DSV_Strongs(i)
2
H1696 H8761
Spreek
H1121
tot de kinderen
H3478
Israels
H7725 H8799
, dat zij wederkeren
H2583 H8799
, en zich legeren
H6440
voor
H6367
Pi-hachiroth
H4024
, tussen Migdol
H3220
en tussen de zee
H6440
, voor
H1189
Baal-zefon
H5226
; daar tegenover
H2583 H8799
zult gij u legeren
H3220
aan de zee.
3
H6547
Farao
H559 H8804
dan zal zeggen
H1121
van de kinderen
H3478
Israels
H943 H8737
: Zij zijn verward
H776
in het land
H4057
; die woestijn
H5462 H8804
heeft hen besloten.
4
H6547
En Ik zal Farao's
H3820
hart
H2388 H8765
verstokken
H7291 H8804 H310
, dat hij hen najage
H6547
; en Ik zal aan Farao
H2428
en aan al zijn heir
H3513 H8735
verheerlijkt worden
H4714
, alzo dat de Egyptenaars
H3045 H8804
zullen weten
H3068
, dat Ik de HEERE
H6213 H8799
ben. En zij deden alzo.
5
H4428
Toen nu den koning
H4714
van Egypte
H5046 H8714
werd geboodschapt
H5971
, dat het volk
H1272 H8804
vluchtte
H3824
, zo is het hart
H6547
van Farao
H5650
en van zijn knechten
H2015 H8735
veranderd
H5971
tegen het volk
H559 H8799
, en zij zeiden
H6213 H8804
: Waarom hebben wij dat gedaan
H3478
, dat wij Israel
H7971 H8765
hebben laten trekken
H5647 H8800
, dat zij ons niet dienden?
7
H3947 H8799
En hij nam
H8337 H3967
zeshonderd
H977 H8803
uitgelezene
H7393
wagens
H7393
, ja, al de wagens
H4714
van Egypte
H7991
, en de hoofdlieden over die allen.
8
H3068
Want de HEERE
H2388 H8762
verstokte
H3820
het hart
H6547
van Farao
H4428
, den koning
H4714
van Egypte
H1121
, dat hij de kinderen
H3478
Israels
H7291 H8799 H310
najaagde
H1121
; doch de kinderen
H3478
Israels
H7311 H8802
waren door een hoge
H3027
hand
H3318 H8802
uitgegaan.
9
H4714
En de Egyptenaars
H7291 H8799
jaagden
H310
hen na
H5381 H8686
, en achterhaalden
H2583 H8802
hen, daar zij zich gelegerd hadden
H3220
aan de zee
H5483
; al de paarden
H7393
, de wagens
H6547
van Farao
H6571
en zijn ruiters
H2428
, en zijn heir
H6367
; nevens Pi-hachiroth
H6440
, voor
H1189
Baal-zefon.
10
H6547
Als Farao
H7126 H8689
nabij gekomen was
H5375 H8799
, zo hieven
H1121
de kinderen
H3478
Israels
H5869
hun ogen
H4714
op, en ziet, de Egyptenaars
H5265 H8802
togen
H310
achter
H3372 H8799
hen; en zij vreesden
H3966
zeer
H6817 H8799
; toen riepen
H1121
de kinderen
H3478
Israels
H3068
tot den HEERE.
11
H559 H8799
En zij zeiden
H4872
tot Mozes
H4714
: Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte
H6913
gans geen graven
H3947 H8804
waren, weggenomen
H4057
, opdat wij in deze woestijn
H4191 H8800
sterven zouden
H2063
? Waarom
H6213 H8804
hebt gij ons dat gedaan
H4714
, dat gij ons uit Egypte
H3318 H8687
uitgevoerd hebt?
12
H1697
Is dit niet het woord
H4714
, dat wij in Egypte
H1696 H8765
tot u spraken
H559 H8800
, zeggende
H2308 H8798
: Houd af
H4714
van ons, en laat ons de Egyptenaren
H5647 H8799
dienen
H2896
? Want het ware ons beter
H4714
geweest de Egyptenaren
H5647 H8800
te dienen
H4057
, dan in deze woestijn
H4191 H8800
te sterven.
13
H4872
Doch Mozes
H559 H8799
zeide
H5971
tot het volk
H3372 H8799
: Vreest
H3320 H8690
niet, staat vast
H7200 H8798
, en ziet
H3444
het heil
H3068
des HEEREN
H3117
, dat Hij heden
H6213 H8799
aan ulieden doen zal
H4714
, want de Egyptenaars
H3117
, die gij heden
H7200 H8804
gezien hebt
H3254 H8686
, zult gij niet weder
H7200 H8800
zien
H5704 H5769
in eeuwigheid.
15
H559 H8799
Toen zeide
H3068
de HEERE
H4872
tot Mozes
H6817 H8799
: Wat roept gij
H1696 H8761
tot Mij? Zeg
H1121
den kinderen
H3478
Israels
H5265 H8799
, dat zij voorttrekken.
