Jeremiah 34

DSV_Strongs(i)
  1 H1697 Het woord H3414 , dat tot Jeremia H3068 geschied is van den HEERE H5019 (als Nebukadnezar H4428 , koning H894 van Babel H2428 , en zijn ganse heir H4467 , en alle koninkrijken H776 der aarde H4475 , die [onder] de heerschappij H3027 zijner hand H5971 waren, en al de volken H3389 tegen Jeruzalem H3898 H8737 streden H5892 , en tegen al haar steden H559 H8800 ), zeggende:
  2 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H1980 H8800 : Ga henen H559 H8804 en spreek H6667 tot Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H559 H8804 , en zeg H559 H8804 tot hem: Zo zegt H3068 de HEERE H5414 H8802 : Zie, Ik geef H5892 deze stad H3027 in de hand H4428 des konings H894 van Babel H784 , en hij zal ze met vuur H8313 H8804 verbranden.
  3 H3027 En gij zult van zijn hand H4422 H8735 niet ontkomen H8610 H8800 , maar zekerlijk H8610 H8735 gegrepen H3027 , en in zijn hand H5414 H8735 gegeven worden H5869 ; en uw ogen H5869 zullen de ogen H4428 des konings H894 van Babel H7200 H8799 zien H6310 , en zijn mond H6310 zal tot uw mond H1696 H8762 spreken H894 , en gij zult te Babel H935 H8799 komen.
  4 H8085 H8798 Maar hoor H3068 des HEEREN H1697 woord H6667 , o Zedekia H4428 , koning H3063 van Juda H559 H8804 ! zo zegt H3068 de HEERE H2719 van u: Gij zult door het zwaard H4191 H8799 niet sterven.
  5 H4191 H8799 Gij zult sterven H7965 in vrede H4955 , en naar de brandingen H1 van uw vaderen H7223 , de vorige H4428 koningen H6440 , die voor H8313 H8799 u geweest zijn, alzo zullen zij over u branden H5594 H8799 , en u beklagen H1945 , [zeggende]: Och H113 heer H1697 ! want Ik heb het woord H1696 H8765 gesproken H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE.
  6 H5030 En de profeet H3414 Jeremia H1696 H8762 sprak H1697 al deze woorden H6667 tot Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H3389 , te Jeruzalem.
  7 H2428 Als het heir H4428 des konings H894 van Babel H3898 H8737 streed H3389 tegen Jeruzalem H3498 H8737 , en tegen al de overgeblevene H5892 steden H3063 van Juda H3923 , tegen Lachis H5825 en tegen Azeka H4013 ; want deze, [zijnde] vaste H5892 steden H7604 H8738 , waren overgebleven H5892 onder de steden H3063 van Juda.
  8 H1697 Het woord H3414 , dat tot Jeremia H3068 geschied is van den HEERE H310 , nadat H4428 de koning H6667 Zedekia H1285 een verbond H3772 H8800 gemaakt had H5971 met het ganse volk H3389 , dat te Jeruzalem H1865 was, om vrijheid H7121 H8800 voor hen uit te roepen.
  9 H376 Dat een iegelijk H5650 zijn knecht H376 , en een iegelijk H8198 zijn maagd H5680 , zijnde een Hebreer H5680 of een Hebreinne H7971 H8763 H2670 , zou laten vrijgaan H3064 ; zodat niemand zich van hen, van een Jood H251 , zijn broeder H5647 H8800 , zou doen dienen.
  10 H8085 H8799 Nu hoorden H8269 al de vorsten H5971 en al het volk H1285 , die het verbond H935 H8804 hadden ingegaan H376 , dat zij, een iegelijk H5650 zijn knecht H376 , en een iegelijk H8198 zijn maagd H7971 H8763 H2670 zouden laten vrijgaan H5647 H8800 , zodat zij zich niet meer van hen zouden doen dienen H8085 H8799 ; zij hoorden H7971 H8762 dan, en lieten hen gaan;
  11 H7725 H0 Maar zij keerden H310 daarna H7725 H8799 wederom H5650 , en deden de knechten H8198 en maagden H7725 H8686 wederkomen H7971 H8765 H2670 , die zij hadden laten vrijgaan H3533 H8799 H8675 H3533 H8686 , en zij brachten hen ten onder H5650 tot knechten H8198 en tot maagden.
