Ezekiel 34:1-31

DSV_Strongs(i)
  1 H3068 En des HEEREN H1697 woord H559 H8800 geschiedde tot mij, zeggende:
  2 H1121 H120 Mensenkind H5012 H8734 ! profeteer H7462 H8802 tegen de herders H3478 van Israel H5012 H8734 ; profeteer H559 H8804 en zeg H7462 H8802 tot hen, tot de herders H559 H8804 : Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H1945 : Wee H7462 H8802 den herderen H3478 Israels H7462 H8802 , die zichzelven weiden H7462 H8802 ! zullen niet de herders H6629 de schapen H7462 H8799 weiden?
  3 H398 H8799 Gij eet H2459 het vette H3847 H8799 , en bekleedt u H6785 met de wol H2076 H8799 , gij slacht H1277 het gemeste H6629 , [maar] de schapen H7462 H8799 weidt gij niet.
  4 H2470 H8737 De zwakke H2388 H8765 sterkt gij H2470 H8802 niet, en het kranke H7495 H8765 heelt gij H7665 H8737 niet, en het gebrokene H2280 H8804 verbindt gij H5080 H8737 niet, en het weggedrevene H7725 H8689 brengt gij niet weder H6 H8802 , en het verlorene H1245 H8765 zoekt gij H7287 H8804 niet; maar gij heerst H2394 over hen met strengheid H6531 en met hardigheid.
  5 H6327 H8799 Alzo zijn zij verstrooid H7462 H8802 , omdat er geen herder H3605 is; en zij zijn al H2416 het wild gedierte H7704 des velds H402 tot spijze H6327 H8799 geworden, dewijl zij verstrooid waren.
  6 H6629 Mijn schapen H7686 H8799 dolen H2022 op alle bergen H7311 H8802 en op allen hogen H1389 heuvel H6629 , ja, Mijn schapen H6327 H8738 zijn verstrooid H6440 H776 op den gansen aardbodem H1875 H8802 ; en er is niemand, die er naar vraagt H1245 H8764 , en niemand, die ze zoekt.
  7 H7462 H8802 Daarom, gij herders H8085 H8798 ! hoort H3068 des HEEREN H1697 woord!
  8 H2416 [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE H6629 , zo [Ik] niet! Omdat Mijn schapen H957 geworden zijn tot een roof H6629 , en Mijn schapen H2416 al het wild gedierte H7704 des velds H402 tot spijze H7462 H8802 geworden zijn, omdat er geen herder H7462 H8802 is, en Mijn herders H6629 naar Mijn schapen H1875 H8804 niet vragen H7462 H8802 ; en de herders H7462 H8799 weiden zichzelven H6629 , maar Mijn schapen H7462 H8804 weiden zij niet;
  9 H7462 H8802 Daarom, gij herders H8085 H8798 ! hoort H3068 des HEEREN H1697 woord!
  10 H559 H8804 Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H7462 H8802 : Ziet, Ik [wil] aan de herders H6629 , en zal Mijn schapen H3027 van hun hand H1875 H8804 eisen H7462 H8800 , en zal ze van het weiden H6629 der schapen H7673 H8689 doen ophouden H7462 H8802 , zodat de herders H7462 H8799 zichzelven niet meer zullen weiden H6629 ; en Ik zal Mijn schapen H6310 uit hun mond H5337 H8689 rukken H402 , zodat zij hun niet [meer] tot spijze zullen zijn.
  11 H559 H8804 Want zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H6629 : Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen H1875 H8804 vragen H1239 H8765 , en zal ze opzoeken.
  12 H7462 H8802 Gelijk een herder H5739 zijn kudde H1243 opzoekt H3117 , ten dage H8432 als hij in het midden H6567 H8737 zijner verspreide H6629 schapen H6629 is, alzo zal Ik Mijn schapen H1239 H8762 opzoeken H5337 H8689 ; en Ik zal ze redden H4725 uit al de plaatsen H6327 H8738 , waarhenen zij verstrooid zijn H3117 , ten dage H6051 der wolke H6205 en der donkerheid.
  13 H3318 H8689 En Ik zal ze uitvoeren H5971 van de volken H6908 H8765 , en zal ze vergaderen H776 uit de landen H935 H8689 , en brengen H127 ze in hun land H7462 H8804 ; en Ik zal ze weiden H2022 op de bergen H3478 Israels H650 , bij de stromen H4186 en in alle bewoonbare plaatsen H776 des lands.
  14 H2896 Op een goede H4829 weide H7462 H8799 zal Ik ze weiden H4791 , en op de hoge H2022 bergen H3478 Israels H5116 zal hun kooi H7257 H8799 zijn; aldaar zullen zij nederliggen H2896 in een goede H5116 kooi H7462 H8799 , en zullen weiden H8082 [in] een vette H4829 weide H2022 , op de bergen H3478 Israels.
