DSV_Strongs(i)
1
H559 H8799
Daarna zeide Hij
H1121 H120
tot mij: Mensenkind
H398 H8798
, eet
H4672 H8799
, wat gij vinden zult
H398 H8798
; eet
H4039
deze rol
H3212 H8798
, en ga
H1696 H8761
, spreek
H1004
tot het huis
H3478
Israels.
3
H559 H8799
En Hij zeide
H1121 H120
tot mij: Mensenkind
H990
, geef uw buik
H398 H8686
te eten
H4390 H8762
, en vul
H4578
uw ingewand
H4039
met deze rol
H5414 H8802
, die Ik u geef
H398 H8799
. Toen at ik
H6310
, en het was in mijn mond
H1706
als honig
H4966
, vanwege de zoetigheid.
4
H559 H8799
En Hij zeide
H1121 H120
tot mij: Mensenkind
H3212 H8798
, ga henen
H935 H8798
, kom
H1004
tot het huis
H3478
Israels
H1696 H8765
, en spreek
H1697
tot hen met Mijn woorden.
5
H7971 H8803
Want gij zijt niet gezonden
H5971
tot een volk
H6012
, diep
H8193
van spraak
H3515
en zwaar
H3956
van tong
H1004
, [maar] tot het huis
H3478
Israels;
6
H7227
Niet tot vele
H5971
volken
H6012
, diep
H8193
van spraak
H3515
en zwaar
H3956
van tong
H1697
, welker woorden
H8085 H8799
gij niet kunt verstaan
H7971 H8804
; zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had
H8085 H8799
, naar u gehoord hebben?
7
H1004
Maar het huis
H3478
Israels
H14 H8799
wil
H8085 H8800
naar u niet horen
H14 H8802
, omdat zij naar Mij niet willen
H8085 H8800
horen
H1004
; want het ganse huis
H3478
Israels
H2389
is stijf
H4696
van voorhoofd
H7186
, en hard
H3820
van hart zijn zij.
8
H6440
Ziet, Ik heb uw aangezicht
H2389
stijf
H5414 H8804
gemaakt
H5980
tegen
H6440
hun aangezichten
H4696
, en uw voorhoofd
H2389
stijf
H5980
tegen
H4696
hun voorhoofd.
9
H4696
Uw voorhoofd
H5414 H8804
heb Ik gemaakt
H8068
als een diamant
H2389
, harder
H6864
dan een rots
H3372 H8799
; vrees
H2865 H8735
hen niet, en ontzet u
H6440
niet voor hun aangezichten
H4805
, omdat zij een wederspannig
H1004
huis zijn.
10
H559 H8799
Verder zeide Hij
H1121 H120
tot mij: Mensenkind
H3947 H8798
, vat
H1697
al Mijn woorden
H1696 H8762
, die Ik tot u spreken zal
H3824
, in uw hart
H8085 H8798
, en hoor
H241
ze met uw oren.
11
H3212 H8798
En ga henen
H935 H8798
, kom
H1473
tot de weggevoerden
H1121
, tot de kinderen
H5971
uws volks
H1696 H8765
, en spreek
H559 H8804
tot hen, en zeg
H559 H8804
tot hen: Zo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H8085 H8799
, hetzij dat zij horen zullen
H2308 H8799
, of hetzij dat zij het laten zullen.
12
H5375 H0
Toen nam
H7307
de Geest
H5375 H8799
mij op
H8085 H8799
, en ik hoorde
H310
achter
H6963
mij een stem
H1419
van grote
H7494
ruising
H1288 H8803
, [zeggende]: Geloofd
H3519
zij de heerlijkheid
H3068
des HEEREN
H4725
uit Zijn plaats!
13
H6963
En [ik] [hoorde] het geluid
H2416
van der dieren
H3671
vleugelen
H802
, die de een
H269
den ander
H5401 H8688
raakten
H6963
, en het geluid
H212
der raderen
H5980
tegenover
H6963
hen; en het geluid
H1419
ener grote
H7494
ruising.
14
H5375 H0
Toen hief
H7307
de Geest
H5375 H8804
mij op
H3947 H8799
, en nam mij weg
H3212 H8799
, en ik ging henen
H4751
, bitterlijk bedroefd
H2534
door de hitte
H7307
mijns geestes
H3027
; maar de hand
H3068
des HEEREN
H2388 H8804
was sterk op mij.
15
H935 H8799
En ik kwam
H1473
tot de weggevoerden
H8512
te Tel-abib
H5104
, die aan de rivier
H3529
Chebar
H3427 H8802
woonden
H3427 H8799
, en ik bleef
H3427 H8799
daar zij woonden
H3427 H8799
; ja, ik bleef
H8074 H8688
daar verbaasd
H8432
in het midden
H7651
van hen zeven
H3117
dagen.