16
H7311 H8685
En gij, hef
H4294
uw staf
H5186 H8798
op, en strek
H3027
uw hand
H3220
uit over de zee
H1234 H8798
, en klief
H1121
dezelve, dat de kinderen
H3478
Israels
H8432
door het midden
H3220
der zee
H935 H8799
gaan
H3004
op het droge.
17
H3820
En Ik, zie, Ik zal het hart
H4714
der Egyptenaren
H2388 H8764
verstokken
H310
, dat zij na
H935 H8799
hen daarin gaan
H3513 H8735
; en Ik zal verheerlijkt worden
H6547
aan Farao
H2428
en aan al zijn heir
H7393
, aan zijn wagenen
H6571
en aan zijn ruiteren.
18
H4714
En de Egyptenaars
H3045 H8804
zullen weten
H3068
, dat Ik de HEERE
H3513 H8736
ben, wanneer Ik verheerlijkt zal worden
H6547
aan Farao
H7393
, aan zijn wagenen
H6571
en aan zijn ruiteren.
19
H4397
En de Engel
H430
Gods
H6440
, Die voor
H4264
het heir
H3478
van Israel
H1980 H8802
ging
H5265 H8799
, vertrok
H3212 H8799
, en ging
H310
achter
H5982 H6051
hen; de wolkkolom
H5265 H8799
vertrok
H6440
ook van hun aangezicht
H5975 H8799
, en stond
H310
achter hen.
20
H935 H8799
En zij kwam
H4264
tussen het leger
H4714
der Egyptenaren
H4264
, en tussen het leger
H3478
van Israel
H6051
; en de wolk
H2822
was te gelijk duisternis
H215 H8686
en verlichtte
H3915
den nacht
H2088
; zodat de een tot den ander
H7126 H8804
niet naderde
H3915
den gansen nacht.
21
H4872
Toen Mozes
H3027
zijn hand
H5186 H8799
uitstrekte
H3220
over de zee
H3068
, zo deed de HEERE
H3220
de zee
H3212 H8686
weggaan
H5794
, door een sterken
H6921 H7307
oostenwind
H3915
, dien gansen nacht
H7760 H8799
, en maakte
H3220
de zee
H2724
droog
H4325
, en de wateren
H1234 H8735
werden gekliefd.
22
H1121
En de kinderen
H3478
Israels
H935 H8799
zijn ingegaan
H8432
in het midden
H3220
van de zee
H3004
, op het droge
H4325
; en de wateren
H2346
waren hun een muur
H3225
, aan hun rechter
H8040
[hand] en aan hun linkerhand.
23
H4714
En de Egyptenaars
H7291 H8799
vervolgden
H935 H8799
hen, en gingen in
H310
, achter
H5483
hen, al de paarden
H6547
van Farao
H7393
, zijn wagenen
H6571
en zijn ruiteren
H8432
, in het midden
H3220
van de zee.
24
H1242 H821
En het geschiedde in dezelfde morgenwake
H3068
, dat de HEERE
H5982
, in de kolom
H784
des vuurs
H6051
en der wolk
H8259 H8686
, zag
H4264
op het leger
H4714
der Egyptenaren
H2000 H8799
; en Hij verschrikte
H4264
het leger
H4714
der Egyptenaren.
25
H5493 H0
En Hij stiet
H212
de raderen
H4818
hunner wagenen
H5493 H8686
weg
H3517
, en deed ze zwaarlijk
H5090 H8762
voortvaren
H559 H8799
. Toen zeiden
H4714
de Egyptenaars
H5127 H8799
: Laat ons vlieden
H6440
van het aangezicht
H3478
van Israel
H3068
, want de HEERE
H3898 H8737
strijdt
H4714
voor hen tegen de Egyptenaars.
26
H3068
En de HEERE
H559 H8799
zeide
H4872
tot Mozes
H5186 H8798
: Strek
H3027
uw hand
H3220
uit over de zee
H4325
, dat de wateren
H7725 H8799
wederkeren
H4714
over de Egyptenaars
H7393
, over hun wagenen
H6571
en over hun ruiters.
27
H5186 H8799
Toen strekte
H4872
Mozes
H3027
zijn hand
H3220
uit over de zee
H3220
; en de zee
H7725 H8799
kwam weder
H6437 H8800
, tegen het naken
H1242
van den morgenstond
H386
, tot haar kracht
H4714
; en de Egyptenaars
H5127 H8801
vluchtten
H7125 H8800
die tegemoet
H3068
; en de HEERE
H5287 H8762
stortte
H4714
de Egyptenaars
H8432
in het midden
H3220
der zee.
28
H4325
Want als de wateren
H7725 H8799
wederkeerden
H3680 H8762
, zo bedekten zij
H7393
de wagenen
H6571
en de ruiters
H2428
van het ganse heir
H6547
van Farao
H935 H8802 H310
, dat hen nagevolgd was
H3220
in de zee
H7604 H8738
; er bleef
H259
niet een
H5704
van hen over.
29
H1121
Maar de kinderen
H3478
Israels
H1980 H8804
gingen
H3004
op het droge
H8432
, in het midden
H3220
der zee
H4325
; en de wateren
H2346
waren hun een muur
H3225
, aan hun rechter
H8040
[hand] en aan hun linkerhand.