2 Chronicles 36:12 Cross References - DSV_Strongs

  12 H6213 H8799 En hij deed H7451 dat kwaad H5869 was in de ogen H3068 des HEEREN H430 , zijns Gods H3665 H8738 ; hij verootmoedigde zich H3808 niet H4480 voor H6440 het aangezicht H5030 van den profeet H3414 Jeremia H4480 , [sprekende] uit H6310 den mond H3068 des HEEREN.

Exodus 10:3

  3 H935 H8799 Zo gingen H4872 Mozes H175 en Aaron H6547 tot Farao H559 H8799 , en zeiden H559 H8804 tot hem: Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H5680 der Hebreen H4970 : Hoe lang H3985 H8765 weigert gij H6440 u voor Mijn aangezicht H6031 H8736 te verootmoedigen H5971 ? Laat Mijn volk H7971 H8761 trekken H5647 H8799 , dat zij Mij dienen.

2 Chronicles 32:26

  26 H3169 Doch Jehizkia H3665 H8735 verootmoedigde zich H1363 om de verheffing H3820 zijns harten H1931 , hij H3427 H8802 en de inwoners H3389 van Jeruzalem H7110 , zodat de grote toornigheid H3068 des HEEREN H5921 over H3808 hen niet H935 H8804 kwam H3117 in de dagen H3169 van Jehizkia.

2 Chronicles 33:12

  12 H6887 H8687 En als hij hem benauwde H2470 H8765 , bad hij H6440 het aangezicht H3068 des HEEREN H430 , zijns Gods H3665 H8735 , ernstelijk aan, en vernederde zich H3966 zeer H4480 voor H6440 het aangezicht H430 van den God H1 zijner vaderen,

2 Chronicles 33:19

  19 H8605 En zijn gebed H6279 H8736 , en hoe [God] Zich van hem heeft laten verbidden H3605 , ook al H2403 zijn zonde H4604 , en zijn overtreding H4725 , en de plaatsen H834 , waarop H1116 hij hoogten H1129 H8804 gebouwd H842 , en bossen H6456 en gesneden beelden H5975 H8689 gesteld heeft H6440 , eer H3665 H8736 hij vernederd werd H2009 , ziet H3789 H8803 , dat is beschreven H5921 in H1697 de woorden H2374 H8676 H2335 der zieners.

2 Chronicles 33:23

  23 H3665 H8738 Maar hij vernederde zich H3808 niet H4480 voor H6440 het aangezicht H3068 des HEEREN H4519 , gelijk Manasse H1 , zijn vader H3665 H8736 , zich vernederd had H3588 ; maar H1931 deze H526 Amon H7235 H8689 vermenigvuldigde H819 de schuld.

2 Chronicles 35:22

  22 H2977 Doch Josia H5437 H8689 keerde H6440 zijn aangezicht H3808 niet H4480 van H3588 hem; maar H2664 H8694 hij verstelde zich H3898 H8736 , om tegen hem te strijden H8085 H8804 , en hoorde H3808 niet H413 naar H1697 de woorden H5224 van Necho H4480 uit H6310 den mond H430 van God H935 H8799 ; maar hij kwam H3898 H8736 om te strijden H1237 in het dal H4023 Megiddo.

