DSV_Strongs(i)
1
H1697
Het woord
H3414
, dat tot Jeremia
H3068
geschied is van den HEERE
H5019
(als Nebukadnezar
H4428
, koning
H894
van Babel
H2428
, en zijn ganse heir
H4467
, en alle koninkrijken
H776
der aarde
H4475
, die [onder] de heerschappij
H3027
zijner hand
H5971
waren, en al de volken
H3389
tegen Jeruzalem
H3898 H8737
streden
H5892
, en tegen al haar steden
H559 H8800
), zeggende:
2
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H1980 H8800
: Ga henen
H559 H8804
en spreek
H6667
tot Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H559 H8804
, en zeg
H559 H8804
tot hem: Zo zegt
H3068
de HEERE
H5414 H8802
: Zie, Ik geef
H5892
deze stad
H3027
in de hand
H4428
des konings
H894
van Babel
H784
, en hij zal ze met vuur
H8313 H8804
verbranden.
3
H3027
En gij zult van zijn hand
H4422 H8735
niet ontkomen
H8610 H8800
, maar zekerlijk
H8610 H8735
gegrepen
H3027
, en in zijn hand
H5414 H8735
gegeven worden
H5869
; en uw ogen
H5869
zullen de ogen
H4428
des konings
H894
van Babel
H7200 H8799
zien
H6310
, en zijn mond
H6310
zal tot uw mond
H1696 H8762
spreken
H894
, en gij zult te Babel
H935 H8799
komen.
4
H8085 H8798
Maar hoor
H3068
des HEEREN
H1697
woord
H6667
, o Zedekia
H4428
, koning
H3063
van Juda
H559 H8804
! zo zegt
H3068
de HEERE
H2719
van u: Gij zult door het zwaard
H4191 H8799
niet sterven.
5
H4191 H8799
Gij zult sterven
H7965
in vrede
H4955
, en naar de brandingen
H1
van uw vaderen
H7223
, de vorige
H4428
koningen
H6440
, die voor
H8313 H8799
u geweest zijn, alzo zullen zij over u branden
H5594 H8799
, en u beklagen
H1945
, [zeggende]: Och
H113
heer
H1697
! want Ik heb het woord
H1696 H8765
gesproken
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE.
6
H5030
En de profeet
H3414
Jeremia
H1696 H8762
sprak
H1697
al deze woorden
H6667
tot Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H3389
, te Jeruzalem.
7
H2428
Als het heir
H4428
des konings
H894
van Babel
H3898 H8737
streed
H3389
tegen Jeruzalem
H3498 H8737
, en tegen al de overgeblevene
H5892
steden
H3063
van Juda
H3923
, tegen Lachis
H5825
en tegen Azeka
H4013
; want deze, [zijnde] vaste
H5892
steden
H7604 H8738
, waren overgebleven
H5892
onder de steden
H3063
van Juda.
8
H1697
Het woord
H3414
, dat tot Jeremia
H3068
geschied is van den HEERE
H310
, nadat
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H1285
een verbond
H3772 H8800
gemaakt had
H5971
met het ganse volk
H3389
, dat te Jeruzalem
H1865
was, om vrijheid
H7121 H8800
voor hen uit te roepen.
9
H376
Dat een iegelijk
H5650
zijn knecht
H376
, en een iegelijk
H8198
zijn maagd
H5680
, zijnde een Hebreer
H5680
of een Hebreinne
H7971 H8763 H2670
, zou laten vrijgaan
H3064
; zodat niemand zich van hen, van een Jood
H251
, zijn broeder
H5647 H8800
, zou doen dienen.
10
H8085 H8799
Nu hoorden
H8269
al de vorsten
H5971
en al het volk
H1285
, die het verbond
H935 H8804
hadden ingegaan
H376
, dat zij, een iegelijk
H5650
zijn knecht
H376
, en een iegelijk
H8198
zijn maagd
H7971 H8763 H2670
zouden laten vrijgaan
H5647 H8800
, zodat zij zich niet meer van hen zouden doen dienen
H8085 H8799
; zij hoorden
H7971 H8762
dan, en lieten hen gaan;
11
H7725 H0
Maar zij keerden
H310
daarna
H7725 H8799
wederom
H5650
, en deden de knechten
H8198
en maagden
H7725 H8686
wederkomen
H7971 H8765 H2670
, die zij hadden laten vrijgaan
H3533 H8799 H8675 H3533 H8686
, en zij brachten hen ten onder
H5650
tot knechten
H8198
en tot maagden.