  12 H3068 Daarom geschiedde des HEEREN H1697 woord H3414 tot Jeremia H3068 , van den HEERE H559 H8800 , zeggende:
  13 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H1285 : Ik heb een verbond H3772 H8804 gemaakt H1 met uw vaderen H3117 , ten dage H776 H4714 , als Ik hen uit Egypteland H1004 H5650 , uit het diensthuis H3318 H8687 uitvoerde H559 H8800 , zeggende:
  14 H7093 Ten einde H7651 van zeven H8141 jaren H7971 H8762 zult gij laten gaan H376 , een iegelijk H251 zijn broeder H5680 , een Hebreer H4376 H8735 , die u zal verkocht zijn H8337 , en u zes H8141 jaren H5647 H8804 gediend heeft H7971 H8765 H2670 ; gij zult hem dan van u laten vrijgaan H1 ; maar uw vaders H8085 H8804 hoorden H5186 H8689 niet naar Mij, en neigden H241 hun oor niet.
  15 H3117 Gijlieden nu waart heden H7725 H8799 wedergekeerd H6213 H8799 , en hadt gedaan H3477 , dat recht H5869 is in Mijn ogen H1865 , vrijheid H7121 H8800 uitroepende H376 , een iegelijk H7453 voor zijn naaste H1285 ; en gij hadt een verbond H3772 H8799 gemaakt H6440 voor Mijn aangezicht H1004 , in het huis H8034 , dat naar Mijn Naam H7121 H8738 genoemd is.
  16 H7725 H8799 Maar gij zijt weder omgekeerd H8034 , en hebt Mijn Naam H2490 H8762 ontheiligd H7725 H8686 , en doen wederkomen H376 , een iegelijk H5650 zijn knecht H376 , en een iegelijk H8198 zijn maagd H7971 H8765 H2670 , die gij hadt laten vrijgaan H5315 naar hun lust H3533 H8799 ; en gij hebt hen ten ondergebracht H5650 , om ulieden te wezen tot knechten H8198 en tot maagden.
  17 H559 H8804 Daarom zegt H3068 de HEERE H8085 H8804 alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord H1865 , om vrijheid H7121 H8800 uit te roepen H376 , een iegelijk H251 voor zijn broeder H376 , en een iegelijk H7453 voor zijn naaste H7121 H8802 ; ziet, zo roep Ik uit H5002 H8803 tegen ulieden, spreekt H3068 de HEERE H1865 , een vrijheid H2719 ten zwaarde H1698 , ter pestilentie H7458 , en ten honger H5414 H8804 , en zal u overgeven H2189 H8675 H2113 ter beroering H4467 allen koninkrijken H776 der aarde.
  18 H582 En Ik zal de mannen H5414 H8804 overgeven H1285 , die Mijn verbond H5674 H8802 hebben overtreden H6965 H8689 , die niet bevestigd hebben H1697 de woorden H1285 des verbonds H6440 , dat zij voor Mijn aangezicht H3772 H8804 gemaakt hadden H5695 , [met] het kalf H8147 , dat zij in tweeen H3772 H8804 hadden gehouwen H1335 , en waren tussen zijn stukken H5674 H8799 doorgegaan:
  19 H8269 De vorsten H3063 van Juda H8269 , en de vorsten H3389 van Jeruzalem H5631 , de kamerlingen H3548 , en de priesteren H5971 , en al het volk H776 des lands H1335 , die door de stukken H5695 des kalfs H5674 H8802 zijn doorgegaan.
  20 H5414 H8804 Ja, Ik zal hen overgeven H3027 in de hand H341 H8802 hunner vijanden H3027 , en in de hand H5315 dergenen, die hun ziel H1245 H8764 zoeken H5038 ; en hun dode lichamen H5775 zullen het gevogelte H8064 des hemels H929 en het gedierte H776 der aarde H3978 tot spijze zijn.
  21 H6667 Zelfs Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H8269 , en zijn vorsten H5414 H8799 , zal Ik overgeven H3027 in de hand H341 H8802 hunner vijanden H3027 , en in de hand H5315 dergenen, die hun ziel H1245 H8764 zoeken H3027 , te weten, in de hand H2428 van het heir H4428 des konings H894 van Babel H5927 H8802 , die van ulieden [nu] zijn opgetogen.
  22 H6680 H8764 Ziet, Ik zal bevel geven H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H7725 H0 , en zal hen weder H5892 tot deze stad H7725 H8689 brengen H3898 H8738 , en zij zullen tegen haar strijden H3920 H8804 , en zullen ze innemen H784 , en zullen ze met vuur H8313 H8804 verbranden H5892 ; en Ik zal de steden H3063 van Juda H5414 H8799 stellen H8077 [tot] een verwoesting H3427 H8802 , dat er niemand in wone.