Isaiah 6

DSV_Strongs(i)
  1 H8141 In het jaar H4428 , toen de koning H5818 Uzzia H4194 stierf H7200 H8799 , zo zag ik H853 den H136 Heere H3427 H8802 , zittende H7311 H8802 op een hogen H5375 H8737 en verheven H3678 troon H7757 , en Zijn zomen H4392 vervullende H853 den H1964 tempel.
  2 H8314 De serafs H5975 H8802 stonden H4605 boven H259 Hem; een iegelijk H8337 had zes H3671 vleugelen H8147 ; met twee H3680 H8762 bedekte H6440 [ieder] zijn aangezicht H8147 , en met twee H3680 H8762 bedekte hij H7272 zijn voeten H8147 , en met twee H5774 H8787 vloog hij.
  3 H7121 H8804 En de een riep H559 H8804 tot den ander, en zeide H6918 : Heilig H6918 , heilig H6918 , heilig H3068 is de HEERE H6635 der heirscharen H776 ! De ganse aarde H3519 is van Zijn heerlijkheid H4393 vol!
  4 H520 Zodat de posten H5592 der dorpels H5128 H8799 zich bewogen H6963 van de stem H7121 H8802 des roependen H1004 ; en het huis H4390 H8735 werd vervuld H6227 met rook.
  5 H559 H8799 Toen zeide ik H188 : Wee H1820 H8738 mij, want ik verga H376 ! dewijl ik een man H2931 van onreine H8193 lippen H3427 H8802 ben, en ik woon H8432 in het midden H5971 eens volks H2931 , dat onrein H8193 van lippen H5869 is; want mijn ogen H4428 hebben den Koning H3068 , den HEERE H6635 der heirscharen H7200 H8804 gezien.
  6 H259 Maar een H8314 van de serafs H5774 H8799 vloog H7531 tot mij, en had een gloeiende kool H3027 in zijn hand H4457 , [die] hij met de tang H4196 van het altaar H3947 H8804 genomen had.
  7 H5060 H0 En hij roerde H6310 mijn mond H5060 H8686 daarmede aan H559 H8799 , en zeide H8193 : Zie, deze heeft uw lippen H5060 H8804 aangeroerd H5771 ; alzo is uw misdaad H5493 H8804 [van] [u] geweken H2403 , en uw zonde H3722 H8792 is verzoend.
  8 H8085 H8799 Daarna hoorde ik H6963 de stem H136 des Heeren H559 H8802 , dewelke zeide H7971 H8799 : Wien zal Ik zenden H3212 H8799 , en wie zal voor Ons henengaan H559 H8799 ? Toen zeide ik H7971 H8798 : Zie, [hier] ben ik, zend mij henen.
  9 H559 H8799 Toen zeide Hij H3212 H8798 : Ga henen H559 H8804 , en zeg H5971 tot dit volk H8085 H8800 : Horende H8085 H8798 hoort H995 H8799 , maar verstaat H7200 H8800 niet, en ziende H7200 H8798 ziet H3045 H8799 , maar merkt niet.
  10 H3820 Maak het hart H5971 dezes volks H8080 H8685 vet H241 , en maak hun oren H3513 H8685 zwaar H8173 H8685 , en sluit H5869 hun ogen H7200 H8799 , opdat het niet zie H5869 met zijn ogen H241 , noch met zijn oren H8085 H8799 hore H3824 , noch met zijn hart H995 H8799 versta H7725 H8802 , noch zich bekere H7495 H8804 , en Hij het geneze.
  11 H559 H8799 Toen zeide ik H136 : Hoe lang, Heere H559 H8799 ? En Hij zeide H5892 : Totdat de steden H7582 H8804 verwoest worden H3427 H8802 , zodat er geen inwoner zij H1004 , en de huizen H120 , dat er geen mens H127 zij, en dat het land H8077 met verwoesting H7582 H8735 verstrooid worde.
  12 H3068 Want de HEERE H120 zal die mensen H7368 H8765 verre wegdoen H5805 , en de verlating H7227 zal groot H7130 wezen in het binnenste H776 des lands.
  13 H6224 Doch nog een tiende H7725 H8804 deel zal daarin zijn, en het zal wederkeren H1197 H8763 , en zijn om af te weiden H424 ; [maar] gelijk de eik H437 , en gelijk de haageik H7995 , in dewelke na de afwerping H4678 [der] [bladeren] [nog] steunsel H6944 is, [alzo] zal het heilige H2233 zaad H4678 het steunsel daarvan zijn.