Jeremiah 21:1-10

  1 H1697 Het woord H3068 , dat van den HEERE H3414 geschied is tot Jeremia H4428 , als koning H6667 Zedekia H7971 H8800 tot hem zond H6583 Pashur H1121 , den zoon H4441 van Malchia H6846 , en Zefanja H1121 , den zoon H4641 van Maaseja H3548 , den priester H559 H8800 , zeggende:
  2 H1875 H8798 Vraag H3068 toch den HEERE H1157 voor ons H5019 , want Nebukadnezar H4428 , de koning H894 van Babel H3898 H8737 , strijdt H3068 tegen ons; misschien zal de HEERE H6213 H8799 met ons doen H6381 H8737 naar al Zijn wonderen H5927 H8799 , dat hij van ons optrekke.
  3 H559 H8799 Toen zeide H3414 Jeremia H6667 tot hen: Zo zult gijlieden tot Zedekia H559 H8799 zeggen:
  4 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H3627 H4421 : Ziet, Ik zal de krijgswapenen H5437 H8688 omwenden H3027 , die in ulieder hand H3898 H8737 zijn, met dewelke gij strijdt H4428 tegen den koning H894 van Babel H3778 en tegen de Chaldeen H6696 H8802 , die u belegeren H2351 , van buiten H2346 aan den muur H622 H8804 ; en Ik zal ze verzamelen H8432 in het midden H5892 van deze stad.
  5 H3898 H8738 En Ik Zelf zal tegen ulieden strijden H5186 H8803 , met een uitgestrekte H3027 hand H2389 en met een sterken H2220 arm H639 , ja, met toorn H2534 , en met grimmigheid H1419 , en met grote H7110 verbolgenheid.
  6 H3427 H8802 En Ik zal de inwoners H5892 dezer stad H5221 H8689 slaan H120 , zowel de mensen H929 als de beesten H1419 ; door een grote H1698 pestilentie H4191 H8799 zullen zij sterven.
  7 H310 En daarna, H5002 H8803 spreekt H3068 de HEERE H6667 , zal Ik Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H5650 , en zijn knechten H5971 , en het volk H5892 , en die in deze stad H7604 H8737 overgebleven zijn H1698 van de pestilentie H2719 , van het zwaard H7458 en van den honger H5414 H8799 , geven H3027 in de hand H5019 van Nebukadnezar H4428 , den koning H894 van Babel H3027 , en in de hand H341 H8802 hunner vijanden H3027 , en in de hand H5315 dergenen, die hun ziel H1245 H8764 zoeken H5221 H8689 ; en hij zal ze slaan H6310 met de scherpte H2719 des zwaards H2347 H8799 ; hij zal ze niet sparen H2550 H8799 , noch verschonen H7355 H8762 , noch zich ontfermen.
  8 H5971 En tot dit volk H559 H8799 zult gij zeggen H559 H8804 : Zo zegt H3068 de HEERE H5414 H8802 : Ziet, Ik stel H6440 voor ulieder aangezicht H1870 den weg H2416 des levens H1870 en den weg H4194 des doods.
  9 H5892 Die in deze stad H3427 H8802 blijft H4191 H8799 , zal sterven H2719 door het zwaard H7458 , of door den honger H1698 , of door de pestilentie H3318 H8802 ; maar die er uitgaat H5307 H8804 en valt H3778 tot de Chaldeen H6696 H8802 , die ulieden belegeren H2421 H8804 H8675 H2421 H8799 , die zal leven H5315 , en zijn ziel H7998 zal hem tot een buit zijn.
  10 H6440 Want Ik heb Mijn aangezicht H5892 tegen deze stad H7760 H8804 gesteld H7451 ten kwade H2896 en niet ten goede H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H5414 H8735 ; zij zal gegeven worden H3027 in de hand H4428 des konings H894 van Babel H784 , en hij zal ze met vuur H8313 H8804 verbranden.

Jeremiah 27:12-28:17

  12 H1696 H8765 Daarna sprak ik H6667 tot Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H1697 , naar al deze woorden H559 H8800 , zeggende H935 H8685 : Brengt H6677 uw halzen H5923 onder het juk H4428 des konings H894 van Babel H5647 H8798 , en dient H5971 hem en zijn volk H2421 H8798 , zo zult gij leven.
  13 H4191 H8799 Waarom zoudt gij sterven H5971 , gij en uw volk H2719 door het zwaard H7458 , door den honger H1698 en door de pestilentie H3068 , gelijk als de HEERE H1696 H8765 gesproken heeft H1471 van het volk H4428 , dat den koning H894 van Babel H5647 H8799 niet zal dienen.
  14 H8085 H8799 Hoort H1697 dan niet naar de woorden H5030 der profeten H559 H8802 , die tot u spreken H559 H8800 , zeggende H4428 : Gij zult den koning H894 van Babel H5647 H8799 niet dienen H5012 H8737 ; want zij profeteren H8267 u valsheid.
  15 H7971 H8804 Want Ik heb ze niet gezonden H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H5012 H8737 , en zij profeteren H8267 valselijk H8034 in Mijn Naam H5080 H8687 ; opdat Ik u uitstote H6 H8804 , en gij omkomt H5030 , gij en de profeten H5012 H8737 , die u profeteren.
  16 H1696 H8765 Ook sprak ik H3548 tot de priesteren H5971 , en tot dit ganse volk H559 H8800 , zeggende H559 H8804 : Zo zegt H3068 de HEERE H8085 H8799 : Hoort H1697 niet naar de woorden H5030 uwer profeten H5012 H8737 , die u profeteren H559 H8800 , zeggende H3627 : Ziet, de vaten H3068 van des HEEREN H1004 huis H4120 zullen nu haast H894 uit Babel H7725 H8716 wedergebracht worden H5012 H8737 ; want zij profeteren H8267 u valsheid.
  17 H8085 H8799 Hoort H5647 H8798 niet naar hen, [maar] dient H4428 den koning H894 van Babel H2421 H8798 , zo zult gijlieden leven H5892 ; waarom zou deze stad H2723 [tot] een woestheid worden?

