DSV_Strongs(i)
1
H3882
[040:20] Zult gij den Leviathan
H2443
met den angel
H4900 H8799
trekken
H3956
, of zijn tong
H2256
met een koord
H8257 H8686
, [dat] gij laat nederzinken?
2
H100
[040:21] Zult gij hem een bieze
H639
in den neus
H7760 H8799
leggen
H2336
, of met een doorn
H3895
zijn kaak
H5344 H8799
doorboren?
3
H413
[040:22] Zal hij aan
H8469
u veel smekingen
H7235 H8686
maken
H518
?
H7390
Zal hij zachtjes
H413
tot
H1696 H8762
u spreken?
4
H1285
[040:23] Zal hij een verbond
H5973
met
H3772 H8799
u maken
H3947 H8799
? Zult gij hem aannemen
H5769
tot een eeuwigen
H5650
slaaf?
5
H7832 H8762
[040:24] Zult gij met hem spelen
H6833
gelijk [met] een vogeltje
H7194 H8799
, of zult gij hem binden
H5291
voor uw jonge dochters?
6
H2271
[040:25] Zullen de metgezellen
H5921
over
H3739 H8799
hem een maaltijd bereiden
H2673 H8799
? Zullen zij hem delen
H996
onder
H3669
de kooplieden?
7
H5785
[040:26] Zult gij zijn huis
H7905
met haken
H4390 H8762
vullen
H1709 H6767
, of met een visserskrauwel
H7218
zijn hoofd?
8
H7760 H8798
[040:27] Leg
H3709
uw hand
H5921
op
H2142 H8798
hem, gedenk
H4421
des strijds
H3254 H0
, doe
H408
het niet
H3254 H8686
meer.
9
H2005
[040:28] Zie
H8431
, zijn hoop
H3576 H8738
zal feilen
H1571
; zal hij ook
H413
voor
H4758
zijn gezicht
H2904 H8714
nedergeslagen worden?
10
H3808
[041:1] Niemand
H393
is [zo] koen
H3588
, dat
H5782 H8799 H8675 H5782 H8686
hij hem opwekken zou
H4310
; wie
H1931
is dan hij
H6440
, die zich voor Mijn aangezicht
H3320 H8691
stellen zou?
11
H4310
[041:2] Wie
H6923 H8689
heeft Mij voorgekomen
H7999 H8762
, dat Ik [hem] zou vergelden
H8478
? Wat onder
H3605
den gansen
H8064
hemel
H1931
is, is het Mijne.
12
H907
[041:3] Ik zal zijn leden
H3808
niet
H2790 H8686
verzwijgen
H1697
, noch het verhaal
H1369
[zijner] sterkte
H2433
, noch de bevalligheid
H6187
zijner gestaltenis.
13
H4310
[041:4] Wie
H6440
zou het opperste
H3830
zijns kleeds
H1540 H8765
ontdekken
H4310
? Wie
H3718
zou met zijn dubbelen
H7448
breidel
H935 H8799
[hem] aankomen?
14
H4310
[041:5] Wie
H1817
zou de deuren
H6440
zijns aangezichts
H6605 H8765
opendoen
H5439
? Rondom
H8127
zijn tanden
H367
is verschrikking.
15
H1346
[041:6] Zeer uitnemend
H650
zijn zijn sterke
H4043
schilden
H5462 H8803
, elkeen gesloten
H6862
[als] met een nauwdrukkend
H2368
zegel.
16
H259
[041:7] Het een
H5066 H8799
is [zo] na
H259
aan het andere
H7307
, dat de wind
H3808
daar niet
H996
kan tussen
H935 H8799
komen.
17
H1692 H8792
[041:8] Zij kleven
H376 H251
aan elkander
H3920 H8691
, zij vatten zich samen
H3808
, dat zij zich niet
H6504 H8691
scheiden.
18
H5846
[041:9] Elk een zijner niezingen
H216
doet een licht
H1984 H8686
schijnen
H5869
; en zijn ogen
H6079
zijn als de oogleden
H7837
des dageraads.
19
H4480
[041:10] Uit
H6310
zijn mond
H1980 H8799
gaan
H3940
fakkelen
H784
, vurige
H3590
vonken
H4422 H8691
raken er uit.
20
H4480
[041:11] Uit
H5156
zijn neusgaten
H3318 H0
komt
H6227
rook
H3318 H8799
voort
H5301 H8803
, als [uit] een ziedenden
H1731
pot
H100
en ruimen ketel.
21
H5315
[041:12] Zijn adem
H1513
zou kolen
H3857 H8762
doen vlammen
H3851
, en een vlam
H3318 H0
komt
H4480
uit
H6310
zijn mond
H3318 H8799
voort.
22
H6677
[041:13] In zijn hals
H3885 H8799
herbergt
H5797
de sterkte
H6440
; voor
H1750 H0
hem springt
H1670
zelfs de droefheid
H1750 H8799
van vreugde op.
23
H4651
[041:14] De stukken
H1320
van zijn vlees
H1692 H8804
kleven samen
H3332 H8803
; elkeen is vast
H5921
in
H1077
hem, het wordt niet
H4131 H8735
bewogen.
24
H3820
[041:15] Zijn hart
H3332 H8803
is vast
H3644
gelijk
H68
een steen
H3332 H8803
; ja, vast
H6400
gelijk een deel
H8482
van den ondersten [molensteen].
25
H4480
[041:16] Van
H7613
zijn verheffen
H1481 H8799
schromen
H352
de sterken
H4480
; om
H7667
[zijner] doorbrekingen
H2398 H8691
wille ontzondigen zij zich.
26
H5381 H8688
[041:17] Raakt
H2719
hem iemand met het zwaard
H1097
, dat zal niet
H6965 H8799
bestaan
H2595
, spies
H4551
, schicht
H8302
noch pantsier.
27
H2803 H8799
[041:18] Hij acht
H1270
het ijzer
H8401
voor stro
H5154
, en het staal
H7539
voor verrot
H6086
hout.
28
H1121 H7198
[041:19] De pijl
H3808
zal hem niet
H1272 H8686
doen vlieden
H68 H7050
, de slingerstenen
H7179
worden hem in stoppelen
H2015 H8738
veranderd.
29
H8455
[041:20] De werpstenen
H2803 H8738
worden [van] [hem] geacht
H7179
als stoppelen
H7832 H8799
, en hij belacht
H7494
de drilling
H3591
der lans.
30
H8478
[041:21] Onder
H2303
hem zijn scherpe
H2789
scherven
H7502 H8799
; hij spreidt zich
H2742
op het puntachtige
H5921
, [als] op
H2916
slijk.
31
H4688
[041:22] Hij doet de diepte
H7570 H8686
zieden
H5518
gelijk een pot
H7760 H8799
; hij stelt
H3220
de zee
H4841
als een apothekerskokerij.
32
H310
[041:23] Achter
H215 H8686
zich verlicht
H5410
hij het pad
H8415
; men zou den afgrond
H7872
voor grijzigheid
H2803 H8799
houden.