2 Chronicles 36:12 Cross References - DSV_Strongs
Exodus 10:3
3
H935 H8799
Zo gingen
H4872
Mozes
H175
en Aaron
H6547
tot Farao
H559 H8799
, en zeiden
H559 H8804
tot hem: Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H5680
der Hebreen
H4970
: Hoe lang
H3985 H8765
weigert gij
H6440
u voor Mijn aangezicht
H6031 H8736
te verootmoedigen
H5971
? Laat Mijn volk
H7971 H8761
trekken
H5647 H8799
, dat zij Mij dienen.
2 Chronicles 32:26
2 Chronicles 33:12
2 Chronicles 33:19
19
H8605
En zijn gebed
H6279 H8736
, en hoe [God] Zich van hem heeft laten verbidden
H3605
, ook al
H2403
zijn zonde
H4604
, en zijn overtreding
H4725
, en de plaatsen
H834
, waarop
H1116
hij hoogten
H1129 H8804
gebouwd
H842
, en bossen
H6456
en gesneden beelden
H5975 H8689
gesteld heeft
H6440
, eer
H3665 H8736
hij vernederd werd
H2009
, ziet
H3789 H8803
, dat is beschreven
H5921
in
H1697
de woorden
H2374 H8676 H2335
der zieners.
2 Chronicles 33:23
2 Chronicles 35:22
22
H2977
Doch Josia
H5437 H8689
keerde
H6440
zijn aangezicht
H3808
niet
H4480
van
H3588
hem; maar
H2664 H8694
hij verstelde zich
H3898 H8736
, om tegen hem te strijden
H8085 H8804
, en hoorde
H3808
niet
H413
naar
H1697
de woorden
H5224
van Necho
H4480
uit
H6310
den mond
H430
van God
H935 H8799
; maar hij kwam
H3898 H8736
om te strijden
H1237
in het dal
H4023
Megiddo.
Jeremiah 21:1-10
1
H1697
Het woord
H3068
, dat van den HEERE
H3414
geschied is tot Jeremia
H4428
, als koning
H6667
Zedekia
H7971 H8800
tot hem zond
H6583
Pashur
H1121
, den zoon
H4441
van Malchia
H6846
, en Zefanja
H1121
, den zoon
H4641
van Maaseja
H3548
, den priester
H559 H8800
, zeggende:
2
H1875 H8798
Vraag
H3068
toch den HEERE
H1157
voor ons
H5019
, want Nebukadnezar
H4428
, de koning
H894
van Babel
H3898 H8737
, strijdt
H3068
tegen ons; misschien zal de HEERE
H6213 H8799
met ons doen
H6381 H8737
naar al Zijn wonderen
H5927 H8799
, dat hij van ons optrekke.
3
H559 H8799
Toen zeide
H3414
Jeremia
H6667
tot hen: Zo zult gijlieden tot Zedekia
H559 H8799
zeggen:
4
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H3627 H4421
: Ziet, Ik zal de krijgswapenen
H5437 H8688
omwenden
H3027
, die in ulieder hand
H3898 H8737
zijn, met dewelke gij strijdt
H4428
tegen den koning
H894
van Babel
H3778
en tegen de Chaldeen
H6696 H8802
, die u belegeren
H2351
, van buiten
H2346
aan den muur
H622 H8804
; en Ik zal ze verzamelen
H8432
in het midden
H5892
van deze stad.
5
H3898 H8738
En Ik Zelf zal tegen ulieden strijden
H5186 H8803
, met een uitgestrekte
H3027
hand
H2389
en met een sterken
H2220
arm
H639
, ja, met toorn
H2534
, en met grimmigheid
H1419
, en met grote
H7110
verbolgenheid.
6
H3427 H8802
En Ik zal de inwoners
H5892
dezer stad
H5221 H8689
slaan
H120
, zowel de mensen
H929
als de beesten
H1419
; door een grote
H1698
pestilentie
H4191 H8799
zullen zij sterven.