Jeremiah 28:12-17

  12 H3068 Doch des HEEREN H1697 woord H3414 geschiedde tot Jeremia H310 (nadat H5030 de profeet H2608 Hananja H4133 het juk H6677 van den hals H5030 van den profeet H3414 Jeremia H7665 H8800 verbroken had H559 H8800 ), zeggende:
  13 H1980 H8800 Ga henen H559 H8804 en spreek H2608 tot Hananja H559 H8800 , zeggende H559 H8804 : Zo zegt H3068 de HEERE H6086 : Houten H4133 jukken H7665 H8804 hebt gij verbroken H1270 , nu zult gij in plaats van die, ijzeren H4133 jukken H6213 H8804 maken.
  14 H559 H8804 Want zo zegt H3068 de HEERE H6635 der heirscharen H430 , de God H3478 Israels H1270 : Ik heb een ijzeren H5923 juk H5414 H8804 gedaan H6677 aan den hals H1471 van al deze volken H5019 , om Nebukadnezar H4428 , den koning H894 van Babel H5647 H8800 , te dienen H5647 H8804 , en zij zullen hem dienen H2416 ; ja, Ik heb hem ook het gedierte H7704 des velds H5414 H8804 gegeven.
  15 H5030 En de profeet H3414 Jeremia H559 H8799 zeide H5030 tot den profeet H2608 Hananja H8085 H8798 : Hoor H2608 nu, Hananja H3068 ! de HEERE H7971 H8804 heeft u niet gezonden H5971 , maar gij hebt gemaakt, dat dit volk H8267 op leugen H982 H8689 vertrouwt.
  16 H559 H8804 Daarom, zo zegt H3068 de HEERE H7971 H8764 : Zie, Ik zal u wegwerpen H6440 van H127 den aardbodem H8141 ; dit jaar H4191 H8801 zult gij sterven H5627 , omdat gij een afval H1696 H8765 gesproken hebt H3068 tegen den HEERE.
  17 H4191 H8799 Alzo stierf H5030 de profeet H2608 Hananja H8141 in datzelfde jaar H7637 , in de zevende H2320 maand.

