Ezekiel 4:1-5:17

DSV_Strongs(i)
  1 H1121 H120 En gij, mensenkind H3947 H8798 , neem H3843 u een tichelsteen H5414 H8804 , en leg H6440 dien voor uw aangezicht H2710 H8804 , en bewerp H5892 daarop de stad H3389 Jeruzalem.
  2 H5414 H8804 En maak H4692 een belegering H1129 H8804 tegen haar, en bouw H1785 tegen haar sterkten H8210 H8804 , en werp H5550 tegen haar een wal H5414 H8804 op, en stel H4264 legers H7760 H8798 tegen haar, en zet H3733 tegen haar stormrammen H5439 rondom.
  3 H3947 H8798 Verder, neem gij H1270 u een ijzeren H4227 pan H5414 H8804 , en stel H1270 ze tot een ijzeren H7023 muur H5892 tussen u en tussen die stad H3559 H8689 ; en richt H6440 uw aangezicht H4692 tegen haar, dat zij in belegering H6696 H8804 kome, en gij zult ze belegeren H1004 . Dit zij den huize H3478 Israels H226 een teken.
  4 H7901 H8798 Lig gij ook neder H8042 H6654 op uw linkerzijde H7760 H8804 , en leg H5771 daarop de ongerechtigheid H1004 van het huis H3478 Israels H4557 , [naar] het getal H3117 der dagen H7901 H8799 , dat gij daarop zult liggen H5771 , zult gij hun ongerechtigheid H5375 H8799 dragen.
  5 H5414 H8804 Want Ik heb u gegeven H8141 de jaren H5771 hunner ongerechtigheid H4557 , naar het getal H3117 der dagen H7969 H3967 , driehonderd H8673 en negentig H3117 dagen H5771 , dat gij de ongerechtigheid H1004 van het huis H3478 Israels H5375 H8804 dragen zult.
  6 H428 Als gij nu deze H3615 H8765 voleinden zult H7901 H8804 , lig H8145 ten anderen male H3233 H8675 H3227 H6654 neder op uw rechterzijde H5771 , en gij zult de ongerechtigheid H1004 van het huis H3063 van Juda H5375 H8804 dragen H705 veertig H3117 dagen H5414 H8804 ; Ik heb u gegeven H3117 H3117 elken dag H8141 H8141 voor elk jaar.
  7 H6440 Daarom zult gij uw aangezicht H3559 H8686 richten H4692 tegen de belegering H3389 van Jeruzalem H2220 , en uw arm H2834 H8803 zal ontbloot zijn H5012 H8738 ; en gij zult tegen haar profeteren.
  8 H5688 En ziet, Ik zal dikke touwen H5414 H8804 aan u leggen H2015 H8735 , dat gij u niet omkeert H6654 van uw [ene] zijde H6654 tot uw [andere] zijde H3117 , totdat gij de dagen H4692 uwer belegering H3615 H8763 voleind hebt.
  9 H3947 H8798 En neemt gij H2406 voor u tarwe H8184 , en gerst H6321 , en bonen H5742 , en linzen H1764 , en heerse H3698 , en spelt H5414 H8804 ; en doe H259 die in een H3627 vat H6213 H8804 , en maak H3899 die u tot brood H4557 ; [naar] het getal H3117 der dagen H6654 , die gij op uw zijde H7901 H8802 nederliggen zult H7969 H3967 , driehonderd H8673 en negentig H3117 dagen H398 H8799 , zult gij dat eten.
  10 H3978 Uw spijze H398 H8799 nu, die gij eten zult H4946 , zal in gewicht H6242 zijn twintig H8255 sikkelen H3117 daags H6256 ; van tijd H6256 tot tijd H398 H8799 zult gij die eten.
  11 H4325 Gij zult ook water H4884 naar [zekere] maat H8354 H8799 drinken H8345 , het zesde H1969 deel van een hin H6256 ; van tijd H6256 tot tijd H8354 H8799 zult gij het drinken.
  12 H8184 H5692 En gij zult een gerstekoek H398 H8799 eten H1561 , en dien zult gij met drek H120 van des mensen H6627 afgang H5746 H8799 bakken H5869 voor hun ogen.
