Psalms 109

DSV_Strongs(i)
  1 H4210 Een psalm H1732 van David H5329 H8764 , voor den opperzangmeester H430 . O God H8416 mijns lofs H2790 H8799 ! zwijg niet.
  2 H6310 Want de mond H7563 des goddelozen H6310 en de mond H4820 des bedrogs H6605 H8804 zijn tegen mij opengedaan H1696 H8765 ; zij hebben met mij gesproken H8267 met een valse H3956 tong.
  3 H8135 En met hatelijke H1697 woorden H5437 H8804 hebben zij mij omsingeld H3898 H8735 ; ja, zij hebben mij bestreden H2600 zonder oorzaak.
  4 H160 Voor mijn liefde H7853 H8799 , staan zij mij tegen H8605 ; maar ik was [steeds] [in] [het] gebed.
  5 H7451 En zij hebben mij kwaad H2896 voor goed H7760 H8799 opgelegd H8135 , en haat H160 voor mijn liefde.
  6 H6485 H8685 Stel H7563 een goddeloze H7854 over hem, en de satan H5975 H8799 sta H3225 aan zijn rechterhand.
  7 H8199 H8736 Als hij gericht wordt H3318 H8799 , zo ga hij H7563 schuldig H8605 uit, en zijn gebed H2401 zij tot zonde.
  8 H3117 Dat zijn dagen H4592 weinig H312 zijn; een ander H3947 H8799 neme H6486 zijn ambt;
  9 H1121 Dat zijn kinderen H3490 wezen H802 worden, en zijn vrouw H490 weduwe.
  10 H1121 En dat zijn kinderen H5128 H8800 hier en daar H5128 H8799 omzwerven H7592 H8765 , en bedelen H2723 , en [de] [nooddruft] uit hun verwoeste plaatsen H1875 H8804 zoeken.
  11 H5383 H8802 Dat de schuldeiser H5367 H8762 aansla H2114 H8801 al wat hij heeft, en dat de vreemden H3018 zijn arbeid H962 H8799 roven.
  12 H2617 Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid H4900 H8802 [over] [hem] uitstrekke H3490 , en dat er niemand zij, die zijn wezen H2603 H8802 genadig zij.
  13 H319 Dat zijn nakomelingen H3772 H8687 uitgeroeid worden H8034 ; hun naam H4229 H8735 worde uitgedelgd H312 in het andere H1755 geslacht.
  14 H5771 De ongerechtigheid H1 zijner vaderen H2142 H8735 worde gedacht H3068 bij den HEERE H2403 , en de zonde H517 zijner moeder H4229 H8735 worde niet uitgedelgd.
  15 H8548 Dat zij gedurig H3068 voor den HEERE H3772 H0 zijn; en Hij roeie H2143 hun gedachtenis H3772 H8686 uit H776 van de aarde.
  16 H2142 H8804 Omdat hij niet gedacht heeft H2617 weldadigheid H6213 H8800 te doen H6041 , maar heeft den ellendigen H34 en den nooddruftigen H376 man H7291 H8799 vervolgd H3512 H8737 , en den verslagene H3824 van hart H4191 H8788 , om [hem] te doden.
  17 H7045 Dewijl hij den vloek H157 H8799 heeft liefgehad H935 H8799 , dat die hem overkome H2654 H8804 , en geen lust gehad heeft H1293 tot den zegen H7368 H8799 , zo zij die verre van hem.
  18 H3847 H8799 En hij zij bekleed H7045 met den vloek H4055 , als met zijn kleed H935 H8799 , en dat die ga H7130 tot in het binnenste H4325 van hem als het water H8081 , en als de olie H6106 in zijn beenderen.
  19 H899 Die zij hem als een kleed H5844 H8799 , [waarmede] hij zich bedekt H4206 , en tot een gordel H8548 , waarmede hij zich steeds H2296 H8799 omgordt.
  20 H6468 Dit zij het werkloon H7853 H8802 mijner tegenstanders H3068 van den HEERE H7451 , en dergenen, die kwaad H1696 H8802 spreken H5315 tegen mijn ziel.
  21 H3069 Maar Gij, o HEERE H136 Heere H6213 H8798 ! maak H8034 het met mij om Uws Naams H2617 wil; dewijl Uw goedertierenheid H2896 goed H5337 H8685 is, verlos mij.
  22 H6041 Want ik ben ellendig H34 en nooddruftig H3820 , en mijn hart H7130 is in het binnenste H2490 H8804 van mij doorwond.
  23 H1980 H8738 Ik ga heen H6738 gelijk een schaduw H5186 H8800 , wanneer zij zich neigt H5287 H8738 ; ik worde omgedreven H697 als een sprinkhaan.
  24 H1290 Mijn knieen H3782 H8804 struikelen H6685 van vasten H1320 , en mijn vlees H3584 H8804 is vermagerd H8081 , zodat er geen vet aan is.
  25 H2781 Nog ben ik hun een smaad H7200 H8799 ; als zij mij zien H5128 H8686 , zo schudden zij H7218 hun hoofd.
  26 H5826 H8798 Help H3068 mij, HEERE H430 , mijn God H3467 H8685 ! verlos H2617 mij naar Uw goedertierenheid.
  27 H3045 H8799 Opdat zij weten H3027 , dat dit Uw hand H3068 is, [dat] Gij het, HEERE H6213 H8804 ! gedaan hebt.
  28 H7043 H8762 Laat hen vloeken H1288 H8762 , maar zegen Gij H6965 H8804 ; laat hen zich opmaken H954 H8799 , maar dat zij beschaamd worden H5650 ; doch dat zich Uw knecht H8055 H8799 verblijde.
  29 H7853 H8802 Laat mijn tegenstanders H3639 met schande H3847 H8799 bekleed worden H1322 , en dat zij met hun beschaamdheid H5844 H8799 zich bedekken H4598 , als met een mantel.
  30 H3068 Ik zal den HEERE H6310 met mijn mond H3966 zeer H3034 H8686 loven H8432 , en in het midden H7227 van velen H1984 H8762 zal ik Hem prijzen.
  31 H34 Want Hij zal den nooddruftige H3225 ter rechterhand H5975 H8799 staan H3467 H8687 , om [hem] te verlossen H5315 van degenen, die zijn ziel H8199 H8802 veroordelen.