Jeremiah 34:2-22

  2 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H1980 H8800 : Ga henen H559 H8804 en spreek H6667 tot Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H559 H8804 , en zeg H559 H8804 tot hem: Zo zegt H3068 de HEERE H5414 H8802 : Zie, Ik geef H5892 deze stad H3027 in de hand H4428 des konings H894 van Babel H784 , en hij zal ze met vuur H8313 H8804 verbranden.
  3 H3027 En gij zult van zijn hand H4422 H8735 niet ontkomen H8610 H8800 , maar zekerlijk H8610 H8735 gegrepen H3027 , en in zijn hand H5414 H8735 gegeven worden H5869 ; en uw ogen H5869 zullen de ogen H4428 des konings H894 van Babel H7200 H8799 zien H6310 , en zijn mond H6310 zal tot uw mond H1696 H8762 spreken H894 , en gij zult te Babel H935 H8799 komen.
  4 H8085 H8798 Maar hoor H3068 des HEEREN H1697 woord H6667 , o Zedekia H4428 , koning H3063 van Juda H559 H8804 ! zo zegt H3068 de HEERE H2719 van u: Gij zult door het zwaard H4191 H8799 niet sterven.
  5 H4191 H8799 Gij zult sterven H7965 in vrede H4955 , en naar de brandingen H1 van uw vaderen H7223 , de vorige H4428 koningen H6440 , die voor H8313 H8799 u geweest zijn, alzo zullen zij over u branden H5594 H8799 , en u beklagen H1945 , [zeggende]: Och H113 heer H1697 ! want Ik heb het woord H1696 H8765 gesproken H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE.
  6 H5030 En de profeet H3414 Jeremia H1696 H8762 sprak H1697 al deze woorden H6667 tot Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H3389 , te Jeruzalem.
  7 H2428 Als het heir H4428 des konings H894 van Babel H3898 H8737 streed H3389 tegen Jeruzalem H3498 H8737 , en tegen al de overgeblevene H5892 steden H3063 van Juda H3923 , tegen Lachis H5825 en tegen Azeka H4013 ; want deze, [zijnde] vaste H5892 steden H7604 H8738 , waren overgebleven H5892 onder de steden H3063 van Juda.
  8 H1697 Het woord H3414 , dat tot Jeremia H3068 geschied is van den HEERE H310 , nadat H4428 de koning H6667 Zedekia H1285 een verbond H3772 H8800 gemaakt had H5971 met het ganse volk H3389 , dat te Jeruzalem H1865 was, om vrijheid H7121 H8800 voor hen uit te roepen.
  9 H376 Dat een iegelijk H5650 zijn knecht H376 , en een iegelijk H8198 zijn maagd H5680 , zijnde een Hebreer H5680 of een Hebreinne H7971 H8763 H2670 , zou laten vrijgaan H3064 ; zodat niemand zich van hen, van een Jood H251 , zijn broeder H5647 H8800 , zou doen dienen.
  10 H8085 H8799 Nu hoorden H8269 al de vorsten H5971 en al het volk H1285 , die het verbond H935 H8804 hadden ingegaan H376 , dat zij, een iegelijk H5650 zijn knecht H376 , en een iegelijk H8198 zijn maagd H7971 H8763 H2670 zouden laten vrijgaan H5647 H8800 , zodat zij zich niet meer van hen zouden doen dienen H8085 H8799 ; zij hoorden H7971 H8762 dan, en lieten hen gaan;
  11 H7725 H0 Maar zij keerden H310 daarna H7725 H8799 wederom H5650 , en deden de knechten H8198 en maagden H7725 H8686 wederkomen H7971 H8765 H2670 , die zij hadden laten vrijgaan H3533 H8799 H8675 H3533 H8686 , en zij brachten hen ten onder H5650 tot knechten H8198 en tot maagden.
  12 H3068 Daarom geschiedde des HEEREN H1697 woord H3414 tot Jeremia H3068 , van den HEERE H559 H8800 , zeggende:
  13 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H1285 : Ik heb een verbond H3772 H8804 gemaakt H1 met uw vaderen H3117 , ten dage H776 H4714 , als Ik hen uit Egypteland H1004 H5650 , uit het diensthuis H3318 H8687 uitvoerde H559 H8800 , zeggende:
