Ezekiel 24:1-32

DSV_Strongs(i)
  1 H3068 Wijders geschiedde des HEEREN H1697 woord H8671 tot mij, in het negende H8141 jaar H6224 , in de tiende H2320 maand H6218 , op den tienden H2320 der maand H559 H8800 , zeggende:
  2 H1121 H120 Mensenkind H3789 H8798 ! schrijf H8034 u den naam H3117 van den dag H6106 op, even van dezen zelfden H3117 dag H4428 ; de koning H894 van Babel H5564 H8804 legt zich H3389 voor Jeruzalem H6106 , even op dezen zelfden H3117 dag.
  3 H4911 H8798 En gebruik H4912 een gelijkenis H4805 tot dat wederspannig H1004 huis H559 H8804 , en zeg H559 H8804 tot hen: Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H8239 H8798 : Zet H5518 een pot H8239 H8798 toe, zet H3332 H8798 [hem] toe, en giet H4325 ook water daarin.
  4 H622 H0 Doe H5409 zijn stukken H622 H8798 te zamen H2896 daarin, alle goede H5409 stukken H3409 , de dij H3802 en den schouder H4390 H8761 , vul H4005 [hem] met de keur H6106 der beenderen.
  5 H3947 H8800 Neem H4005 de keur H6629 van de kudde H1754 , en stook ook een brandstapel H6106 van de beenderen H7571 daaronder; doe hem wel H7570 H8761 opzieden H6106 ; ook zullen zijn beenderen H8432 daarin H1310 H8804 gekookt worden.
  6 H559 H8804 Daarom, alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H188 : Wee H1818 H5892 der bloedstad H5518 , den pot H2457 , welks schuim H2457 in hem is, en van welken zijn schuim H3318 H8804 niet is uitgegaan H3318 H8685 ! trek H5409 stuk H5409 bij stuk H1486 daaruit, en laat het lot H5307 H8804 over hem niet vallen.
  7 H1818 Want haar bloed H8432 is in het midden H6706 van haar; op een gladde H5553 steenrots H7760 H8804 heeft zij dat gelegd H776 ; zij heeft het op de aarde H8210 H8804 niet uitgestort H6083 , om hetzelve met stof H3680 H8763 te bedekken.
  8 H2534 Opdat Ik de grimmigheid H5927 H8687 doe opgaan H5359 om wraak H5358 H8800 te oefenen H1818 , heb Ik [ook] haar bloed H6706 op een gladde H5553 steenrots H5414 H8804 gelegd H3680 H8736 , opdat het niet bedekt worde.
  9 H559 H8804 Daarom, alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H188 : Wee H1818 H5892 der bloedstad H4071 ! Ik zal ook den brandstapel H1431 H8686 groot maken!
  10 H7235 H8685 Draag veel H6086 houts H1814 H0 toe, steek H784 het vuur H1814 H8687 aan H8552 H8687 , verteer H1320 het vlees H7543 H8687 , en kruid H4841 [het] met specerijen H6106 , en laat de beenderen H2787 H8735 verbranden.
  11 H5975 H8687 Stel H7386 hem daarna ledig H1513 op zijn kolen H3179 H8799 , opdat hij heet worde H5178 , en zijn roest H2787 H8804 verbrande H2932 , en zijn onreinigheid H8432 in het midden H5413 H8738 van hem versmelte H2457 , zijn schuim H8552 H8799 verteerd worde.
  12 H8383 [Met] ijdelheden H3811 H8689 heeft zij [Mij] moede gemaakt H7227 ; nog is haar overvloedig H2457 schuim H3318 H8799 van haar niet uitgegaan H2457 ; haar schuim H784 [moet] in het vuur.
  13 H2932 In uw onreinigheid H2154 is schandelijkheid H2891 H8765 , omdat Ik u gereinigd heb H2891 H8804 , en gij niet gereinigd zijt H2932 , zo zult gij van uw onreinigheid H2891 H8799 niet meer gereinigd worden H2534 , totdat Ik Mijn grimmigheid H5117 H8687 op u zal hebben doen rusten.
