DSV_Strongs(i)
2
H1121 H120
Mensenkind
H5012 H8734
! profeteer
H7462 H8802
tegen de herders
H3478
van Israel
H5012 H8734
; profeteer
H559 H8804
en zeg
H7462 H8802
tot hen, tot de herders
H559 H8804
: Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H1945
: Wee
H7462 H8802
den herderen
H3478
Israels
H7462 H8802
, die zichzelven weiden
H7462 H8802
! zullen niet de herders
H6629
de schapen
H7462 H8799
weiden?
3
H398 H8799
Gij eet
H2459
het vette
H3847 H8799
, en bekleedt u
H6785
met de wol
H2076 H8799
, gij slacht
H1277
het gemeste
H6629
, [maar] de schapen
H7462 H8799
weidt gij niet.
4
H2470 H8737
De zwakke
H2388 H8765
sterkt gij
H2470 H8802
niet, en het kranke
H7495 H8765
heelt gij
H7665 H8737
niet, en het gebrokene
H2280 H8804
verbindt gij
H5080 H8737
niet, en het weggedrevene
H7725 H8689
brengt gij niet weder
H6 H8802
, en het verlorene
H1245 H8765
zoekt gij
H7287 H8804
niet; maar gij heerst
H2394
over hen met strengheid
H6531
en met hardigheid.
5
H6327 H8799
Alzo zijn zij verstrooid
H7462 H8802
, omdat er geen herder
H3605
is; en zij zijn al
H2416
het wild gedierte
H7704
des velds
H402
tot spijze
H6327 H8799
geworden, dewijl zij verstrooid waren.
6
H6629
Mijn schapen
H7686 H8799
dolen
H2022
op alle bergen
H7311 H8802
en op allen hogen
H1389
heuvel
H6629
, ja, Mijn schapen
H6327 H8738
zijn verstrooid
H6440 H776
op den gansen aardbodem
H1875 H8802
; en er is niemand, die er naar vraagt
H1245 H8764
, en niemand, die ze zoekt.
8
H2416
[Zo] [waarachtig] [als] Ik leef
H5002 H8803
, spreekt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H6629
, zo [Ik] niet! Omdat Mijn schapen
H957
geworden zijn tot een roof
H6629
, en Mijn schapen
H2416
al het wild gedierte
H7704
des velds
H402
tot spijze
H7462 H8802
geworden zijn, omdat er geen herder
H7462 H8802
is, en Mijn herders
H6629
naar Mijn schapen
H1875 H8804
niet vragen
H7462 H8802
; en de herders
H7462 H8799
weiden zichzelven
H6629
, maar Mijn schapen
H7462 H8804
weiden zij niet;
10
H559 H8804
Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H7462 H8802
: Ziet, Ik [wil] aan de herders
H6629
, en zal Mijn schapen
H3027
van hun hand
H1875 H8804
eisen
H7462 H8800
, en zal ze van het weiden
H6629
der schapen
H7673 H8689
doen ophouden
H7462 H8802
, zodat de herders
H7462 H8799
zichzelven niet meer zullen weiden
H6629
; en Ik zal Mijn schapen
H6310
uit hun mond
H5337 H8689
rukken
H402
, zodat zij hun niet [meer] tot spijze zullen zijn.
11
H559 H8804
Want zo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H6629
: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen
H1875 H8804
vragen
H1239 H8765
, en zal ze opzoeken.
12
H7462 H8802
Gelijk een herder
H5739
zijn kudde
H1243
opzoekt
H3117
, ten dage
H8432
als hij in het midden
H6567 H8737
zijner verspreide
H6629
schapen
H6629
is, alzo zal Ik Mijn schapen
H1239 H8762
opzoeken
H5337 H8689
; en Ik zal ze redden
H4725
uit al de plaatsen
H6327 H8738
, waarhenen zij verstrooid zijn
H3117
, ten dage
H6051
der wolke
H6205
en der donkerheid.
13
H3318 H8689
En Ik zal ze uitvoeren
H5971
van de volken
H6908 H8765
, en zal ze vergaderen
H776
uit de landen
H935 H8689
, en brengen
H127
ze in hun land
H7462 H8804
; en Ik zal ze weiden
H2022
op de bergen
H3478
Israels
H650
, bij de stromen
H4186
en in alle bewoonbare plaatsen
H776
des lands.
14
H2896
Op een goede
H4829
weide
H7462 H8799
zal Ik ze weiden
H4791
, en op de hoge
H2022
bergen
H3478
Israels
H5116
zal hun kooi
H7257 H8799
zijn; aldaar zullen zij nederliggen
H2896
in een goede
H5116
kooi
H7462 H8799
, en zullen weiden
H8082
[in] een vette
H4829
weide
H2022
, op de bergen
H3478
Israels.
15
H6629
Ik zal Mijn schapen
H7462 H8799
weiden
H7257 H8686
, en Ik zal ze legeren
H5002 H8803
, spreekt
H136
de Heere
H3069
HEERE.