  14 H7093 Ten einde H7651 van zeven H8141 jaren H7971 H8762 zult gij laten gaan H376 , een iegelijk H251 zijn broeder H5680 , een Hebreer H4376 H8735 , die u zal verkocht zijn H8337 , en u zes H8141 jaren H5647 H8804 gediend heeft H7971 H8765 H2670 ; gij zult hem dan van u laten vrijgaan H1 ; maar uw vaders H8085 H8804 hoorden H5186 H8689 niet naar Mij, en neigden H241 hun oor niet.
  15 H3117 Gijlieden nu waart heden H7725 H8799 wedergekeerd H6213 H8799 , en hadt gedaan H3477 , dat recht H5869 is in Mijn ogen H1865 , vrijheid H7121 H8800 uitroepende H376 , een iegelijk H7453 voor zijn naaste H1285 ; en gij hadt een verbond H3772 H8799 gemaakt H6440 voor Mijn aangezicht H1004 , in het huis H8034 , dat naar Mijn Naam H7121 H8738 genoemd is.
  16 H7725 H8799 Maar gij zijt weder omgekeerd H8034 , en hebt Mijn Naam H2490 H8762 ontheiligd H7725 H8686 , en doen wederkomen H376 , een iegelijk H5650 zijn knecht H376 , en een iegelijk H8198 zijn maagd H7971 H8765 H2670 , die gij hadt laten vrijgaan H5315 naar hun lust H3533 H8799 ; en gij hebt hen ten ondergebracht H5650 , om ulieden te wezen tot knechten H8198 en tot maagden.
  17 H559 H8804 Daarom zegt H3068 de HEERE H8085 H8804 alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord H1865 , om vrijheid H7121 H8800 uit te roepen H376 , een iegelijk H251 voor zijn broeder H376 , en een iegelijk H7453 voor zijn naaste H7121 H8802 ; ziet, zo roep Ik uit H5002 H8803 tegen ulieden, spreekt H3068 de HEERE H1865 , een vrijheid H2719 ten zwaarde H1698 , ter pestilentie H7458 , en ten honger H5414 H8804 , en zal u overgeven H2189 H8675 H2113 ter beroering H4467 allen koninkrijken H776 der aarde.
  18 H582 En Ik zal de mannen H5414 H8804 overgeven H1285 , die Mijn verbond H5674 H8802 hebben overtreden H6965 H8689 , die niet bevestigd hebben H1697 de woorden H1285 des verbonds H6440 , dat zij voor Mijn aangezicht H3772 H8804 gemaakt hadden H5695 , [met] het kalf H8147 , dat zij in tweeen H3772 H8804 hadden gehouwen H1335 , en waren tussen zijn stukken H5674 H8799 doorgegaan:
  19 H8269 De vorsten H3063 van Juda H8269 , en de vorsten H3389 van Jeruzalem H5631 , de kamerlingen H3548 , en de priesteren H5971 , en al het volk H776 des lands H1335 , die door de stukken H5695 des kalfs H5674 H8802 zijn doorgegaan.
  20 H5414 H8804 Ja, Ik zal hen overgeven H3027 in de hand H341 H8802 hunner vijanden H3027 , en in de hand H5315 dergenen, die hun ziel H1245 H8764 zoeken H5038 ; en hun dode lichamen H5775 zullen het gevogelte H8064 des hemels H929 en het gedierte H776 der aarde H3978 tot spijze zijn.
  21 H6667 Zelfs Zedekia H4428 , den koning H3063 van Juda H8269 , en zijn vorsten H5414 H8799 , zal Ik overgeven H3027 in de hand H341 H8802 hunner vijanden H3027 , en in de hand H5315 dergenen, die hun ziel H1245 H8764 zoeken H3027 , te weten, in de hand H2428 van het heir H4428 des konings H894 van Babel H5927 H8802 , die van ulieden [nu] zijn opgetogen.
  22 H6680 H8764 Ziet, Ik zal bevel geven H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H7725 H0 , en zal hen weder H5892 tot deze stad H7725 H8689 brengen H3898 H8738 , en zij zullen tegen haar strijden H3920 H8804 , en zullen ze innemen H784 , en zullen ze met vuur H8313 H8804 verbranden H5892 ; en Ik zal de steden H3063 van Juda H5414 H8799 stellen H8077 [tot] een verwoesting H3427 H8802 , dat er niemand in wone.