7
H310
En daarna,
H5002 H8803
spreekt
H3068
de HEERE
H6667
, zal Ik Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H5650
, en zijn knechten
H5971
, en het volk
H5892
, en die in deze stad
H7604 H8737
overgebleven zijn
H1698
van de pestilentie
H2719
, van het zwaard
H7458
en van den honger
H5414 H8799
, geven
H3027
in de hand
H5019
van Nebukadnezar
H4428
, den koning
H894
van Babel
H3027
, en in de hand
H341 H8802
hunner vijanden
H3027
, en in de hand
H5315
dergenen, die hun ziel
H1245 H8764
zoeken
H5221 H8689
; en hij zal ze slaan
H6310
met de scherpte
H2719
des zwaards
H2347 H8799
; hij zal ze niet sparen
H2550 H8799
, noch verschonen
H7355 H8762
, noch zich ontfermen.
8
H5971
En tot dit volk
H559 H8799
zult gij zeggen
H559 H8804
: Zo zegt
H3068
de HEERE
H5414 H8802
: Ziet, Ik stel
H6440
voor ulieder aangezicht
H1870
den weg
H2416
des levens
H1870
en den weg
H4194
des doods.
9
H5892
Die in deze stad
H3427 H8802
blijft
H4191 H8799
, zal sterven
H2719
door het zwaard
H7458
, of door den honger
H1698
, of door de pestilentie
H3318 H8802
; maar die er uitgaat
H5307 H8804
en valt
H3778
tot de Chaldeen
H6696 H8802
, die ulieden belegeren
H2421 H8804 H8675 H2421 H8799
, die zal leven
H5315
, en zijn ziel
H7998
zal hem tot een buit zijn.
Jeremiah 27:12-28:17
12
H1696 H8765
Daarna sprak ik
H6667
tot Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H1697
, naar al deze woorden
H559 H8800
, zeggende
H935 H8685
: Brengt
H6677
uw halzen
H5923
onder het juk
H4428
des konings
H894
van Babel
H5647 H8798
, en dient
H5971
hem en zijn volk
H2421 H8798
, zo zult gij leven.
13
H4191 H8799
Waarom zoudt gij sterven
H5971
, gij en uw volk
H2719
door het zwaard
H7458
, door den honger
H1698
en door de pestilentie
H3068
, gelijk als de HEERE
H1696 H8765
gesproken heeft
H1471
van het volk
H4428
, dat den koning
H894
van Babel
H5647 H8799
niet zal dienen.
14
H8085 H8799
Hoort
H1697
dan niet naar de woorden
H5030
der profeten
H559 H8802
, die tot u spreken
H559 H8800
, zeggende
H4428
: Gij zult den koning
H894
van Babel
H5647 H8799
niet dienen
H5012 H8737
; want zij profeteren
H8267
u valsheid.
15
H7971 H8804
Want Ik heb ze niet gezonden
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE
H5012 H8737
, en zij profeteren
H8267
valselijk
H8034
in Mijn Naam
H5080 H8687
; opdat Ik u uitstote
H6 H8804
, en gij omkomt
H5030
, gij en de profeten
H5012 H8737
, die u profeteren.
16
H1696 H8765
Ook sprak ik
H3548
tot de priesteren
H5971
, en tot dit ganse volk
H559 H8800
, zeggende
H559 H8804
: Zo zegt
H3068
de HEERE
H8085 H8799
: Hoort
H1697
niet naar de woorden
H5030
uwer profeten
H5012 H8737
, die u profeteren
H559 H8800
, zeggende
H3627
: Ziet, de vaten
H3068
van des HEEREN
H1004
huis
H4120
zullen nu haast
H894
uit Babel
H7725 H8716
wedergebracht worden
H5012 H8737
; want zij profeteren
H8267
u valsheid.
Jeremiah 28:12-17
12
H3068
Doch des HEEREN
H1697
woord
H3414
geschiedde tot Jeremia
H310
(nadat
H5030
de profeet
H2608
Hananja
H4133
het juk
H6677
van den hals
H5030
van den profeet
H3414
Jeremia
H7665 H8800
verbroken had
H559 H8800
), zeggende:
13
H1980 H8800
Ga henen
H559 H8804
en spreek
H2608
tot Hananja
H559 H8800
, zeggende
H559 H8804
: Zo zegt
H3068
de HEERE
H6086
: Houten
H4133
jukken
H7665 H8804
hebt gij verbroken
H1270
, nu zult gij in plaats van die, ijzeren
H4133
jukken
H6213 H8804
maken.