16
H7097
Het gebeurde nu ten einde
H7651
van zeven
H3117
dagen
H1697
, dat het woord
H3068
des HEEREN
H559 H8800
tot mij geschiedde, zeggende:
17
H1121 H120
Mensenkind
H6822 H8802
! Ik heb u tot een wachter
H5414 H8804
gesteld
H1004
over het huis
H3478
Israels
H1697
; zo zult gij het woord
H6310
uit Mijn mond
H8085 H8804
horen
H2094 H8689
, en hen van Mijnentwege waarschuwen.
18
H7563
Als Ik tot den goddeloze
H559 H8800
zeg
H4191 H8800
: Gij zult den dood
H4191 H8799
sterven
H2094 H8689
, en gij waarschuwt
H1696 H8765
hem niet, en spreekt
H7563
niet, om den goddeloze
H7563
van zijn goddelozen
H1870
weg
H2094 H8687
te waarschuwen
H2421 H8763
, opdat gij hem in het leven behoudt
H7563
; die goddeloze
H5771
zal in zijn ongerechtigheid
H4191 H8799
sterven
H1818
, maar zijn bloed
H3027
zal Ik van uw hand
H1245 H8762
eisen.
19
H7563
Doch als gij den goddeloze
H2094 H8689
waarschuwt
H7562
, en hij zich van zijn goddeloosheid
H7563
en van zijn goddelozen
H1870
weg
H7725 H8804
niet bekeert
H5771
, hij zal in zijn ongerechtigheid
H4191 H8799
sterven
H5315
; maar gij hebt uw ziel
H5337 H8689
bevrijd.
20
H6662
Als ook een rechtvaardige
H6664
zich van zijn gerechtigheid
H7725 H8800
afkeert
H5766
, en onrecht
H6213 H8804
doet
H4383
, en Ik een aanstoot
H6440
voor zijn aangezicht
H5414 H8804
leg
H4191 H8799
, hij zal sterven
H2094 H8689
; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt
H2403
, zal hij in zijn zonde
H4191 H8799
sterven
H6666
, en zijn gerechtigheden
H6213 H8804
, die hij gedaan heeft
H2142 H8735
, zullen niet gedacht worden
H1818
; maar zijn bloed
H3027
zal Ik van uw hand
H1245 H8762
eisen.
21
H6662
Doch als gij den rechtvaardige
H2094 H8689
waarschuwt
H6662
, opdat de rechtvaardige
H2398 H8800
niet zondige
H2398 H8804
, en hij niet zondigt
H2421 H8800
; hij zal zekerlijk
H2421 H8799
leven
H2094 H8737
, omdat hij gewaarschuwd is
H5315
; en gij hebt uw ziel
H5337 H8689
bevrijd.
22
H3027
En de hand
H3068
des HEEREN
H559 H8799
was daar op mij, en Hij zeide
H6965 H8798
tot mij: Maak u op
H3318 H8798
, ga uit
H1237
in de vallei
H1696 H8762
, en Ik zal daar met u spreken.
23
H6965 H8799
En ik maakte mij op
H3318 H8799
, en ging uit
H1237
in de vallei
H3519
, en ziet, de heerlijkheid
H3068
des HEEREN
H5975 H8802
stond
H3519
aldaar, gelijk de heerlijkheid
H7200 H8804
, die ik gezien had
H5104
bij de rivier
H3529
Chebar
H5307 H8799
; en ik viel
H6440
op mijn aangezicht.
24
H935 H8799
Toen kwam
H7307
de Geest
H5975 H8686
in mij, en stelde
H7272
mij op mijn voeten
H1696 H8762
, en Hij sprak
H559 H8799
met mij, en Hij zeide
H935 H8798
tot mij: Ga
H5462 H8734
, besluit u
H8432
binnen
H1004
in uw huis.
25
H1121 H120
Want u aangaande, mensenkind
H5688
, ziet, zij zouden dikke touwen
H5414 H8804
aan u leggen
H631 H8804
, en zij zouden u daarmede binden
H3318 H8799
; daarom zult gij niet uitgaan
H8432
in het midden van hen.
26
H3956
En Ik zal uw tong
H2441
aan uw gehemelte
H1692 H8686
doen kleven
H481 H8738
, dat gij stom worden zult
H3198 H8688
, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden
H376
man
H4805
; want zij zijn een wederspannig
H1004
huis.
27
H854
Maar als Ik met
H1696 H8763
u spreken zal
H6310
, zal Ik uw mond
H6605 H8799
opendoen
H559 H8804
, en gij zult tot hen zeggen
H559 H8804
: Zo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H8085 H8802
, wie hoort
H8085 H8799
, die hore
H2310
, en wie het laat
H2308 H8799
, die late
H4805
het; want zij zijn een wederspannig
H1004
huis.