Jeremiah 37:2-21

  2 H8085 H8804 Maar hij hoorde H5650 niet, hij, noch zijn knechten H5971 , noch het volk H776 des lands H1697 , naar de woorden H3068 des HEEREN H1696 H8765 , die Hij sprak H3027 door den dienst H5030 van den profeet H3414 Jeremia.
  3 H7971 H8799 Nochtans zond H4428 de koning H6667 Zedekia H3081 Juchal H1121 , den zoon H8018 van Selemja H6846 , en Sefanja H1121 , den zoon H4641 van Maaseja H3548 , den priester H5030 , tot den profeet H3414 Jeremia H559 H8800 , om te zeggen H6419 H8690 : Bid H3068 toch voor ons tot den HEERE H430 , onzen God!
  4 H3414 (Want Jeremia H935 H8804 was [nog] ingaande H3318 H8802 en uitgaande H8432 in het midden H5971 des volks H1004 H3628 , en zij hadden hem [nog] in het gevangenhuis H5414 H8804 niet gesteld.
  5 H6547 En Farao's H2428 heir H4714 was uit Egypte H3318 H8804 uitgetogen H3778 ; en de Chaldeen H3389 , die Jeruzalem H6696 H8802 belegerden H8088 , als zij het gerucht H8085 H8799 van hen gehoord hadden H3389 , zo waren zij van Jeruzalem H5927 H8735 opgetogen).
  6 H3068 Toen geschiedde des HEEREN H1697 woord H5030 tot den profeet H3414 Jeremia H559 H8800 , zeggende:
  7 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H559 H8799 : Zo zult gijlieden zeggen H4428 tot den koning H3063 van Juda H7971 H8802 , die u tot Mij gezonden heeft H1875 H8800 , om Mij te vragen H6547 : Ziet, Farao's H2428 heir H5833 , dat u ter hulpe H3318 H8802 uitgetogen is H7725 H8804 , zal wederkeren H776 in zijn land H4714 , [in] Egypte;
  8 H3778 En de Chaldeen H7725 H8804 zullen wederkeren H5892 , en tegen deze stad H3898 H8738 strijden H3920 H8804 ; en zij zullen ze innemen H784 , en zullen ze met vuur H8313 H8804 verbranden.
  9 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H5377 H8686 : Bedriegt H5315 uw zielen H559 H8800 niet, zeggende H3778 : De Chaldeen H1980 H8800 zullen zekerlijk H3212 H8799 van ons wegtrekken H3212 H8799 ; want zij zullen niet wegtrekken.
  10 H5221 H8689 Want al sloegt gijlieden H2428 het ganse heir H3778 der Chaldeen H3898 H8737 , die tegen u strijden H7604 H8738 , en er bleven H1856 H8794 van hen [enige] verwonde H582 mannen H376 over, zo zouden zich die, een iegelijk H168 in zijn tent H6965 H8799 , opmaken H5892 , en deze stad H784 met vuur H8313 H8804 verbranden.
  11 H2428 Voorts geschiedde het, als het heir H3778 der Chaldeen H3389 van Jeruzalem H5927 H8736 was opgetogen H6440 , vanwege H6547 Farao's H2428 heir;
  12 H3414 Dat Jeremia H3389 uit Jeruzalem H3318 H8799 uitging H3212 H8800 , om te gaan H776 [in] het land H1144 van Benjamin H2505 H8687 , om van daar te scheiden H8432 door het midden H5971 des volks.
  13 H8179 Als hij in de poort H1144 van Benjamin H1167 H6488 was, zo was daar de wachtmeester H8034 , wiens naam H3376 was Jerija H1121 , de zoon H8018 van Selemja H1121 , den zoon H2608 van Hananja H8610 H8799 ; die greep H5030 den profeet H3414 Jeremia H559 H8800 , zeggende H3778 : Gij wilt tot de Chaldeen H5307 H8802 vallen!
  14 H3414 En Jeremia H559 H8799 zeide H8267 : Het is vals H3778 , ik wil niet tot de Chaldeen H5307 H8802 vallen H8085 H8804 . Doch hij hoorde H3376 niet naar hem; maar Jerija H8610 H8799 greep H3414 Jeremia H935 H8686 aan, en bracht H8269 hem tot de vorsten.
  15 H8269 En de vorsten H7107 H8799 werden zeer toornig H3414 op Jeremia H5221 H8689 en sloegen H5414 H8804 hem; en zij stelden H612 hem in het gevangenhuis H1004 , ten huize H3083 van Jonathan H5608 H8802 , den schrijver H3608 ; want zij hadden dat tot een gevangenhuis H6213 H8804 gemaakt.
  16 H3414 Als Jeremia H1004 in de plaats H953 des kuils H2588 , en in de kotjes H935 H8804 gekomen was H3414 , en Jeremia H7227 aldaar veel H3117 dagen H3427 H8799 gezeten had;
  17 H7971 H8799 Zo zond H4428 de koning H6667 Zedekia H3947 H8799 henen, en liet hem halen H4428 ; en de koning H7592 H8799 vraagde H1004 hem in zijn huis H5643 , in het verborgene H559 H8799 , en zeide H1697 : Is er ook een woord H3068 van den HEERE H3414 ? En Jeremia H559 H8799 zeide H3426 : Er is H559 H8799 ; en hij zeide H3027 : Gij zult in de hand H4428 des konings H894 van Babel H5414 H8735 gegeven worden.
  18 H559 H8799 Voorts zeide H3414 Jeremia H4428 tot den koning H6667 Zedekia H5650 : Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten H5971 , of tegen dit volk H2398 H8804 gezondigd H1004 H3608 , dat gijlieden mij in het gevangenhuis H5414 H8804 gesteld hebt?
  19 H346 Waar zijn nu H5030 ulieder profeten H5012 H8738 , die u geprofeteerd hebben H559 H8800 , zeggende H4428 : De koning H894 van Babel H776 zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land H935 H8799 komen.
  20 H8085 H8798 Nu dan, hoor H113 toch, o mijn heer H4428 koning H8467 ! laat toch mijn smeking H6440 voor uw aangezicht H5307 H8799 nedervallen H7725 H8686 , en breng mij niet weder H1004 [in] het huis H3083 van Jonathan H5608 H8802 , den schrijver H4191 H8799 , opdat ik aldaar niet sterve.
  21 H6680 H0 Toen gaf H4428 de koning H6667 Zedekia H6680 H8762 bevel H6485 H8686 ; en zij bestelden H3414 Jeremia H2691 in het voorhof H4307 der bewaring H5414 H8800 , en men gaf H3117 hem des daags H3603 een bol H3899 broods H644 H8802 H2351 uit de Bakkerstraat H3899 , totdat al het brood H5892 van de stad H8552 H8800 op was H3427 H8799 . Alzo bleef H3414 Jeremia H2691 in het voorhof H4307 der bewaring.