14
H559 H8804
Want zo zegt
H3068
de HEERE
H6635
der heirscharen
H430
, de God
H3478
Israels
H1270
: Ik heb een ijzeren
H5923
juk
H5414 H8804
gedaan
H6677
aan den hals
H1471
van al deze volken
H5019
, om Nebukadnezar
H4428
, den koning
H894
van Babel
H5647 H8800
, te dienen
H5647 H8804
, en zij zullen hem dienen
H2416
; ja, Ik heb hem ook het gedierte
H7704
des velds
H5414 H8804
gegeven.
15
H5030
En de profeet
H3414
Jeremia
H559 H8799
zeide
H5030
tot den profeet
H2608
Hananja
H8085 H8798
: Hoor
H2608
nu, Hananja
H3068
! de HEERE
H7971 H8804
heeft u niet gezonden
H5971
, maar gij hebt gemaakt, dat dit volk
H8267
op leugen
H982 H8689
vertrouwt.
Jeremiah 34:2-22
2
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H1980 H8800
: Ga henen
H559 H8804
en spreek
H6667
tot Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H559 H8804
, en zeg
H559 H8804
tot hem: Zo zegt
H3068
de HEERE
H5414 H8802
: Zie, Ik geef
H5892
deze stad
H3027
in de hand
H4428
des konings
H894
van Babel
H784
, en hij zal ze met vuur
H8313 H8804
verbranden.
3
H3027
En gij zult van zijn hand
H4422 H8735
niet ontkomen
H8610 H8800
, maar zekerlijk
H8610 H8735
gegrepen
H3027
, en in zijn hand
H5414 H8735
gegeven worden
H5869
; en uw ogen
H5869
zullen de ogen
H4428
des konings
H894
van Babel
H7200 H8799
zien
H6310
, en zijn mond
H6310
zal tot uw mond
H1696 H8762
spreken
H894
, en gij zult te Babel
H935 H8799
komen.
4
H8085 H8798
Maar hoor
H3068
des HEEREN
H1697
woord
H6667
, o Zedekia
H4428
, koning
H3063
van Juda
H559 H8804
! zo zegt
H3068
de HEERE
H2719
van u: Gij zult door het zwaard
H4191 H8799
niet sterven.
5
H4191 H8799
Gij zult sterven
H7965
in vrede
H4955
, en naar de brandingen
H1
van uw vaderen
H7223
, de vorige
H4428
koningen
H6440
, die voor
H8313 H8799
u geweest zijn, alzo zullen zij over u branden
H5594 H8799
, en u beklagen
H1945
, [zeggende]: Och
H113
heer
H1697
! want Ik heb het woord
H1696 H8765
gesproken
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE.
6
H5030
En de profeet
H3414
Jeremia
H1696 H8762
sprak
H1697
al deze woorden
H6667
tot Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H3389
, te Jeruzalem.
7
H2428
Als het heir
H4428
des konings
H894
van Babel
H3898 H8737
streed
H3389
tegen Jeruzalem
H3498 H8737
, en tegen al de overgeblevene
H5892
steden
H3063
van Juda
H3923
, tegen Lachis
H5825
en tegen Azeka
H4013
; want deze, [zijnde] vaste
H5892
steden
H7604 H8738
, waren overgebleven
H5892
onder de steden
H3063
van Juda.
8
H1697
Het woord
H3414
, dat tot Jeremia
H3068
geschied is van den HEERE
H310
, nadat
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H1285
een verbond
H3772 H8800
gemaakt had
H5971
met het ganse volk
H3389
, dat te Jeruzalem
H1865
was, om vrijheid
H7121 H8800
voor hen uit te roepen.
