DSV_Strongs(i)
1
H4210
Een psalm
H1732
van David
H5329 H8764
, voor den opperzangmeester
H430
. O God
H8416
mijns lofs
H2790 H8799
! zwijg niet.
2
H6310
Want de mond
H7563
des goddelozen
H6310
en de mond
H4820
des bedrogs
H6605 H8804
zijn tegen mij opengedaan
H1696 H8765
; zij hebben met mij gesproken
H8267
met een valse
H3956
tong.
3
H8135
En met hatelijke
H1697
woorden
H5437 H8804
hebben zij mij omsingeld
H3898 H8735
; ja, zij hebben mij bestreden
H2600
zonder oorzaak.
4
H160
Voor mijn liefde
H7853 H8799
, staan zij mij tegen
H8605
; maar ik was [steeds] [in] [het] gebed.
5
H7451
En zij hebben mij kwaad
H2896
voor goed
H7760 H8799
opgelegd
H8135
, en haat
H160
voor mijn liefde.
6
H6485 H8685
Stel
H7563
een goddeloze
H7854
over hem, en de satan
H5975 H8799
sta
H3225
aan zijn rechterhand.
7
H8199 H8736
Als hij gericht wordt
H3318 H8799
, zo ga hij
H7563
schuldig
H8605
uit, en zijn gebed
H2401
zij tot zonde.
10
H1121
En dat zijn kinderen
H5128 H8800
hier en daar
H5128 H8799
omzwerven
H7592 H8765
, en bedelen
H2723
, en [de] [nooddruft] uit hun verwoeste plaatsen
H1875 H8804
zoeken.
11
H5383 H8802
Dat de schuldeiser
H5367 H8762
aansla
H2114 H8801
al wat hij heeft, en dat de vreemden
H3018
zijn arbeid
H962 H8799
roven.
12
H2617
Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid
H4900 H8802
[over] [hem] uitstrekke
H3490
, en dat er niemand zij, die zijn wezen
H2603 H8802
genadig zij.
13
H319
Dat zijn nakomelingen
H3772 H8687
uitgeroeid worden
H8034
; hun naam
H4229 H8735
worde uitgedelgd
H312
in het andere
H1755
geslacht.
14
H5771
De ongerechtigheid
H1
zijner vaderen
H2142 H8735
worde gedacht
H3068
bij den HEERE
H2403
, en de zonde
H517
zijner moeder
H4229 H8735
worde niet uitgedelgd.
15
H8548
Dat zij gedurig
H3068
voor den HEERE
H3772 H0
zijn; en Hij roeie
H2143
hun gedachtenis
H3772 H8686
uit
H776
van de aarde.
16
H2142 H8804
Omdat hij niet gedacht heeft
H2617
weldadigheid
H6213 H8800
te doen
H6041
, maar heeft den ellendigen
H34
en den nooddruftigen
H376
man
H7291 H8799
vervolgd
H3512 H8737
, en den verslagene
H3824
van hart
H4191 H8788
, om [hem] te doden.
17
H7045
Dewijl hij den vloek
H157 H8799
heeft liefgehad
H935 H8799
, dat die hem overkome
H2654 H8804
, en geen lust gehad heeft
H1293
tot den zegen
H7368 H8799
, zo zij die verre van hem.
18
H3847 H8799
En hij zij bekleed
H7045
met den vloek
H4055
, als met zijn kleed
H935 H8799
, en dat die ga
H7130
tot in het binnenste
H4325
van hem als het water
H8081
, en als de olie
H6106
in zijn beenderen.
19
H899
Die zij hem als een kleed
H5844 H8799
, [waarmede] hij zich bedekt
H4206
, en tot een gordel
H8548
, waarmede hij zich steeds
H2296 H8799
omgordt.
20
H6468
Dit zij het werkloon
H7853 H8802
mijner tegenstanders
H3068
van den HEERE
H7451
, en dergenen, die kwaad
H1696 H8802
spreken
H5315
tegen mijn ziel.
21
H3069
Maar Gij, o HEERE
H136
Heere
H6213 H8798
! maak
H8034
het met mij om Uws Naams
H2617
wil; dewijl Uw goedertierenheid
H2896
goed
H5337 H8685
is, verlos mij.
22
H6041
Want ik ben ellendig
H34
en nooddruftig
H3820
, en mijn hart
H7130
is in het binnenste
H2490 H8804
van mij doorwond.
23
H1980 H8738
Ik ga heen
H6738
gelijk een schaduw
H5186 H8800
, wanneer zij zich neigt
H5287 H8738
; ik worde omgedreven
H697
als een sprinkhaan.
24
H1290
Mijn knieen
H3782 H8804
struikelen
H6685
van vasten
H1320
, en mijn vlees
H3584 H8804
is vermagerd
H8081
, zodat er geen vet aan is.
25
H2781
Nog ben ik hun een smaad
H7200 H8799
; als zij mij zien
H5128 H8686
, zo schudden zij
H7218
hun hoofd.
26
H5826 H8798
Help
H3068
mij, HEERE
H430
, mijn God
H3467 H8685
! verlos
H2617
mij naar Uw goedertierenheid.
27
H3045 H8799
Opdat zij weten
H3027
, dat dit Uw hand
H3068
is, [dat] Gij het, HEERE
H6213 H8804
! gedaan hebt.
28
H7043 H8762
Laat hen vloeken
H1288 H8762
, maar zegen Gij
H6965 H8804
; laat hen zich opmaken
H954 H8799
, maar dat zij beschaamd worden
H5650
; doch dat zich Uw knecht
H8055 H8799
verblijde.
29
H7853 H8802
Laat mijn tegenstanders
H3639
met schande
H3847 H8799
bekleed worden
H1322
, en dat zij met hun beschaamdheid
H5844 H8799
zich bedekken
H4598
, als met een mantel.