Jeremiah 38:14-28

  14 H7971 H8799 Toen zond H4428 de koning H6667 Zedekia H5030 henen, en liet den profeet H3414 Jeremia H3947 H8799 tot zich halen H7992 , in den derden H3996 ingang H3068 , die aan des HEEREN H1004 huis H4428 was; en de koning H559 H8799 zeide H3414 tot Jeremia H1697 : Ik zal u een ding H7592 H8802 vragen H3582 H8762 , verheel geen ding voor mij.
  15 H3414 En Jeremia H559 H8799 zeide H6667 tot Zedekia H5046 H8686 : Als ik [het] u verklaren zal H4191 H8687 , zult gij mij niet zekerlijk H4191 H8686 doden H3289 H8799 ? En als ik u raad zal geven H8085 H8799 , gij zult [toch] naar mij niet horen.
  16 H7650 H8735 Toen zwoer H4428 de koning H6667 Zedekia H3414 aan Jeremia H5643 in het verborgene H559 H8800 , zeggende H3068 : [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE H2416 leeft H5315 , Die ons deze ziel H6213 H8804 gemaakt heeft H4191 H8686 : Indien ik u zal doden H5414 H8799 , of indien ik u zal overgeven H3027 in de hand H582 dezer mannen H5315 , die uw ziel H1245 H8764 zoeken!
  17 H3414 Jeremia H559 H8799 dan zeide H6667 tot Zedekia H559 H8804 : Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H6635 der heirscharen H430 , de God H3478 Israels H3318 H8800 : Indien gij gewilliglijk H8269 tot de vorsten H4428 des koning H894 van Babel H3318 H8799 zult uitgaan H5315 , zo zal uw ziel H2421 H8804 leven H5892 , en deze stad H8313 H8735 zal niet verbrand worden H784 met vuur H2421 H8804 ; en gij zult leven H1004 , gij en uw huis.
  18 H8269 Maar indien gij tot de vorsten H4428 des konings H894 van Babel H3318 H8799 niet zult uitgaan H5892 , zo zal deze stad H5414 H8738 gegeven worden H3027 in de hand H3778 der Chaldeen H784 , en zij zullen ze met vuur H8313 H8804 verbranden H3027 ; ook zult gij van hunlieder hand H4422 H8735 niet ontkomen.
  19 H4428 En de koning H6667 Zedekia H559 H8799 zeide H3414 tot Jeremia H1672 H8802 : Ik ben bevreesd H3064 voor de Joden H3778 , die tot de Chaldeen H5307 H8804 gevallen zijn H3027 , dat zij mij misschien in derzelver hand H5414 H8799 overgeven H5953 H8694 , en zij den spot met mij drijven.
  20 H3414 En Jeremia H559 H8799 zeide H5414 H8799 : Zij zullen [u] niet overgeven H8085 H8798 ; wees toch gehoorzaam H6963 aan de stem H3068 des HEEREN H1696 H8802 , naar dewelke ik tot u spreek H3190 H8799 ; zo zal het u welgaan H5315 , en uw ziel H2421 H8799 zal leven.
  21 H3986 Maar indien gij weigert H3318 H8800 uit te gaan H1697 , [zo] is dit het woord H3068 , dat de HEERE H7200 H8689 mij heeft doen zien;
  22 H802 Ziedaar, al de vrouwen H1004 , die in het huis H4428 des konings H3063 van Juda H7604 H8738 zijn overgebleven H3318 H8716 , zullen uitgevoerd worden H8269 tot de vorsten H4428 des konings H894 van Babel H559 H8802 ; en dezelve zullen zeggen H582 H7965 : Uw vredegenoten H5496 H8689 hebben u aangehitst H3201 H8804 , en hebben u overmocht H7272 ; uw voeten H1206 zijn in den modder H2883 H8717 gezonken H268 ; zij zijn achterwaarts H5472 H8738 gekeerd!
  23 H802 Zij zullen dan al uw vrouwen H1121 en al uw zonen H3778 tot de Chaldeen H3318 H8688 uitvoeren H3027 ; ook zult gij zelf van hun hand H4422 H8735 niet ontkomen H3027 ; maar gij zult door de hand H4428 des konings H894 van Babel H8610 H8735 gegrepen worden H5892 , en gij zult deze stad H784 met vuur H8313 H8799 verbranden.
  24 H559 H8799 Toen zeide H6667 Zedekia H3414 tot Jeremia H376 : Dat niemand H3045 H8799 wete H1697 van deze woorden H4191 H8799 , zo zult gij niet sterven.
  25 H8269 En als de vorsten H8085 H8799 zullen horen H1696 H8765 , dat ik met u gesproken heb H935 H8804 , en tot u komen H559 H8804 , en tot u zeggen H5046 H8685 : Verklaar H4428 ons nu, wat hebt gij tot den koning H1696 H8765 gesproken H3582 H8762 ? verheel H4191 H8686 het niet voor ons, zo zullen wij u niet doden H4428 ; en wat heeft de koning H1696 H8765 tot u gesproken?
  26 H559 H8804 Zo zult gij tot hen zeggen H5307 H8688 : Ik wierp H8467 mijn smeking H4428 voor des konings H6440 aangezicht H7725 H8687 neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen H3083 in Jonathans H1004 huis H4191 H8800 , om aldaar te sterven.
  27 H8269 Als dan al de vorsten H3414 tot Jeremia H935 H8799 kwamen H7592 H8799 , en hem vraagden H5046 H8686 , verklaarde hij H1697 hun, naar al deze woorden H4428 , die de koning H6680 H8765 geboden had H2790 H8686 ; en zij lieten van hem af H1697 , omdat de zaak H8085 H8738 niet was gehoord.
  28 H3414 En Jeremia H3427 H8799 bleef H2691 in het voorhof H4307 der bewaring H3117 tot op den dag H3389 , dat Jeruzalem H3920 H8738 werd ingenomen H3389 ; en hij was er [nog], als Jeruzalem H3920 H8738 was ingenomen.