9
H376
Dat een iegelijk
H5650
zijn knecht
H376
, en een iegelijk
H8198
zijn maagd
H5680
, zijnde een Hebreer
H5680
of een Hebreinne
H7971 H8763 H2670
, zou laten vrijgaan
H3064
; zodat niemand zich van hen, van een Jood
H251
, zijn broeder
H5647 H8800
, zou doen dienen.
10
H8085 H8799
Nu hoorden
H8269
al de vorsten
H5971
en al het volk
H1285
, die het verbond
H935 H8804
hadden ingegaan
H376
, dat zij, een iegelijk
H5650
zijn knecht
H376
, en een iegelijk
H8198
zijn maagd
H7971 H8763 H2670
zouden laten vrijgaan
H5647 H8800
, zodat zij zich niet meer van hen zouden doen dienen
H8085 H8799
; zij hoorden
H7971 H8762
dan, en lieten hen gaan;
11
H7725 H0
Maar zij keerden
H310
daarna
H7725 H8799
wederom
H5650
, en deden de knechten
H8198
en maagden
H7725 H8686
wederkomen
H7971 H8765 H2670
, die zij hadden laten vrijgaan
H3533 H8799 H8675 H3533 H8686
, en zij brachten hen ten onder
H5650
tot knechten
H8198
en tot maagden.
12
H3068
Daarom geschiedde des HEEREN
H1697
woord
H3414
tot Jeremia
H3068
, van den HEERE
H559 H8800
, zeggende:
13
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H1285
: Ik heb een verbond
H3772 H8804
gemaakt
H1
met uw vaderen
H3117
, ten dage
H776 H4714
, als Ik hen uit Egypteland
H1004 H5650
, uit het diensthuis
H3318 H8687
uitvoerde
H559 H8800
, zeggende:
14
H7093
Ten einde
H7651
van zeven
H8141
jaren
H7971 H8762
zult gij laten gaan
H376
, een iegelijk
H251
zijn broeder
H5680
, een Hebreer
H4376 H8735
, die u zal verkocht zijn
H8337
, en u zes
H8141
jaren
H5647 H8804
gediend heeft
H7971 H8765 H2670
; gij zult hem dan van u laten vrijgaan
H1
; maar uw vaders
H8085 H8804
hoorden
H5186 H8689
niet naar Mij, en neigden
H241
hun oor niet.
15
H3117
Gijlieden nu waart heden
H7725 H8799
wedergekeerd
H6213 H8799
, en hadt gedaan
H3477
, dat recht
H5869
is in Mijn ogen
H1865
, vrijheid
H7121 H8800
uitroepende
H376
, een iegelijk
H7453
voor zijn naaste
H1285
; en gij hadt een verbond
H3772 H8799
gemaakt
H6440
voor Mijn aangezicht
H1004
, in het huis
H8034
, dat naar Mijn Naam
H7121 H8738
genoemd is.
16
H7725 H8799
Maar gij zijt weder omgekeerd
H8034
, en hebt Mijn Naam
H2490 H8762
ontheiligd
H7725 H8686
, en doen wederkomen
H376
, een iegelijk
H5650
zijn knecht
H376
, en een iegelijk
H8198
zijn maagd
H7971 H8765 H2670
, die gij hadt laten vrijgaan
H5315
naar hun lust
H3533 H8799
; en gij hebt hen ten ondergebracht
H5650
, om ulieden te wezen tot knechten
H8198
en tot maagden.
17
H559 H8804
Daarom zegt
H3068
de HEERE
H8085 H8804
alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord
H1865
, om vrijheid
H7121 H8800
uit te roepen
H376
, een iegelijk
H251
voor zijn broeder
H376
, en een iegelijk
H7453
voor zijn naaste
H7121 H8802
; ziet, zo roep Ik uit
H5002 H8803
tegen ulieden, spreekt
H3068
de HEERE
H1865
, een vrijheid
H2719
ten zwaarde
H1698
, ter pestilentie
H7458
, en ten honger
H5414 H8804
, en zal u overgeven
H2189 H8675 H2113
ter beroering
H4467
allen koninkrijken
H776
der aarde.