  15 H6629 Ik zal Mijn schapen H7462 H8799 weiden H7257 H8686 , en Ik zal ze legeren H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  16 H6 H8802 Het verlorene H1245 H8762 zal Ik zoeken H5080 H8737 , en het weggedrevene H7725 H8686 zal Ik wederbrengen H7665 H8737 , en het gebrokene H2280 H8799 zal Ik verbinden H2470 H8802 , en het kranke H2388 H8762 zal Ik sterken H8082 ; maar het vette H2389 en het sterke H8045 H8686 zal Ik verdelgen H7462 H8799 , Ik zal ze weiden H4941 met oordeel.
  17 H859 Want gij H6629 , o Mijn schapen H136 ! de Heere H3069 HEERE H559 H8804 zegt H8199 H8802 alzo: Ziet, Ik zal richten H7716 tussen klein vee H7716 en klein vee H352 , tussen de rammen H6260 en de bokken.
  18 H4592 Is het u te weinig H2896 , dat gij de goede H4829 weide H7462 H8799 afweidt H3499 ? Zult gij nog het overige H4829 uwer weide H7272 met uw voeten H7429 H8799 vertreden H4950 ? En zult gij de bezonkene H4325 wateren H8354 H8799 drinken H3498 H8737 , en de overgelatene H7272 met uw voeten H7515 H8799 vermodderen?
  19 H6629 Mijn schapen H7462 H8799 dan, zullen zij afweiden H7272 , wat met uw voeten H4823 vertreden is H8354 H8799 , en drinken H7272 , wat met uw voeten H4833 vermodderd is?
  20 H559 H8804 Daarom zegt H136 de Heere H3069 HEERE H8199 H8804 alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten H1274 tussen het vette H7716 klein vee H7330 , en tussen het magere H7716 klein vee.
  21 H2470 H8737 Omdat gij al de zwakken H6654 met de zijde H3802 en met den schouder H1920 H8799 verdringt H7161 , en met uw hoornen H5055 H8762 stoot H2351 , totdat gij dezelve naar buiten H6327 H8689 toe verstrooid hebt;
  22 H6629 Daarom zal Ik Mijn schapen H3467 H8689 verlossen H957 , dat zij niet meer tot een roof H8199 H8804 zullen zijn; en Ik zal richten H7716 tussen klein vee H7716 en klein vee.
  23 H259 En Ik zal een enigen H7462 H8802 Herder H6965 H8689 over hen verwekken H7462 H8804 , en Hij zal hen weiden H5650 , [namelijk] Mijn knecht H1732 David H7462 H8799 ; die zal ze weiden H7462 H8802 , en Die zal hun tot een Herder zijn.
  24 H3068 En Ik, de HEERE H430 , zal hun tot een God H5650 zijn; en Mijn knecht H1732 David H5387 zal Vorst H8432 zijn in het midden H3068 van hen, Ik, de HEERE H1696 H8765 , heb het gesproken.
  25 H1285 En Ik zal een verbond H7965 des vredes H3772 H8804 met hen maken H7451 , en zal het boos H2416 gedierte H776 uit het land H7673 H8689 doen ophouden H983 ; en zij zullen zeker H3427 H8804 wonen H4057 in de woestijn H3462 H8804 , en slapen H3293 H8675 H3264 in de wouden.
  26 H5439 Want Ik zal dezelve, en de plaatsen rondom H1389 Mijn heuvel H5414 H8804 , stellen H1293 [tot] een zegen H1653 ; en Ik zal den plasregen H3381 H8689 doen nederdalen H6256 op zijn tijd H1653 , plasregens H1293 van zegen zullen er zijn.
  27 H6086 En het geboomte H7704 des velds H6529 zal zijn vrucht H5414 H8804 geven H776 , en het land H2981 zal zijn inkomst H5414 H8799 geven H983 , en zij zullen zeker H127 zijn in hun land H3045 H8804 ; en zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H4133 ben, als Ik de disselbomen H5923 huns juks H7665 H8800 zal hebben verbroken H5337 H8689 , en hen gerukt H3027 uit de hand H5647 H8802 dergenen, die zich van hen deden dienen.
  28 H1471 En zij zullen den heidenen H957 niet meer ten roof H2416 zijn, en het wild gedierte H776 der aarde H398 H8799 zal ze niet [meer] vreten H983 ; maar zij zullen zeker H3427 H8804 wonen H2729 H8688 , en er zal niemand zijn, die ze verschrikke.
  29 H4302 En Ik zal hun een plant H8034 van naam H6965 H8689 verwekken H622 H8803 ; en zij zullen niet meer weggeraapt worden H7458 door honger H776 in het land H3639 , en den smaad H1471 der heidenen H5375 H8799 niet meer dragen.
  30 H3045 H8804 Maar zij zullen weten H3068 , dat Ik, de HEERE H430 , hun God H5971 , met hen ben, en dat zij Mijn volk H1004 zijn, het huis H3478 Israels H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  31 H859 Gij H6629 nu, o Mijn schapen H6629 , schapen H4830 Mijner weide H120 ! gij zijt mensen H430 ; [maar] Ik ben uw God H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.