16
H6 H8802
Het verlorene
H1245 H8762
zal Ik zoeken
H5080 H8737
, en het weggedrevene
H7725 H8686
zal Ik wederbrengen
H7665 H8737
, en het gebrokene
H2280 H8799
zal Ik verbinden
H2470 H8802
, en het kranke
H2388 H8762
zal Ik sterken
H8082
; maar het vette
H2389
en het sterke
H8045 H8686
zal Ik verdelgen
H7462 H8799
, Ik zal ze weiden
H4941
met oordeel.
17
H859
Want gij
H6629
, o Mijn schapen
H136
! de Heere
H3069
HEERE
H559 H8804
zegt
H8199 H8802
alzo: Ziet, Ik zal richten
H7716
tussen klein vee
H7716
en klein vee
H352
, tussen de rammen
H6260
en de bokken.
18
H4592
Is het u te weinig
H2896
, dat gij de goede
H4829
weide
H7462 H8799
afweidt
H3499
? Zult gij nog het overige
H4829
uwer weide
H7272
met uw voeten
H7429 H8799
vertreden
H4950
? En zult gij de bezonkene
H4325
wateren
H8354 H8799
drinken
H3498 H8737
, en de overgelatene
H7272
met uw voeten
H7515 H8799
vermodderen?
19
H6629
Mijn schapen
H7462 H8799
dan, zullen zij afweiden
H7272
, wat met uw voeten
H4823
vertreden is
H8354 H8799
, en drinken
H7272
, wat met uw voeten
H4833
vermodderd is?
20
H559 H8804
Daarom zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H8199 H8804
alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten
H1274
tussen het vette
H7716
klein vee
H7330
, en tussen het magere
H7716
klein vee.
21
H2470 H8737
Omdat gij al de zwakken
H6654
met de zijde
H3802
en met den schouder
H1920 H8799
verdringt
H7161
, en met uw hoornen
H5055 H8762
stoot
H2351
, totdat gij dezelve naar buiten
H6327 H8689
toe verstrooid hebt;
22
H6629
Daarom zal Ik Mijn schapen
H3467 H8689
verlossen
H957
, dat zij niet meer tot een roof
H8199 H8804
zullen zijn; en Ik zal richten
H7716
tussen klein vee
H7716
en klein vee.
23
H259
En Ik zal een enigen
H7462 H8802
Herder
H6965 H8689
over hen verwekken
H7462 H8804
, en Hij zal hen weiden
H5650
, [namelijk] Mijn knecht
H1732
David
H7462 H8799
; die zal ze weiden
H7462 H8802
, en Die zal hun tot een Herder zijn.
24
H3068
En Ik, de HEERE
H430
, zal hun tot een God
H5650
zijn; en Mijn knecht
H1732
David
H5387
zal Vorst
H8432
zijn in het midden
H3068
van hen, Ik, de HEERE
H1696 H8765
, heb het gesproken.
25
H1285
En Ik zal een verbond
H7965
des vredes
H3772 H8804
met hen maken
H7451
, en zal het boos
H2416
gedierte
H776
uit het land
H7673 H8689
doen ophouden
H983
; en zij zullen zeker
H3427 H8804
wonen
H4057
in de woestijn
H3462 H8804
, en slapen
H3293 H8675 H3264
in de wouden.
26
H5439
Want Ik zal dezelve, en de plaatsen rondom
H1389
Mijn heuvel
H5414 H8804
, stellen
H1293
[tot] een zegen
H1653
; en Ik zal den plasregen
H3381 H8689
doen nederdalen
H6256
op zijn tijd
H1653
, plasregens
H1293
van zegen zullen er zijn.
27
H6086
En het geboomte
H7704
des velds
H6529
zal zijn vrucht
H5414 H8804
geven
H776
, en het land
H2981
zal zijn inkomst
H5414 H8799
geven
H983
, en zij zullen zeker
H127
zijn in hun land
H3045 H8804
; en zullen weten
H3068
, dat Ik de HEERE
H4133
ben, als Ik de disselbomen
H5923
huns juks
H7665 H8800
zal hebben verbroken
H5337 H8689
, en hen gerukt
H3027
uit de hand
H5647 H8802
dergenen, die zich van hen deden dienen.
28
H1471
En zij zullen den heidenen
H957
niet meer ten roof
H2416
zijn, en het wild gedierte
H776
der aarde
H398 H8799
zal ze niet [meer] vreten
H983
; maar zij zullen zeker
H3427 H8804
wonen
H2729 H8688
, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke.
29
H4302
En Ik zal hun een plant
H8034
van naam
H6965 H8689
verwekken
H622 H8803
; en zij zullen niet meer weggeraapt worden
H7458
door honger
H776
in het land
H3639
, en den smaad
H1471
der heidenen
H5375 H8799
niet meer dragen.