18
H582
En Ik zal de mannen
H5414 H8804
overgeven
H1285
, die Mijn verbond
H5674 H8802
hebben overtreden
H6965 H8689
, die niet bevestigd hebben
H1697
de woorden
H1285
des verbonds
H6440
, dat zij voor Mijn aangezicht
H3772 H8804
gemaakt hadden
H5695
, [met] het kalf
H8147
, dat zij in tweeen
H3772 H8804
hadden gehouwen
H1335
, en waren tussen zijn stukken
H5674 H8799
doorgegaan:
19
H8269
De vorsten
H3063
van Juda
H8269
, en de vorsten
H3389
van Jeruzalem
H5631
, de kamerlingen
H3548
, en de priesteren
H5971
, en al het volk
H776
des lands
H1335
, die door de stukken
H5695
des kalfs
H5674 H8802
zijn doorgegaan.
20
H5414 H8804
Ja, Ik zal hen overgeven
H3027
in de hand
H341 H8802
hunner vijanden
H3027
, en in de hand
H5315
dergenen, die hun ziel
H1245 H8764
zoeken
H5038
; en hun dode lichamen
H5775
zullen het gevogelte
H8064
des hemels
H929
en het gedierte
H776
der aarde
H3978
tot spijze zijn.
21
H6667
Zelfs Zedekia
H4428
, den koning
H3063
van Juda
H8269
, en zijn vorsten
H5414 H8799
, zal Ik overgeven
H3027
in de hand
H341 H8802
hunner vijanden
H3027
, en in de hand
H5315
dergenen, die hun ziel
H1245 H8764
zoeken
H3027
, te weten, in de hand
H2428
van het heir
H4428
des konings
H894
van Babel
H5927 H8802
, die van ulieden [nu] zijn opgetogen.
22
H6680 H8764
Ziet, Ik zal bevel geven
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE
H7725 H0
, en zal hen weder
H5892
tot deze stad
H7725 H8689
brengen
H3898 H8738
, en zij zullen tegen haar strijden
H3920 H8804
, en zullen ze innemen
H784
, en zullen ze met vuur
H8313 H8804
verbranden
H5892
; en Ik zal de steden
H3063
van Juda
H5414 H8799
stellen
H8077
[tot] een verwoesting
H3427 H8802
, dat er niemand in wone.
Jeremiah 37:2-21
2
H8085 H8804
Maar hij hoorde
H5650
niet, hij, noch zijn knechten
H5971
, noch het volk
H776
des lands
H1697
, naar de woorden
H3068
des HEEREN
H1696 H8765
, die Hij sprak
H3027
door den dienst
H5030
van den profeet
H3414
Jeremia.
3
H7971 H8799
Nochtans zond
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H3081
Juchal
H1121
, den zoon
H8018
van Selemja
H6846
, en Sefanja
H1121
, den zoon
H4641
van Maaseja
H3548
, den priester
H5030
, tot den profeet
H3414
Jeremia
H559 H8800
, om te zeggen
H6419 H8690
: Bid
H3068
toch voor ons tot den HEERE
H430
, onzen God!
4
H3414
(Want Jeremia
H935 H8804
was [nog] ingaande
H3318 H8802
en uitgaande
H8432
in het midden
H5971
des volks
H1004 H3628
, en zij hadden hem [nog] in het gevangenhuis
H5414 H8804
niet gesteld.
5
H6547
En Farao's
H2428
heir
H4714
was uit Egypte
H3318 H8804
uitgetogen
H3778
; en de Chaldeen
H3389
, die Jeruzalem
H6696 H8802
belegerden
H8088
, als zij het gerucht
H8085 H8799
van hen gehoord hadden
H3389
, zo waren zij van Jeruzalem
H5927 H8735
opgetogen).