  13 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H1121 : Alzo zullen de kinderen H3478 Israels H3899 hun brood H2931 onrein H398 H8799 eten H1471 onder de heidenen H5080 H8686 , waarhenen Ik hen verdrijven zal.
  14 H559 H8799 Toen zeide ik H162 : Ach H136 , Heere H3069 , HEERE H5315 , zie, mijn ziel H2930 H8794 is niet verontreinigd geweest H5271 ; want ik heb, van mijn jeugd H5038 af tot nu toe, geen dood aas H2966 , noch dat verscheurd H398 H8804 is, gegeten H6292 , en geen verfoeilijk H1320 vlees H6310 is in mijn mond H935 H8804 gekomen.
  15 H559 H8799 En Hij zeide H7200 H8798 tot mij: Zie H1241 H6832 H8675 H6832 , Ik heb u rundermest H5414 H8804 gegeven H120 H1561 voor mensendrek H3899 , zo zult gij uw brood H6213 H8804 daarmede bereiden.
  16 H559 H8799 Daarna zeide Hij H1121 H120 tot mij: Gij mensenkind H7665 H8799 , zie, Ik breek H4294 den staf H3899 des broods H3389 in Jeruzalem H3899 , en zij zullen het brood H4948 met gewicht H1674 en met kommer H398 H8804 eten H4325 , en het water H4884 met [zekere] maat H8078 en met verbaasdheid H8354 H8799 drinken;
  17 H3899 Opdat zij des broods H4325 en des waters H2637 H8799 gebrek hebben H376 , en de een H251 met den ander H8074 H8738 verbaasd worden H5771 , en in hun ongerechtigheid H4743 H8738 uitteren.
5
  1 H1121 H120 En gij, mensenkind H3947 H8798 , neem H2299 u een scherp H2719 mes H8593 , een scheermes H1532 der barbieren H3947 H8799 zult gij u nemen H5674 H8689 , hetwelk gij zult laten gaan H7218 over uw hoofd H2206 en over uw baard H3976 H4948 ; daarna zult gij u een weegschaal H3947 H8804 nemen H2505 H8765 , en die [haren] delen.
  2 H7992 Een derde deel H8432 zult gij in het midden H5892 der stad H217 met vuur H1197 H8686 verbranden H3117 , nadat de dagen H4692 der belegering H4390 H8800 vervuld worden H7992 ; dan zult gij een derde deel H3947 H8804 nemen H5221 H8686 , slaande H2719 met een zwaard H5439 rondom H7992 hetzelve, en een derde deel H7307 zult gij in den wind H2219 H8799 strooien H2719 ; want Ik zal het zwaard H310 achter H7324 H8686 hen uittrekken.
  3 H4592 Gij zult ook weinige H4557 in getal H3947 H8804 daarvan nemen H3671 , en in uw slippen H6696 H8804 binden.
  4 H3947 H8799 En nog zult gij van die nemen H7993 H8689 , en die werpen H8432 in het midden H784 des vuurs H8313 H8804 , en zult ze verbranden H784 met vuur H3318 H8799 ; daaruit zal voortkomen H784 een vuur H1004 tegen het gehele huis H3478 van Israel.
  5 H559 H8804 Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H3389 : Dit is Jeruzalem H8432 , welke Ik in het midden H1471 der heidenen H7760 H8804 gezet heb H776 , en landen H5439 rondom haar henen.
  6 H4941 Doch zij heeft Mijn rechten H4784 H8686 veranderd H7564 in goddeloosheid H1471 meer dan de heidenen H2708 , en Mijn inzettingen H776 meer dan de landen H5439 , die rondom H4941 haar zijn; want zij hebben Mijn rechten H3988 H8804 verworpen H2708 , en in Mijn inzettingen H1980 H8804 hebben zij niet gewandeld.
