DSV_Strongs(i)
1
H7121 H8799
Roept
H2451
de Wijsheid
H5414 H8799
niet, en verheft
H8394
[niet] de Verstandigheid
H6963
Haar stem?
2
H7218
Op de spits
H4791
der hoge plaatsen
H1870
, aan den weg
H1004
, ter plaatse
H5410
, waar paden
H5324 H8738
zijn, staat Zij;
3
H3027
Aan de zijde
H8179
der poorten
H6310
, voor aan
H7176
de stad
H3996
, [aan] den ingang
H6607
der deuren
H7442 H8799
roept Zij overluid:
4
H376
Tot u, o mannen
H7121 H8799
! roep Ik
H6963
, en Mijn stem
H1121 H120
is tot de mensenkinderen.
5
H6612
Gij slechten
H995 H8685
! verstaat
H6195
kloekzinnigheid
H3684
, en gij zotten
H995 H8685
! verstaat
H3820
[met] [het] hart.
6
H8085 H8798
Hoort
H5057
, want ik zal vorstelijke dingen
H1696 H8762
spreken
H4669
, en de opening
H8193
Mijner lippen
H4339
zal enkel billijkheid zijn.
7
H2441
Want Mijn gehemelte
H571
zal de waarheid
H1897 H8799
bedachtelijk uitspreken
H7562
, en de goddeloosheid
H8193
is Mijn lippen
H8441
een gruwel.
8
H561
Al de redenen
H6310
Mijns monds
H6664
zijn in gerechtigheid
H6617 H8737
; er is niets verdraaids
H6141
, noch verkeerds in.
9
H5228
Zij zijn alle recht
H995 H8688
voor dengene, die verstandig is
H3477
, en rechtmatig
H1847
voor degenen, die wetenschap
H4672 H8802
vinden.
10
H3947 H8798
Neemt
H4148
Mijn tucht
H3701
aan, en niet zilver
H1847
, en wetenschap
H977 H8737
, meer dan het uitgelezen
H2742
uitgegraven goud.
11
H2451
Want wijsheid
H2896
is beter
H6443
dan robijnen
H2656
, en al wat men begeren
H7737 H8799
mag, is met haar niet te vergelijken.
12
H2451
Ik, Wijsheid
H7931 H8804
, woon
H6195
[bij] de kloekzinnigheid
H4672 H8799
, en vinde
H1847
de kennis
H4209
van alle bedachtzaamheid.
13
H3374
De vreze
H3068
des HEEREN
H8130 H8800
is, te haten
H7451
het kwade
H1344
, de hovaardigheid
H1347
, en den hoogmoed
H7451
, en den kwaden
H1870
weg
H8130 H8804
; Ik haat
H6310
ook den mond
H8419
der verkeerdheden.
15
H4427 H8799
Door Mij regeren
H4428
de koningen
H7336 H8802
, en de vorsten
H2710 H8779
stellen
H6664
gerechtigheid.
16
H8323 H8799
Door Mij heersen
H8269
de heersers
H5081
, en de prinsen
H8199 H8802
, al de rechters
H776
der aarde.
17
H157 H8799
Ik heb lief
H157 H8802
, die Mij liefhebben
H7836 H8764
; en die Mij vroeg zoeken
H4672 H8799
, zullen Mij vinden.
19
H6529
Mijn vrucht
H2896
is beter
H2742
dan uitgegraven goud
H6337
, en dan dicht goud
H8393
; en Mijn inkomen
H977 H8737
dan uitgelezen
H3701
zilver.
20
H1980 H8762
Ik doe wandelen
H734
op den weg
H6666
der gerechtigheid
H8432
, in het midden
H5410
van de paden
H4941
des rechts;
21
H157 H8802
Opdat Ik Mijn liefhebbers
H5157 H8687
doe beerven
H3426
dat bestendig
H214
is, en Ik zal hun schatkameren
H4390 H8762
vervullen.
22
H3068
De HEERE
H7069 H8804
bezat
H7225
Mij [in] [het] beginsel
H1870
Zijns wegs
H6924
, voor
H4659
Zijn werken, van toen aan.
23
H5769
Ik ben van eeuwigheid
H5258 H8738
af gezalfd geweest
H7218
; van den aanvang
H6924
, van de oudheden
H776
der aarde aan.
24
H2342 H8797
Ik was geboren
H8415
, als de afgronden
H4599
nog niet waren, als nog geen fonteinen
H3513 H8737
waren, zwaar
H4325
van water;
25
H2022
Aleer de bergen
H2883 H8717
ingevest waren
H6440
, voor
H1389
de heuvelen
H2342 H8797
was Ik geboren.
26
H776
Hij had de aarde
H6213 H8804
nog niet gemaakt
H2351
, noch de velden
H7218
, noch de aanvang
H6083
van de stofjes
H8398
der wereld.
27
H8064
Toen Hij de hemelen
H3559 H8687
bereidde
H2329
, was Ik daar; toen Hij een cirkel
H6440
over het vlakke
H8415
des afgronds
H2710 H8800
beschreef;
28
H7834
Toen Hij de opperwolken
H4605
van boven
H553 H8763
vestigde
H5869
; toen Hij de fonteinen
H8415
des afgronds
H5810 H8800
vastmaakte;
29
H3220
Toen Hij der zee
H2706
haar perk
H7760 H8800
zette
H4325
, opdat de wateren
H6310
Zijn bevel
H5674 H8799
niet zouden overtreden
H4144
; toen Hij de grondvesten
H776
der aarde
H2710 H8800
stelde;
30
H525
Toen was Ik een voedsterling
H681
bij Hem
H3117
, en Ik was dagelijks
H8191
[Zijn] vermakingen
H6256
, te aller tijd
H6440
voor Zijn aangezicht
H7832 H8764
spelende;
31
H7832 H8764
Spelende
H8398
in de wereld
H776
Zijns aardrijks
H8191
, en Mijn vermakingen
H1121 H120
zijn met de mensenkinderen.
32
H1121
Nu dan, kinderen
H8085 H8798
! hoort
H835
naar Mij; want welgelukzalig
H1870
zijn zij, [die] Mijn wegen
H8104 H8799
bewaren.
33
H8085 H8798
Hoort
H4148
de tucht
H2449 H8798
, en wordt wijs
H6544 H8799
, en verwerpt [die] niet.
34
H835
Welgelukzalig
H120
is de mens
H8085 H8802
, die naar Mij hoort
H3117
, dagelijks
H8245 H8800
wakende
H1817
aan Mijn poorten
H8104 H8800
, waarnemende
H4201
de posten
H6607
Mijner deuren.