  14 H3068 Ik, de HEERE H1696 H8765 , heb het gesproken H935 H8802 ; het zal komen H6213 H8804 , en Ik zal het doen H6544 H8799 ; Ik zal er niet van wijken H2347 H8799 , en Ik zal niet verschonen H5162 H8735 noch berouw hebben H1870 ; naar uw wegen H5949 en naar uw handelingen H8199 H8804 zullen zij u richten H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  15 H3068 Wijders geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  16 H1121 H120 Mensenkind H4261 ! zie, Ik zal den lust H5869 uwer ogen H3947 H8802 van u wegnemen H4046 door een plage H5594 H8799 ; nochtans zult gij niet rouwklagen H1058 H8799 , noch wenen H1832 , en uw tranen H935 H8799 zullen niet voortkomen.
  17 H1826 H8798 Houd stil H602 H8736 van kermen H60 H4191 H8801 , gij zult geen dodenrouw H6213 H8799 maken H2280 H8798 , bind H6287 uw hoed H7760 H8799 op u, en doe H5275 uw schoenen H7272 aan uw voeten H8222 ; en de bovenste lip H5844 H8799 zult gij niet bewinden H582 , en zult der lieden H3899 brood H398 H8799 niet eten.
  18 H1696 H8762 Dit sprak ik H5971 tot het volk H1242 in den morgenstond H802 , en mijn huisvrouw H4191 H8799 stierf H6153 in den avond H6213 H8799 ; en ik deed H1242 in den morgenstond H6680 H8795 , gelijk mij geboden was.
  19 H5971 En het volk H559 H8799 zeide H5046 H8686 tot mij: Zult gij ons niet te kennen geven H6213 H8802 , wat ons deze dingen zijn, dat gij [aldus] doet?
  20 H559 H8799 En ik zeide H1697 tot hen: Het woord H3068 des HEEREN H559 H8800 is tot mij geschied, zeggende:
  21 H559 H8798 Zeg H1004 tot het huis H3478 Israels H559 H8804 : Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H4720 : Ziet, Ik zal Mijn heiligdom H2490 H8764 ontheiligen H1347 , de heerlijkheid H5797 uwer sterkte H4261 , de begeerte H5869 uwer ogen H4263 , en de verschoning H5315 uwer ziel H1121 ; en uw zonen H1323 en uw dochteren H5800 H8804 , die gij verlaten hebt H2719 , zullen door het zwaard H5307 H8799 vallen.
  22 H6213 H8804 Dan zult gijlieden doen H6213 H8804 , gelijk als ik gedaan heb H8222 ; de bovenste lip H5844 H8799 zult gij niet bewinden H582 , en der lieden H3899 brood H398 H8799 zult gij niet eten.
  23 H6287 En uw hoeden H7218 zullen op uw hoofden H5275 zijn, en uw schoenen H7272 aan uw voeten H5594 H8799 ; gij zult niet rouwklagen H1058 H8799 , noch wenen H5771 , maar gij zult in uw ongerechtigheden H4743 H8738 versmachten H376 , en een iegelijk H251 tegen zijn broeder H5098 H8804 zuchten.
  24 H3168 Alzo zal ulieden Ezechiel H4159 tot een wonderteken H6213 H8804 zijn; naar alles, wat hij gedaan heeft H6213 H8799 , zult gij doen H935 H8800 ; als dit komt H3045 H8804 , dan zult gij weten H136 , dat Ik de Heere H3069 HEERE ben.
  25 H1121 H120 En gij, mensenkind H3117 ! zal het niet zijn, ten dage H3947 H8800 , als Ik van hen zal wegnemen H4581 hun sterkte H4885 , de vreugde H8597 huns sieraads H4261 , den lust H5869 hunner ogen H4853 en het verlangen H5315 hunner zielen H1121 , hun zonen H1323 en hun dochteren;
  26 H3117 Dat tenzelfden dage H6412 een ontkomene H935 H8799 tot u zal komen H241 , om [uw] oren H2045 [dat] te doen horen?
  27 H3117 Ten zelven dage H6310 zal uw mond H6412 bij dien, die ontkomen is H6605 H8735 , opengedaan worden H1696 H8762 , en gij zult spreken H481 H8735 , en niet meer stom zijn H4159 ; alzo zult gij hun tot een wonderteken H3045 H8804 zijn, en zij zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE ben.