Hosea 13

DSV_Strongs(i)
  1 H669 Als Efraim H1696 sprak H7578 , zo beefde H5375 men, hij heeft zich verheven H3478 in Israel H816 ; maar hij is schuldig H1168 geworden aan den Baal H4191 en is gestorven.
  2 H3254 En nu zijn zij voortgevaren H2398 te zondigen H3701 , en hebben zich van hun zilver H4541 een gegoten beeld H6213 gemaakt H6091 , afgoden H8394 naar hun verstand H4639 H2796 , die altemaal smedenwerk H559 zijn; waarvan zij [nochtans] zeggen H120 : De mensen H2076 , die offeren H5695 , zullen de kalveren H5401 kussen.
  3 H1242 H6051 Daarom zullen zij zijn als een morgenwolk H7925 , en als een vroegkomende H2919 dauw H1980 , die henengaat H4671 ; als kaf H1637 van den dorsvloer H6227 , en als rook H699 uit den schoorsteen H5590 wordt weggestormd.
  4 H3068 Ik ben toch de HEERE H430 , uw God H776 H4714 , van Egypteland H430 af; daarom zoudt gij geen God H3045 kennen H2108 dan Mij alleen H3467 , want er is geen Heiland H1115 dan Ik.
  5 H3045 Ik heb u gekend H4057 in de woestijn H8514 , in een zeer heet H776 land.
  6 H4830 Daarna zijn zij, naardat hunlieder weide H7646 was, zat geworden H7646 ; als zij zat zijn geworden H3820 , heeft zich hun hart H7311 verheven H7911 ; daarom hebben zij Mij vergeten.
  7 H7826 Dies werd Ik hun als een felle leeuw H5246 ; als een luipaard H7789 loerde H1870 Ik op den weg.
  8 H6298 Ik ontmoette H1677 hen als een beer H7909 , die van jongen beroofd H7167 is, en scheurde H5458 het slot H3820 huns harten H398 ; en Ik verslond H3833 ze aldaar als een oude leeuw H7704 ; het wild H2416 gedierte H1234 des velds verscheurde hen.
  9 H7843 Het heeft u bedorven H3478 , o Israel H5828 ! want in Mij is uw hulp.
  10 H165 Waar is H4428 uw koning H645 nu? Dat H3467 hij u behoude H5892 in al uw steden H8199 ! En uw richters H559 , waar gij van zeidet H5414 : Geef H4428 mij een koning H8269 en vorsten?
  11 H5414 Ik gaf H4428 u een koning H639 in Mijn toorn H3947 en nam H5678 [hem] weg in Mijn verbolgenheid.
  12 H669 Efraims H5771 ongerechtigheid H6887 is samengebonden H2403 , zijn zonde H6845 is opgelegd.
  13 H2256 Smarten H3205 ener barende H935 [vrouw] zullen hem aankomen H2450 ; hij is een onwijs H1121 kind H6256 ; want [anders] zou hij geen tijd H4866 H1121 in de kindergeboorte H5975 blijven staan.
  14 H3027 [Doch] Ik zal hen van het geweld H7585 der hel H6299 verlossen H1350 , Ik zal ze vrijmaken H4194 van den dood H4194 : o dood H165 ! waar H1698 zijn uw pestilentien H7585 ? hel H165 ! waar H6987 is uw verderf H5164 ? Berouw H5869 zal van Mijn ogen H5641 verborgen zijn,
  15 H6500 Want hij zal vrucht voortbrengen H251 onder de broederen H6921 ; [doch] er zal een oostenwind H935 komen H7307 , een wind H3068 des HEEREN H5927 , opkomende H4057 uit de woestijn H4726 ; en zijn springader H954 zal uitdrogen H4599 , en zijn fontein H2717 zal verdrogen H214 ; diezelve zal den schat H2532 van alle gewenste H3627 huisraad H8154 roven.
  16 H8111 [014:1] Samaria H816 zal woest worden H4784 , want zij is wederspannig geweest H430 tegen haar God H2719 ; zij zullen door het zwaard H5307 vallen H5768 , hun kinderkens H7376 zullen verpletterd H2030 , en hun zwangere H1234 [vrouwen] zullen opengesneden worden.