DSV_Strongs(i)
1
H1121 H120
En gij, mensenkind
H3947 H8798
, neem
H3843
u een tichelsteen
H5414 H8804
, en leg
H6440
dien voor uw aangezicht
H2710 H8804
, en bewerp
H5892
daarop de stad
H3389
Jeruzalem.
2
H5414 H8804
En maak
H4692
een belegering
H1129 H8804
tegen haar, en bouw
H1785
tegen haar sterkten
H8210 H8804
, en werp
H5550
tegen haar een wal
H5414 H8804
op, en stel
H4264
legers
H7760 H8798
tegen haar, en zet
H3733
tegen haar stormrammen
H5439
rondom.
3
H3947 H8798
Verder, neem gij
H1270
u een ijzeren
H4227
pan
H5414 H8804
, en stel
H1270
ze tot een ijzeren
H7023
muur
H5892
tussen u en tussen die stad
H3559 H8689
; en richt
H6440
uw aangezicht
H4692
tegen haar, dat zij in belegering
H6696 H8804
kome, en gij zult ze belegeren
H1004
. Dit zij den huize
H3478
Israels
H226
een teken.
4
H7901 H8798
Lig gij ook neder
H8042 H6654
op uw linkerzijde
H7760 H8804
, en leg
H5771
daarop de ongerechtigheid
H1004
van het huis
H3478
Israels
H4557
, [naar] het getal
H3117
der dagen
H7901 H8799
, dat gij daarop zult liggen
H5771
, zult gij hun ongerechtigheid
H5375 H8799
dragen.
5
H5414 H8804
Want Ik heb u gegeven
H8141
de jaren
H5771
hunner ongerechtigheid
H4557
, naar het getal
H3117
der dagen
H7969 H3967
, driehonderd
H8673
en negentig
H3117
dagen
H5771
, dat gij de ongerechtigheid
H1004
van het huis
H3478
Israels
H5375 H8804
dragen zult.
6
H428
Als gij nu deze
H3615 H8765
voleinden zult
H7901 H8804
, lig
H8145
ten anderen male
H3233 H8675 H3227 H6654
neder op uw rechterzijde
H5771
, en gij zult de ongerechtigheid
H1004
van het huis
H3063
van Juda
H5375 H8804
dragen
H705
veertig
H3117
dagen
H5414 H8804
; Ik heb u gegeven
H3117 H3117
elken dag
H8141 H8141
voor elk jaar.
7
H6440
Daarom zult gij uw aangezicht
H3559 H8686
richten
H4692
tegen de belegering
H3389
van Jeruzalem
H2220
, en uw arm
H2834 H8803
zal ontbloot zijn
H5012 H8738
; en gij zult tegen haar profeteren.
8
H5688
En ziet, Ik zal dikke touwen
H5414 H8804
aan u leggen
H2015 H8735
, dat gij u niet omkeert
H6654
van uw [ene] zijde
H6654
tot uw [andere] zijde
H3117
, totdat gij de dagen
H4692
uwer belegering
H3615 H8763
voleind hebt.
9
H3947 H8798
En neemt gij
H2406
voor u tarwe
H8184
, en gerst
H6321
, en bonen
H5742
, en linzen
H1764
, en heerse
H3698
, en spelt
H5414 H8804
; en doe
H259
die in een
H3627
vat
H6213 H8804
, en maak
H3899
die u tot brood
H4557
; [naar] het getal
H3117
der dagen
H6654
, die gij op uw zijde
H7901 H8802
nederliggen zult
H7969 H3967
, driehonderd
H8673
en negentig
H3117
dagen
H398 H8799
, zult gij dat eten.
10
H3978
Uw spijze
H398 H8799
nu, die gij eten zult
H4946
, zal in gewicht
H6242
zijn twintig
H8255
sikkelen
H3117
daags
H6256
; van tijd
H6256
tot tijd
H398 H8799
zult gij die eten.
11
H4325
Gij zult ook water
H4884
naar [zekere] maat
H8354 H8799
drinken
H8345
, het zesde
H1969
deel van een hin
H6256
; van tijd
H6256
tot tijd
H8354 H8799
zult gij het drinken.
12
H8184 H5692
En gij zult een gerstekoek
H398 H8799
eten
H1561
, en dien zult gij met drek
H120
van des mensen
H6627
afgang
H5746 H8799
bakken
H5869
voor hun ogen.