  7 H559 H8804 Daarom zegt H136 de Heere H3069 HEERE H1995 H8800 alzo: Dewijl gijlieden dies meer gemaakt hebt H1471 dan de heidenen H5439 , die rondom H2708 u zijn, in Mijn inzettingen H1980 H8804 niet gewandeld hebt H4941 , en Mijn rechten H6213 H8804 niet gedaan hebt H4941 , zelfs naar de rechten H1471 der heidenen H5439 , die rondom H6213 H8804 u zijn, niet gedaan hebt;
  8 H559 H8804 Daarom zegt H136 de Heere H3069 HEERE H4941 alzo: Ziet, Ik [wil] aan u, ja Ik, want Ik zal gerichten H8432 in het midden H6213 H8804 van u oefenen H5869 , voor de ogen H1471 van die heidenen.
  9 H6213 H8804 En Ik zal onder u doen H6213 H8804 , hetgeen Ik niet gedaan heb H6213 H8799 , en desgelijks Ik voortaan niet doen zal H3282 , om H8441 al uwer gruwelen wil.
  10 H1 Daarom zullen de vaders H1121 de kinderen H398 H8799 eten H8432 in het midden H1121 van u, en de kinderen H1 zullen hun vaderen H398 H8799 eten H8201 ; en Ik zal gerichten H6213 H8804 onder u oefenen H7611 , en zal al uw overblijfsel H7307 in alle winden H2219 H8765 verstrooien.
  11 H2416 Daarom [zo] [waarachtig] [als] Ik leef H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE H4720 (omdat gij Mijn heiligdom H2930 H8765 verontreinigd hebt H8251 met al uw verfoeiselen H8441 , en met al uw gruwelen H1639 H8799 ), zo Ik ook niet daarom [u] verminderen H5869 , en Mijn oog H2347 H8799 [u] niet verschonen zal H2550 H8799 , en Ik ook niet zal sparen!
  12 H7992 Een derde deel H1698 van u zal van de pestilentie H4191 H8799 sterven H7458 , en zal door honger H8432 in het midden H3615 H8799 van u te niet worden H7992 ; en een derde deel H2719 zal in het zwaard H5307 H8799 vallen H5439 rondom H7992 u; en een derde deel H7307 zal Ik in alle winden H2219 H8762 verstrooien H2719 , en Ik zal het zwaard H310 achter H7324 H8686 hen uittrekken.
  13 H639 Alzo zal Mijn toorn H3615 H8804 volbracht worden H2534 , en Ik zal Mijn grimmigheid H5117 H8689 op hen doen rusten H5162 H8694 , en Mij troosten H3045 H8804 ; en zij zullen weten H3068 , dat Ik, de HEERE H7068 , in Mijn ijver H1696 H8765 gesproken heb H2534 , als Ik Mijn grimmigheid H3615 H8763 tegen hen volbracht zal hebben.
  14 H2723 Daartoe zal Ik u ter woestheid H2781 en ter smaadheid H5414 H8799 zetten H1471 onder de heidenen H5439 , die rondom H5869 u zijn, voor de ogen H5674 H8802 van al degene, die voorbijgaat.
  15 H2781 Zo zal de smaadheid H1422 en hoon H4148 een onderwijs H4923 en ontzetting H1471 den heidenen H5439 zijn, die rondom H8201 u zijn, wanneer Ik over u gerichten H639 in toorn H2534 , en in grimmigheid H2534 , en in grimmige H8433 straffen H6213 H8800 oefenen zal H3068 ; Ik, de HEERE H1696 H8765 , heb [het] gesproken!
  16 H7451 Wanneer Ik de boze H2671 pijlen H7458 des hongers H7971 H8762 tegen hen uitzenden zal H4889 , die ten verderve H7971 H8763 zijn zullen, die Ik uitzenden zal H7843 H8763 om u te verderven H7458 ; zo zal Ik den honger H3254 H8686 over u vermeerderen H4294 , en u den staf H3899 des broods H7665 H8804 breken.
  17 H7458 Ja, honger H7451 en boos H2416 gedierte H7921 H8765 , die u van kinderen beroven zullen H7971 H8765 , zal Ik over u zenden H1698 ; ook zal pestilentie H1818 en bloed H5674 H8799 onder u omgaan H2719 ; en het zwaard H935 H8686 zal Ik over u brengen H3068 ; Ik, de HEERE H1696 H8765 , heb [het] gesproken!