12
H3068
Daarom geschiedde des HEEREN
H1697
woord
H3414
tot Jeremia
H3068
, van den HEERE
H559 H8800
, zeggende:
13
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H1285
: Ik heb een verbond
H3772 H8804
gemaakt
H1
met uw vaderen
H3117
, ten dage
H776 H4714
, als Ik hen uit Egypteland
H1004 H5650
, uit het diensthuis
H3318 H8687
uitvoerde
H559 H8800
, zeggende:
14
H7093
Ten einde
H7651
van zeven
H8141
jaren
H7971 H8762
zult gij laten gaan
H376
, een iegelijk
H251
zijn broeder
H5680
, een Hebreer
H4376 H8735
, die u zal verkocht zijn
H8337
, en u zes
H8141
jaren
H5647 H8804
gediend heeft
H7971 H8765 H2670
; gij zult hem dan van u laten vrijgaan
H1
; maar uw vaders
H8085 H8804
hoorden
H5186 H8689
niet naar Mij, en neigden
H241
hun oor niet.
15
H3117
Gijlieden nu waart heden
H7725 H8799
wedergekeerd
H6213 H8799
, en hadt gedaan
H3477
, dat recht
H5869
is in Mijn ogen
H1865
, vrijheid
H7121 H8800
uitroepende
H376
, een iegelijk
H7453
voor zijn naaste
H1285
; en gij hadt een verbond
H3772 H8799
gemaakt
H6440
voor Mijn aangezicht
H1004
, in het huis
H8034
, dat naar Mijn Naam
H7121 H8738
genoemd is.
16
H7725 H8799
Maar gij zijt weder omgekeerd
H8034
, en hebt Mijn Naam
H2490 H8762
ontheiligd
H7725 H8686
, en doen wederkomen
H376
, een iegelijk
H5650
zijn knecht
H376
, en een iegelijk
H8198
zijn maagd
H7971 H8765 H2670
, die gij hadt laten vrijgaan
H5315
naar hun lust
H3533 H8799
; en gij hebt hen ten ondergebracht
H5650
, om ulieden te wezen tot knechten
H8198
en tot maagden.
17
H559 H8804
Daarom zegt
H3068
de HEERE
H8085 H8804
alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord
H1865
, om vrijheid
H7121 H8800
uit te roepen
H376
, een iegelijk
H251
voor zijn broeder
H376
, en een iegelijk
H7453
voor zijn naaste
H7121 H8802
; ziet, zo roep Ik uit
H5002 H8803
tegen ulieden, spreekt
H3068
de HEERE
H1865
, een vrijheid
H2719
ten zwaarde
H1698
, ter pestilentie
H7458
, en ten honger
H5414 H8804
, en zal u overgeven
H2189 H8675 H2113
ter beroering
H4467
allen koninkrijken
H776
der aarde.
18
H582
En Ik zal de mannen
H5414 H8804
overgeven
H1285
, die Mijn verbond
H5674 H8802
hebben overtreden
H6965 H8689
, die niet bevestigd hebben
H1697
de woorden
H1285
des verbonds
H6440
, dat zij voor Mijn aangezicht
H3772 H8804
gemaakt hadden
H5695
, [met] het kalf
H8147
, dat zij in tweeen
H3772 H8804
hadden gehouwen
H1335
, en waren tussen zijn stukken
H5674 H8799
doorgegaan:
19
H8269
De vorsten
H3063
van Juda
H8269
, en de vorsten
H3389
van Jeruzalem
H5631
, de kamerlingen
H3548
, en de priesteren
H5971
, en al het volk
H776
des lands
H1335
, die door de stukken
H5695
des kalfs
H5674 H8802
zijn doorgegaan.
20
H5414 H8804
Ja, Ik zal hen overgeven
H3027
in de hand
H341 H8802
hunner vijanden
H3027
, en in de hand
H5315
dergenen, die hun ziel
H1245 H8764
zoeken
H5038
; en hun dode lichamen
H5775
zullen het gevogelte
H8064
des hemels
H929
en het gedierte
H776
der aarde
H3978
tot spijze zijn.
21
H6667
Zelfs Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H8269
, en zijn vorsten
H5414 H8799
, zal Ik overgeven
H3027
in de hand
H341 H8802
hunner vijanden
H3027
, en in de hand
H5315
dergenen, die hun ziel
H1245 H8764
zoeken
H3027
, te weten, in de hand
H2428
van het heir
H4428
des konings
H894
van Babel
H5927 H8802
, die van ulieden [nu] zijn opgetogen.
22
H6680 H8764
Ziet, Ik zal bevel geven
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE
H7725 H0
, en zal hen weder
H5892
tot deze stad
H7725 H8689
brengen
H3898 H8738
, en zij zullen tegen haar strijden
H3920 H8804
, en zullen ze innemen
H784
, en zullen ze met vuur
H8313 H8804
verbranden
H5892
; en Ik zal de steden
H3063
van Juda
H5414 H8799
stellen
H8077
[tot] een verwoesting
H3427 H8802
, dat er niemand in wone.