Ezekiel 22

DSV_Strongs(i)
  1 H3068 Voorts geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  2 H1121 H120 Gij nu, mensenkind H1818 H5892 , zoudt gij der bloedstad H8199 H8799 recht geven H8199 H8799 ? Zoudt gij haar recht geven H3045 H8689 ? Ja, maak haar bekend H8441 al haar gruwelen.
  3 H559 H8804 En zeg H559 H8804 : Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H5892 : O stad H8432 , die in haar midden H1818 bloed H8210 H8802 vergiet H6256 , opdat haar tijd H935 H8800 kome H1544 , en drekgoden H6213 H8804 tegen zichzelve maakt H2930 H8800 , om zich te verontreinigen!
  4 H1818 Door uw bloed H8210 H8804 , dat gij vergoten hebt H816 H8804 , zijt gij schuldig geworden H1544 , en met uw drekgoden H6213 H8804 , die gij gemaakt hebt H2930 H8804 , hebt gij u verontreinigd H3117 , en hebt uw dagen H7126 H8686 doen naderen H8141 , en zijt tot uw jaren H935 H8799 gekomen H1471 ; daarom heb Ik u den heidenen H5414 H8804 overgegeven H2781 [tot] een smaad H776 , en allen landen H7048 [tot] een spot.
  5 H7138 Die nabij H7350 en verre H7046 H8691 van u zijn, zullen u bespotten H2931 , gij onreine H8034 van naam H7227 en vol H4103 van onrust!
  6 H5387 Ziet, de vorsten H3478 Israels H376 zijn in u geweest, een ieder H2220 naar zijn kracht H1818 , om bloed H8210 H8800 te vergieten.
  7 H1 Vader H517 en moeder H7043 H8689 hebben zij in u licht geacht H1616 ; met den vreemdeling H8432 hebben zij in het midden H6233 van u door verdrukking H6213 H8804 gehandeld H3490 ; zij hebben in u den wees H490 en de weduwe H3238 H8689 verdrukt.
  8 H6944 Mijn heilige dingen H959 H8804 hebt gij veracht H7676 , en Mijn sabbatten H2490 H8765 hebt gij ontheiligd.
  9 H582 H7400 Achterklappers H1818 zijn in u geweest om bloed H8210 H8800 te vergieten H2022 , en in u hebben zij op de bergen H398 H8804 gegeten H2154 , zij hebben schandelijkheid H8432 in het midden H6213 H8804 van u gedaan.
  10 H6172 Men heeft de schaamte H1 des vaders H1540 H8765 in u ontdekt H2931 ; die onrein H5079 was door afzondering H6031 H8765 , hebben zij in u verkracht.
  11 H376 Daartoe heeft de een H8441 gruwel H6213 H8804 gedaan H7453 met zijns naasten H802 huisvrouw H376 , en een ander H3618 heeft zijns zoons vrouw H2154 met schandelijkheid H2930 H8765 verontreinigd H376 ; nog een ander H269 heeft in u zijn zuster H1 , zijns vaders H1323 dochter H6031 H8765 ; verkracht.
  12 H7810 Zij hebben geschenken H3947 H8804 in u genomen H1818 , om bloed H8210 H8800 te vergieten H5392 ; woeker H8636 en overwinst H3947 H8804 hebt gij genomen H1214 H8762 , en gij hebt gierigheid gepleegd H7453 aan uw naaste H6233 door verdrukking H7911 H8804 ; maar gij hebt Mijner vergeten H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  13 H3709 Ziet dan, Ik heb Mijn hand H5221 H8689 geslagen H1215 , om uw gierigheid H6213 H8804 , die gij bedreven hebt H1818 , en om uw bloed H8432 , die in het midden van u geweest zijn.
  14 H3820 Zal uw hart H5975 H8799 bestaan H3027 ? zullen uw handen H2388 H8799 sterk zijn H3117 , in de dagen H6213 H8802 , als Ik met u handelen zal H3068 ? Ik, de HEERE H1696 H8765 , heb het gesproken H6213 H8804 , en zal het doen.
  15 H6327 H8689 En Ik zal u verstrooien H1471 onder de heidenen H2219 H8765 , en u verspreiden H776 in de landen H2932 , en uw ontreinigheid H8552 H8689 uit u verteren.
  16 H2490 H8738 H8676 H5157 H8765 Zo zult gij in u ontheiligd zijn H5869 voor de ogen H1471 der heidenen H3045 H8804 ; en gij zult weten H3068 , dat Ik de HEERE ben.
