelheid
H3782 H8686
; want zij hebben hen doen aanstoten
H1870
op hun wegen
H5769
, [op] de oude
H7635 H8675 H7635
paden
H3212 H8800
, opdat zij mochten wandelen
H5410
in stegen
H1870
van een weg
H5549 H8803
, die niet opgehoogd is;
16
H776
Om hun land
H7760 H8800
te stellen
H8047
tot een ontzetting
H5769
, [tot] eeuwige
H8292 H8675 H8292
aanfluitingen
H5674 H8802
; al wie daar voorbijgaat
H8074 H8799
, zal zich ontzetten
H7218
, en met zijn hoofd
H5110 H8686
schudden.
17
H6921 H7307
Als een oostenwind
H6327 H8686
zal Ik hen verstrooien
H6440
voor het aangezicht
H341 H8802
des vijands
H6203
; Ik zal hun den nek
H6440
en niet het aangezicht
H7200 H8799
laten zien
H3117
, ten dage
H343
huns verderfs.
18
H559 H8799
Toen zeiden zij
H3212 H8798
: Komt aan
H4284
, laat ons gedachten
H3414
tegen Jeremia
H2803 H8799
denken
H8451
; want de wet
H6 H8799
zal niet vergaan
H3548
van den priester
H6098
, noch de raad
H2450
van den wijze
H1697
, noch het woord
H5030
van den profeet
H3212 H8798
; komt aan
H5221 H8686
, en laat ons hem slaan
H3956
met de tong
H7181 H8686
, en laat ons niet luisteren
H1697
naar enige zijner woorden!
19
H3068
HEERE
H7181 H8685
! luister
H8085 H8798
naar mij, en hoor
H6963
naar de stem
H3401
mijner twisters.
20
H7451
Zal dan kwaad
H2896
voor goed
H7999 H8792
vergolden worden
H5315
? want zij hebben mijn ziel
H7745
een kuil
H3738 H8804
gegraven
H2142 H8798
; gedenk
H6440
, dat ik voor Uw aangezicht
H5975 H8800
gestaan heb
H2896
, om goed
H1696 H8763
voor hen te spreken
H2534
, om Uw grimmigheid
H7725 H8687
van hen af te wenden.
21
H5414 H8798
Daarom, geef
H1121
hun zonen
H7458
den honger
H5064 H8685
over, en doe ze wegvloeien
H3027
door het geweld
H2719
des zwaards
H802
, en laat hun vrouwen
H7909 H0
van kinderen beroofd
H490
en weduwen
H7909
worden
H582
, en laat hun mannen
H4194
door den dood
H2026 H8803
omgebracht
H970
, [en] hun jongelingen
H2719
met het zwaard
H5221 H8716
geslagen worden
H4421
in den strijd.
22
H2201
Laat er een geschrei
H1004
uit hun huizen
H8085 H8735
gehoord worden
H6597
, wanneer Gij haastelijk
H1416
een bende
H935 H8686
over hen zult brengen
H7745 H8675 H7882
; dewijl zij een kuil
H3738 H8804
gegraven hebben
H3920 H8800
om mij te vangen
H6341
, en strikken
H2934 H8804
verborgen
H7272
voor mijn voeten.
23
H3068
Doch Gij, HEERE
H3045 H8804
! weet
H6098
al hun raad
H4194
tegen mij ten dode
H3722 H8762
; maak geen verzoening
H5771
over hun ongerechtigheid
H4229 H8686
, en delg
H2403
hun zonde
H6440
niet uit van voor Uw aangezicht
H3782 H8716
; maar laat hen nedergeveld worden
H6440
voor Uw aangezicht
H6213 H8798
; handel
H6256
[alzo] met hen, ten tijde
H639
Uws toorns.