13
H3068
En de HEERE
H559 H8799
zeide
H1121
: Alzo zullen de kinderen
H3478
Israels
H3899
hun brood
H2931
onrein
H398 H8799
eten
H1471
onder de heidenen
H5080 H8686
, waarhenen Ik hen verdrijven zal.
14
H559 H8799
Toen zeide ik
H162
: Ach
H136
, Heere
H3069
, HEERE
H5315
, zie, mijn ziel
H2930 H8794
is niet verontreinigd geweest
H5271
; want ik heb, van mijn jeugd
H5038
af tot nu toe, geen dood aas
H2966
, noch dat verscheurd
H398 H8804
is, gegeten
H6292
, en geen verfoeilijk
H1320
vlees
H6310
is in mijn mond
H935 H8804
gekomen.
15
H559 H8799
En Hij zeide
H7200 H8798
tot mij: Zie
H1241 H6832 H8675 H6832
, Ik heb u rundermest
H5414 H8804
gegeven
H120 H1561
voor mensendrek
H3899
, zo zult gij uw brood
H6213 H8804
daarmede bereiden.
16
H559 H8799
Daarna zeide Hij
H1121 H120
tot mij: Gij mensenkind
H7665 H8799
, zie, Ik breek
H4294
den staf
H3899
des broods
H3389
in Jeruzalem
H3899
, en zij zullen het brood
H4948
met gewicht
H1674
en met kommer
H398 H8804
eten
H4325
, en het water
H4884
met [zekere] maat
H8078
en met verbaasdheid
H8354 H8799
drinken;
17
H3899
Opdat zij des broods
H4325
en des waters
H2637 H8799
gebrek hebben
H376
, en de een
H251
met den ander
H8074 H8738
verbaasd worden
H5771
, en in hun ongerechtigheid
H4743 H8738
uitteren.
5
1
H1121 H120
En gij, mensenkind
H3947 H8798
, neem
H2299
u een scherp
H2719
mes
H8593
, een scheermes
H1532
der barbieren
H3947 H8799
zult gij u nemen
H5674 H8689
, hetwelk gij zult laten gaan
H7218
over uw hoofd
H2206
en over uw baard
H3976 H4948
; daarna zult gij u een weegschaal
H3947 H8804
nemen
H2505 H8765
, en die [haren] delen.
2
H7992
Een derde deel
H8432
zult gij in het midden
H5892
der stad
H217
met vuur
H1197 H8686
verbranden
H3117
, nadat de dagen
H4692
der belegering
H4390 H8800
vervuld worden
H7992
; dan zult gij een derde deel
H3947 H8804
nemen
H5221 H8686
, slaande
H2719
met een zwaard
H5439
rondom
H7992
hetzelve, en een derde deel
H7307
zult gij in den wind
H2219 H8799
strooien
H2719
; want Ik zal het zwaard
H310
achter
H7324 H8686
hen uittrekken.
3
H4592
Gij zult ook weinige
H4557
in getal
H3947 H8804
daarvan nemen
H3671
, en in uw slippen
H6696 H8804
binden.
4
H3947 H8799
En nog zult gij van die nemen
H7993 H8689
, en die werpen
H8432
in het midden
H784
des vuurs
H8313 H8804
, en zult ze verbranden
H784
met vuur
H3318 H8799
; daaruit zal voortkomen
H784
een vuur
H1004
tegen het gehele huis
H3478
van Israel.
5
H559 H8804
Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H3389
: Dit is Jeruzalem
H8432
, welke Ik in het midden
H1471
der heidenen
H7760 H8804
gezet heb
H776
, en landen
H5439
rondom haar henen.
6
H4941
Doch zij heeft Mijn rechten
H4784 H8686
veranderd
H7564
in goddeloosheid
H1471
meer dan de heidenen
H2708
, en Mijn inzettingen
H776
meer dan de landen
H5439
, die rondom
H4941
haar zijn; want zij hebben Mijn rechten
H3988 H8804
verworpen
H2708
, en in Mijn inzettingen
H1980 H8804
hebben zij niet gewandeld.