6
H3068
Toen geschiedde des HEEREN
H1697
woord
H5030
tot den profeet
H3414
Jeremia
H559 H8800
, zeggende:
7
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H559 H8799
: Zo zult gijlieden zeggen
H4428
tot den koning
H3063
van Juda
H7971 H8802
, die u tot Mij gezonden heeft
H1875 H8800
, om Mij te vragen
H6547
: Ziet, Farao's
H2428
heir
H5833
, dat u ter hulpe
H3318 H8802
uitgetogen is
H7725 H8804
, zal wederkeren
H776
in zijn land
H4714
, [in] Egypte;
8
H3778
En de Chaldeen
H7725 H8804
zullen wederkeren
H5892
, en tegen deze stad
H3898 H8738
strijden
H3920 H8804
; en zij zullen ze innemen
H784
, en zullen ze met vuur
H8313 H8804
verbranden.
9
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H5377 H8686
: Bedriegt
H5315
uw zielen
H559 H8800
niet, zeggende
H3778
: De Chaldeen
H1980 H8800
zullen zekerlijk
H3212 H8799
van ons wegtrekken
H3212 H8799
; want zij zullen niet wegtrekken.
10
H5221 H8689
Want al sloegt gijlieden
H2428
het ganse heir
H3778
der Chaldeen
H3898 H8737
, die tegen u strijden
H7604 H8738
, en er bleven
H1856 H8794
van hen [enige] verwonde
H582
mannen
H376
over, zo zouden zich die, een iegelijk
H168
in zijn tent
H6965 H8799
, opmaken
H5892
, en deze stad
H784
met vuur
H8313 H8804
verbranden.
11
H2428
Voorts geschiedde het, als het heir
H3778
der Chaldeen
H3389
van Jeruzalem
H5927 H8736
was opgetogen
H6440
, vanwege
H6547
Farao's
H2428
heir;
12
H3414
Dat Jeremia
H3389
uit Jeruzalem
H3318 H8799
uitging
H3212 H8800
, om te gaan
H776
[in] het land
H1144
van Benjamin
H2505 H8687
, om van daar te scheiden
H8432
door het midden
H5971
des volks.
13
H8179
Als hij in de poort
H1144
van Benjamin
H1167 H6488
was, zo was daar de wachtmeester
H8034
, wiens naam
H3376
was Jerija
H1121
, de zoon
H8018
van Selemja
H1121
, den zoon
H2608
van Hananja
H8610 H8799
; die greep
H5030
den profeet
H3414
Jeremia
H559 H8800
, zeggende
H3778
: Gij wilt tot de Chaldeen
H5307 H8802
vallen!
14
H3414
En Jeremia
H559 H8799
zeide
H8267
: Het is vals
H3778
, ik wil niet tot de Chaldeen
H5307 H8802
vallen
H8085 H8804
. Doch hij hoorde
H3376
niet naar hem; maar Jerija
H8610 H8799
greep
H3414
Jeremia
H935 H8686
aan, en bracht
H8269
hem tot de vorsten.
15
H8269
En de vorsten
H7107 H8799
werden zeer toornig
H3414
op Jeremia
H5221 H8689
en sloegen
H5414 H8804
hem; en zij stelden
H612
hem in het gevangenhuis
H1004
, ten huize
H3083
van Jonathan
H5608 H8802
, den schrijver
H3608
; want zij hadden dat tot een gevangenhuis
H6213 H8804
gemaakt.
16
H3414
Als Jeremia
H1004
in de plaats
H953
des kuils
H2588
, en in de kotjes
H935 H8804
gekomen was
H3414
, en Jeremia
H7227
aldaar veel
H3117
dagen
H3427 H8799
gezeten had;
17
H7971 H8799
Zo zond
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H3947 H8799
henen, en liet hem halen
H4428
; en de koning
H7592 H8799
vraagde
H1004
hem in zijn huis
H5643
, in het verborgene
H559 H8799
, en zeide
H1697
: Is er ook een woord
H3068
van den HEERE
H3414
? En Jeremia
H559 H8799
zeide
H3426
: Er is
H559 H8799
; en hij zeide
H3027
: Gij zult in de hand
H4428
des konings
H894
van Babel
H5414 H8735
gegeven worden.
18
H559 H8799
Voorts zeide
H3414
Jeremia
H4428
tot den koning
H6667
Zedekia
H5650
: Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten
H5971
, of tegen dit volk
H2398 H8804
gezondigd
H1004 H3608
, dat gijlieden mij in het gevangenhuis
H5414 H8804
gesteld hebt?