  17 H3068 Wijders geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  18 H1121 H120 Mensenkind H1004 , die van het huis H3478 Israels H5509 zijn Mij tot schuim H5178 geworden; zij zijn allen koper H913 , of tin H1270 , of ijzer H5777 , of lood H8432 , in het midden H3564 des ovens H5509 H3701 ; zilverschuim zijn zij geworden.
  19 H559 H8804 Daarom, alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H5509 : Omdat gijlieden allen tot schuim H8432 geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in het midden H3389 van Jeruzalem H6908 H8802 vergaderen.
  20 H3701 [Gelijk] zilver H5178 , of koper H1270 , of ijzer H5777 , of lood H913 , of tin H8432 in het midden H3564 eens ovens H6910 vergaderd wordt H784 , om het vuur H5301 H8800 daarover op te blazen H5413 H8687 , opdat men het smelte H6908 H8799 ; alzo zal Ik ulieden vergaderen H639 in Mijn toorn H2534 , en in Mijn grimmigheid H3240 H8689 daar laten H5413 H8689 , en smelten.
  21 H3664 H8765 Ja, Ik zal u bijeenbrengen H5301 H8804 , en zal op u blazen H784 in het vuur H5678 Mijner verbolgenheid H8432 , dat gij in het midden H5413 H8738 van haar zult gesmolten worden.
  22 H3701 Gelijk het zilver H8432 in het midden H3564 des ovens H2046 gesmolten wordt H8432 , alzo zult gijlieden in het midden H5413 H8714 van haar gesmolten worden H3045 H8804 ; en gij zult weten H3068 , dat Ik, de HEERE H2534 , Mijn grimmigheid H8210 H8804 over u uitgegoten heb.
  23 H3068 Voorts geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  24 H1121 H120 Mensenkind H559 H8798 , zeg H776 tot haar; Gij zijt een land H2891 H8794 , dat niet gereinigd is H1656 , [dat] zijn plasregen H3117 niet [heeft] [gehad] ten dage H2195 der gramschap.
  25 H7195 De verbintenis H5030 harer profeten H8432 is in het midden H7580 H8802 van haar als een brullende H738 leeuw H2964 , die een roof H2963 H8802 rooft H398 H8804 ; zij eten H5315 de zielen H2633 op, den schat H3366 en het kostelijke H3947 H8799 nemen zij weg H490 ; haar weduwen H7235 H8689 vermenigvuldigen zij H8432 in het midden van haar.
  26 H3548 Haar priesters H8451 doen Mijn wet H2554 H8804 geweld aan H2490 H8762 , en zij ontheiligen H6944 Mijn heilige dingen H6944 ; tussen het heilige H2455 en het onheilige H914 H8689 maken zij geen onderscheid H2931 , en [het] [verschil] tussen het onreine H2889 en reine H3045 H8689 geven zij niet te kennen H5956 H8689 ; daartoe verbergen zij H5869 hun ogen H7676 van Mijn sabbatten H8432 ; ja, Ik word in het midden H2490 H8735 van hen ontheiligd.
  27 H8269 Haar vorsten H7130 zijn in het midden H2061 van haar als wolven H2964 , die een roof H2963 H8802 roven H1818 , om bloed H8210 H8800 te vergieten H5315 , [en] om zielen H6 H8763 te verderven H1215 ; opdat zij gierigheid H1214 H8800 zouden plegen.
  28 H5030 Haar profeten H2902 H8804 nu pleisteren H8602 hen met loze H2374 kalk; ziende H7723 ijdelheid H3577 en hun leugen H7080 H8802 voorzeggende H559 H8802 , zeggende H559 H8804 : Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H3068 ! en de HEERE H1696 H8765 heeft niet gesproken.
  29 H5971 Het volk H776 des lands H6231 H8804 pleegt H6233 enkel verdrukking H1497 H8804 , en bedrijft H1498 enkel roverij H3238 H8689 , ook onderdrukken zij H6041 den ellendige H34 en nooddruftige H1616 , en den vreemdeling H6231 H8804 verdrukken zij H4941 zonder recht.
  30 H1245 H8762 Ik zocht H376 nu een man H1447 uit hen, die den muur H1443 H8802 mocht toemuren H6440 , en voor Mijn aangezicht H6556 in de bresse H5975 H8802 staan H776 voor het land H7843 H8763 , opdat Ik het niet mocht verderven H4672 H8804 ; maar Ik vond niemand.
  31 H2195 Daarom heb Ik Mijn gramschap H8210 H8799 over hen uitgegoten H784 ; door het vuur H5678 Mijner verbolgenheid H3615 H8765 heb Ik hen verteerd H1870 ; hun weg H7218 heb Ik op hun hoofd H5414 H8804 gegeven H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.