7
H559 H8804
Daarom zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H1995 H8800
alzo: Dewijl gijlieden dies meer gemaakt hebt
H1471
dan de heidenen
H5439
, die rondom
H2708
u zijn, in Mijn inzettingen
H1980 H8804
niet gewandeld hebt
H4941
, en Mijn rechten
H6213 H8804
niet gedaan hebt
H4941
, zelfs naar de rechten
H1471
der heidenen
H5439
, die rondom
H6213 H8804
u zijn, niet gedaan hebt;
8
H559 H8804
Daarom zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H4941
alzo: Ziet, Ik [wil] aan u, ja Ik, want Ik zal gerichten
H8432
in het midden
H6213 H8804
van u oefenen
H5869
, voor de ogen
H1471
van die heidenen.
9
H6213 H8804
En Ik zal onder u doen
H6213 H8804
, hetgeen Ik niet gedaan heb
H6213 H8799
, en desgelijks Ik voortaan niet doen zal
H3282
, om
H8441
al uwer gruwelen wil.
10
H1
Daarom zullen de vaders
H1121
de kinderen
H398 H8799
eten
H8432
in het midden
H1121
van u, en de kinderen
H1
zullen hun vaderen
H398 H8799
eten
H8201
; en Ik zal gerichten
H6213 H8804
onder u oefenen
H7611
, en zal al uw overblijfsel
H7307
in alle winden
H2219 H8765
verstrooien.
11
H2416
Daarom [zo] [waarachtig] [als] Ik leef
H5002 H8803
, spreekt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H4720
(omdat gij Mijn heiligdom
H2930 H8765
verontreinigd hebt
H8251
met al uw verfoeiselen
H8441
, en met al uw gruwelen
H1639 H8799
), zo Ik ook niet daarom [u] verminderen
H5869
, en Mijn oog
H2347 H8799
[u] niet verschonen zal
H2550 H8799
, en Ik ook niet zal sparen!
12
H7992
Een derde deel
H1698
van u zal van de pestilentie
H4191 H8799
sterven
H7458
, en zal door honger
H8432
in het midden
H3615 H8799
van u te niet worden
H7992
; en een derde deel
H2719
zal in het zwaard
H5307 H8799
vallen
H5439
rondom
H7992
u; en een derde deel
H7307
zal Ik in alle winden
H2219 H8762
verstrooien
H2719
, en Ik zal het zwaard
H310
achter
H7324 H8686
hen uittrekken.
13
H639
Alzo zal Mijn toorn
H3615 H8804
volbracht worden
H2534
, en Ik zal Mijn grimmigheid
H5117 H8689
op hen doen rusten
H5162 H8694
, en Mij troosten
H3045 H8804
; en zij zullen weten
H3068
, dat Ik, de HEERE
H7068
, in Mijn ijver
H1696 H8765
gesproken heb
H2534
, als Ik Mijn grimmigheid
H3615 H8763
tegen hen volbracht zal hebben.
14
H2723
Daartoe zal Ik u ter woestheid
H2781
en ter smaadheid
H5414 H8799
zetten
H1471
onder de heidenen
H5439
, die rondom
H5869
u zijn, voor de ogen
H5674 H8802
van al degene, die voorbijgaat.
15
H2781
Zo zal de smaadheid
H1422
en hoon
H4148
een onderwijs
H4923
en ontzetting
H1471
den heidenen
H5439
zijn, die rondom
H8201
u zijn, wanneer Ik over u gerichten
H639
in toorn
H2534
, en in grimmigheid
H2534
, en in grimmige
H8433
straffen
H6213 H8800
oefenen zal
H3068
; Ik, de HEERE
H1696 H8765
, heb [het] gesproken!
16
H7451
Wanneer Ik de boze
H2671
pijlen
H7458
des hongers
H7971 H8762
tegen hen uitzenden zal
H4889
, die ten verderve
H7971 H8763
zijn zullen, die Ik uitzenden zal
H7843 H8763
om u te verderven
H7458
; zo zal Ik den honger
H3254 H8686
over u vermeerderen
H4294
, en u den staf
H3899
des broods
H7665 H8804
breken.
17
H7458
Ja, honger
H7451
en boos
H2416
gedierte
H7921 H8765
, die u van kinderen beroven zullen
H7971 H8765
, zal Ik over u zenden
H1698
; ook zal pestilentie
H1818
en bloed
H5674 H8799
onder u omgaan
H2719
; en het zwaard
H935 H8686
zal Ik over u brengen
H3068
; Ik, de HEERE
H1696 H8765
, heb [het] gesproken!