19
H346
Waar zijn nu
H5030
ulieder profeten
H5012 H8738
, die u geprofeteerd hebben
H559 H8800
, zeggende
H4428
: De koning
H894
van Babel
H776
zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land
H935 H8799
komen.
20
H8085 H8798
Nu dan, hoor
H113
toch, o mijn heer
H4428
koning
H8467
! laat toch mijn smeking
H6440
voor uw aangezicht
H5307 H8799
nedervallen
H7725 H8686
, en breng mij niet weder
H1004
[in] het huis
H3083
van Jonathan
H5608 H8802
, den schrijver
H4191 H8799
, opdat ik aldaar niet sterve.
21
H6680 H0
Toen gaf
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H6680 H8762
bevel
H6485 H8686
; en zij bestelden
H3414
Jeremia
H2691
in het voorhof
H4307
der bewaring
H5414 H8800
, en men gaf
H3117
hem des daags
H3603
een bol
H3899
broods
H644 H8802 H2351
uit de Bakkerstraat
H3899
, totdat al het brood
H5892
van de stad
H8552 H8800
op was
H3427 H8799
. Alzo bleef
H3414
Jeremia
H2691
in het voorhof
H4307
der bewaring.
Jeremiah 38:14-28
14
H7971 H8799
Toen zond
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H5030
henen, en liet den profeet
H3414
Jeremia
H3947 H8799
tot zich halen
H7992
, in den derden
H3996
ingang
H3068
, die aan des HEEREN
H1004
huis
H4428
was; en de koning
H559 H8799
zeide
H3414
tot Jeremia
H1697
: Ik zal u een ding
H7592 H8802
vragen
H3582 H8762
, verheel geen ding voor mij.
15
H3414
En Jeremia
H559 H8799
zeide
H6667
tot Zedekia
H5046 H8686
: Als ik [het] u verklaren zal
H4191 H8687
, zult gij mij niet zekerlijk
H4191 H8686
doden
H3289 H8799
? En als ik u raad zal geven
H8085 H8799
, gij zult [toch] naar mij niet horen.
16
H7650 H8735
Toen zwoer
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H3414
aan Jeremia
H5643
in het verborgene
H559 H8800
, zeggende
H3068
: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE
H2416
leeft
H5315
, Die ons deze ziel
H6213 H8804
gemaakt heeft
H4191 H8686
: Indien ik u zal doden
H5414 H8799
, of indien ik u zal overgeven
H3027
in de hand
H582
dezer mannen
H5315
, die uw ziel
H1245 H8764
zoeken!
17
H3414
Jeremia
H559 H8799
dan zeide
H6667
tot Zedekia
H559 H8804
: Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H6635
der heirscharen
H430
, de God
H3478
Israels
H3318 H8800
: Indien gij gewilliglijk
H8269
tot de vorsten
H4428
des koning
H894
van Babel
H3318 H8799
zult uitgaan
H5315
, zo zal uw ziel
H2421 H8804
leven
H5892
, en deze stad
H8313 H8735
zal niet verbrand worden
H784
met vuur
H2421 H8804
; en gij zult leven
H1004
, gij en uw huis.
18
H8269
Maar indien gij tot de vorsten
H4428
des konings
H894
van Babel
H3318 H8799
niet zult uitgaan
H5892
, zo zal deze stad
H5414 H8738
gegeven worden
H3027
in de hand
H3778
der Chaldeen
H784
, en zij zullen ze met vuur
H8313 H8804
verbranden
H3027
; ook zult gij van hunlieder hand
H4422 H8735
niet ontkomen.
19
H4428
En de koning
H6667
Zedekia
H559 H8799
zeide
H3414
tot Jeremia
H1672 H8802
: Ik ben bevreesd
H3064
voor de Joden
H3778
, die tot de Chaldeen
H5307 H8804
gevallen zijn
H3027
, dat zij mij misschien in derzelver hand
H5414 H8799
overgeven
H5953 H8694
, en zij den spot met mij drijven.