Daniel 5:22-23

  22 H607 En gij H1113 , Belsazar H1247 , zijn zoon H3825 ! hebt uw hart H3809 niet H8214 H8684 vernederd H6903 , alhoewel H1836 gij dit H3606 alles H3046 H8754 wel geweten hebt.
  23 H7313 H8712 Maar gij hebt u verheven H5922 tegen H4756 den Heere H8065 des hemels H3984 , en men heeft de vaten H1005 van Zijn huis H6925 voor H858 H8684 u gebracht H607 , en gij H7261 , en uw geweldigen H7695 , uw vrouwen H3904 , en uw bijwijven H2562 hebben wijn H8355 H8750 uit dezelve gedronken H426 , en de goden H3702 van zilver H1722 en goud H5174 , koper H6523 , ijzer H636 , hout H69 en steen H3809 , die niet H2370 H8751 zien H3809 , noch H8086 H8750 horen H3809 , noch H3046 H8751 weten H7624 H8745 , hebt gij geprezen H426 ; maar dien God H3028 , in Wiens hand H5396 uw adem H3606 is, en bij Wien al H735 uw paden H3809 zijn, hebt gij niet H1922 H8745 verheerlijkt.

James 4:10

  10 G5013 G5682 Vernedert u G1799 voor G2962 den Heere G2532 , en G5209 Hij zal u G5312 G5692 verhogen.

1 Peter 5:6

  6 G5013 G5682 Vernedert u G3767 dan G5259 onder G2900 de krachtige G5495 hand G2316 Gods G2443 , opdat G5209 Hij u G5312 G5661 verhoge G1722 te G2540 Zijner tijd.

Cross Reference data is from OpenBible.info, retrieved June 28, 2010, and licensed under a Creative Commons Attribution License.