Job 41:1-41

DSV_Strongs(i)
  1 H3882 [040:20] Zult gij den Leviathan H2443 met den angel H4900 H8799 trekken H3956 , of zijn tong H2256 met een koord H8257 H8686 , [dat] gij laat nederzinken?
  2 H100 [040:21] Zult gij hem een bieze H639 in den neus H7760 H8799 leggen H2336 , of met een doorn H3895 zijn kaak H5344 H8799 doorboren?
  3 H413 [040:22] Zal hij aan H8469 u veel smekingen H7235 H8686 maken H518 ? H7390 Zal hij zachtjes H413 tot H1696 H8762 u spreken?
  4 H1285 [040:23] Zal hij een verbond H5973 met H3772 H8799 u maken H3947 H8799 ? Zult gij hem aannemen H5769 tot een eeuwigen H5650 slaaf?
  5 H7832 H8762 [040:24] Zult gij met hem spelen H6833 gelijk [met] een vogeltje H7194 H8799 , of zult gij hem binden H5291 voor uw jonge dochters?
  6 H2271 [040:25] Zullen de metgezellen H5921 over H3739 H8799 hem een maaltijd bereiden H2673 H8799 ? Zullen zij hem delen H996 onder H3669 de kooplieden?
  7 H5785 [040:26] Zult gij zijn huis H7905 met haken H4390 H8762 vullen H1709 H6767 , of met een visserskrauwel H7218 zijn hoofd?
  8 H7760 H8798 [040:27] Leg H3709 uw hand H5921 op H2142 H8798 hem, gedenk H4421 des strijds H3254 H0 , doe H408 het niet H3254 H8686 meer.
  9 H2005 [040:28] Zie H8431 , zijn hoop H3576 H8738 zal feilen H1571 ; zal hij ook H413 voor H4758 zijn gezicht H2904 H8714 nedergeslagen worden?
  10 H3808 [041:1] Niemand H393 is [zo] koen H3588 , dat H5782 H8799 H8675 H5782 H8686 hij hem opwekken zou H4310 ; wie H1931 is dan hij H6440 , die zich voor Mijn aangezicht H3320 H8691 stellen zou?
  11 H4310 [041:2] Wie H6923 H8689 heeft Mij voorgekomen H7999 H8762 , dat Ik [hem] zou vergelden H8478 ? Wat onder H3605 den gansen H8064 hemel H1931 is, is het Mijne.
  12 H907 [041:3] Ik zal zijn leden H3808 niet H2790 H8686 verzwijgen H1697 , noch het verhaal H1369 [zijner] sterkte H2433 , noch de bevalligheid H6187 zijner gestaltenis.
  13 H4310 [041:4] Wie H6440 zou het opperste H3830 zijns kleeds H1540 H8765 ontdekken H4310 ? Wie H3718 zou met zijn dubbelen H7448 breidel H935 H8799 [hem] aankomen?
  14 H4310 [041:5] Wie H1817 zou de deuren H6440 zijns aangezichts H6605 H8765 opendoen H5439 ? Rondom H8127 zijn tanden H367 is verschrikking.
  15 H1346 [041:6] Zeer uitnemend H650 zijn zijn sterke H4043 schilden H5462 H8803 , elkeen gesloten H6862 [als] met een nauwdrukkend H2368 zegel.
  16 H259 [041:7] Het een H5066 H8799 is [zo] na H259 aan het andere H7307 , dat de wind H3808 daar niet H996 kan tussen H935 H8799 komen.
  17 H1692 H8792 [041:8] Zij kleven H376 H251 aan elkander H3920 H8691 , zij vatten zich samen H3808 , dat zij zich niet H6504 H8691 scheiden.
  18 H5846 [041:9] Elk een zijner niezingen H216 doet een licht H1984 H8686 schijnen H5869 ; en zijn ogen H6079 zijn als de oogleden H7837 des dageraads.
  19 H4480 [041:10] Uit H6310 zijn mond H1980 H8799 gaan H3940 fakkelen H784 , vurige H3590 vonken H4422 H8691 raken er uit.
  20 H4480 [041:11] Uit H5156 zijn neusgaten H3318 H0 komt H6227 rook H3318 H8799 voort H5301 H8803 , als [uit] een ziedenden H1731 pot H100 en ruimen ketel.
  21 H5315 [041:12] Zijn adem H1513 zou kolen H3857 H8762 doen vlammen H3851 , en een vlam H3318 H0 komt H4480 uit H6310 zijn mond H3318 H8799 voort.
  22 H6677 [041:13] In zijn hals H3885 H8799 herbergt H5797 de sterkte H6440 ; voor H1750 H0 hem springt H1670 zelfs de droefheid H1750 H8799 van vreugde op.
  23 H4651 [041:14] De stukken H1320 van zijn vlees H1692 H8804 kleven samen H3332 H8803 ; elkeen is vast H5921 in H1077 hem, het wordt niet H4131 H8735 bewogen.
  24 H3820 [041:15] Zijn hart H3332 H8803 is vast H3644 gelijk H68 een steen H3332 H8803 ; ja, vast H6400 gelijk een deel H8482 van den ondersten [molensteen].
  25 H4480 [041:16] Van H7613 zijn verheffen H1481 H8799 schromen H352 de sterken H4480 ; om H7667 [zijner] doorbrekingen H2398 H8691 wille ontzondigen zij zich.
  26 H5381 H8688 [041:17] Raakt H2719 hem iemand met het zwaard H1097 , dat zal niet H6965 H8799 bestaan H2595 , spies H4551 , schicht H8302 noch pantsier.
  27 H2803 H8799 [041:18] Hij acht H1270 het ijzer H8401 voor stro H5154 , en het staal H7539 voor verrot H6086 hout.
  28 H1121 H7198 [041:19] De pijl H3808 zal hem niet H1272 H8686 doen vlieden H68 H7050 , de slingerstenen H7179 worden hem in stoppelen H2015 H8738 veranderd.
  29 H8455 [041:20] De werpstenen H2803 H8738 worden [van] [hem] geacht H7179 als stoppelen H7832 H8799 , en hij belacht H7494 de drilling H3591 der lans.
  30 H8478 [041:21] Onder H2303 hem zijn scherpe H2789 scherven H7502 H8799 ; hij spreidt zich H2742 op het puntachtige H5921 , [als] op H2916 slijk.
  31 H4688 [041:22] Hij doet de diepte H7570 H8686 zieden H5518 gelijk een pot H7760 H8799 ; hij stelt H3220 de zee H4841 als een apothekerskokerij.
  32 H310 [041:23] Achter H215 H8686 zich verlicht H5410 hij het pad H8415 ; men zou den afgrond H7872 voor grijzigheid H2803 H8799 houden.
  33 H5921 [041:24] Op H6083 de aarde H369 is niets H4915 met hem te vergelijken H6213 H8803 , die gemaakt is H1097 om zonder H2844 schrik te wezen.
  34 H7200 H8799 [041:25] Hij aanziet H3605 alles H1364 , wat hoog H1931 is, hij H4428 is een koning H5921 over H3605 alle H1121 jonge H7830 hoogmoedige dieren.