20
H3414
En Jeremia
H559 H8799
zeide
H5414 H8799
: Zij zullen [u] niet overgeven
H8085 H8798
; wees toch gehoorzaam
H6963
aan de stem
H3068
des HEEREN
H1696 H8802
, naar dewelke ik tot u spreek
H3190 H8799
; zo zal het u welgaan
H5315
, en uw ziel
H2421 H8799
zal leven.
21
H3986
Maar indien gij weigert
H3318 H8800
uit te gaan
H1697
, [zo] is dit het woord
H3068
, dat de HEERE
H7200 H8689
mij heeft doen zien;
22
H802
Ziedaar, al de vrouwen
H1004
, die in het huis
H4428
des konings
H3063
van Juda
H7604 H8738
zijn overgebleven
H3318 H8716
, zullen uitgevoerd worden
H8269
tot de vorsten
H4428
des konings
H894
van Babel
H559 H8802
; en dezelve zullen zeggen
H582 H7965
: Uw vredegenoten
H5496 H8689
hebben u aangehitst
H3201 H8804
, en hebben u overmocht
H7272
; uw voeten
H1206
zijn in den modder
H2883 H8717
gezonken
H268
; zij zijn achterwaarts
H5472 H8738
gekeerd!
23
H802
Zij zullen dan al uw vrouwen
H1121
en al uw zonen
H3778
tot de Chaldeen
H3318 H8688
uitvoeren
H3027
; ook zult gij zelf van hun hand
H4422 H8735
niet ontkomen
H3027
; maar gij zult door de hand
H4428
des konings
H894
van Babel
H8610 H8735
gegrepen worden
H5892
, en gij zult deze stad
H784
met vuur
H8313 H8799
verbranden.
24
H559 H8799
Toen zeide
H6667
Zedekia
H3414
tot Jeremia
H376
: Dat niemand
H3045 H8799
wete
H1697
van deze woorden
H4191 H8799
, zo zult gij niet sterven.
25
H8269
En als de vorsten
H8085 H8799
zullen horen
H1696 H8765
, dat ik met u gesproken heb
H935 H8804
, en tot u komen
H559 H8804
, en tot u zeggen
H5046 H8685
: Verklaar
H4428
ons nu, wat hebt gij tot den koning
H1696 H8765
gesproken
H3582 H8762
? verheel
H4191 H8686
het niet voor ons, zo zullen wij u niet doden
H4428
; en wat heeft de koning
H1696 H8765
tot u gesproken?
26
H559 H8804
Zo zult gij tot hen zeggen
H5307 H8688
: Ik wierp
H8467
mijn smeking
H4428
voor des konings
H6440
aangezicht
H7725 H8687
neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen
H3083
in Jonathans
H1004
huis
H4191 H8800
, om aldaar te sterven.
Daniel 5:22-23
22
H607
En gij
H1113
, Belsazar
H1247
, zijn zoon
H3825
! hebt uw hart
H3809
niet
H8214 H8684
vernederd
H6903
, alhoewel
H1836
gij dit
H3606
alles
H3046 H8754
wel geweten hebt.
23
H7313 H8712
Maar gij hebt u verheven
H5922
tegen
H4756
den Heere
H8065
des hemels
H3984
, en men heeft de vaten
H1005
van Zijn huis
H6925
voor
H858 H8684
u gebracht
H607
, en gij
H7261
, en uw geweldigen
H7695
, uw vrouwen
H3904
, en uw bijwijven
H2562
hebben wijn
H8355 H8750
uit dezelve gedronken
H426
, en de goden
H3702
van zilver
H1722
en goud
H5174
, koper
H6523
, ijzer
H636
, hout
H69
en steen
H3809
, die niet
H2370 H8751
zien
H3809
, noch
H8086 H8750
horen
H3809
, noch
H3046 H8751
weten
H7624 H8745
, hebt gij geprezen
H426
; maar dien God
H3028
, in Wiens hand
H5396
uw adem
H3606
is, en bij Wien al
H735
uw paden
H3809
zijn, hebt gij niet
H1922 H8745
verheerlijkt.