Exodus 14

DSV_Strongs(i)
  1 H1696 H8762 Toen sprak H3068 de HEERE H4872 tot Mozes H559 H8800 , zeggende:
  2 H1696 H8761 Spreek H1121 tot de kinderen H3478 Israels H7725 H8799 , dat zij wederkeren H2583 H8799 , en zich legeren H6440 voor H6367 Pi-hachiroth H4024 , tussen Migdol H3220 en tussen de zee H6440 , voor H1189 Baal-zefon H5226 ; daar tegenover H2583 H8799 zult gij u legeren H3220 aan de zee.
  3 H6547 Farao H559 H8804 dan zal zeggen H1121 van de kinderen H3478 Israels H943 H8737 : Zij zijn verward H776 in het land H4057 ; die woestijn H5462 H8804 heeft hen besloten.
  4 H6547 En Ik zal Farao's H3820 hart H2388 H8765 verstokken H7291 H8804 H310 , dat hij hen najage H6547 ; en Ik zal aan Farao H2428 en aan al zijn heir H3513 H8735 verheerlijkt worden H4714 , alzo dat de Egyptenaars H3045 H8804 zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H6213 H8799 ben. En zij deden alzo.
  5 H4428 Toen nu den koning H4714 van Egypte H5046 H8714 werd geboodschapt H5971 , dat het volk H1272 H8804 vluchtte H3824 , zo is het hart H6547 van Farao H5650 en van zijn knechten H2015 H8735 veranderd H5971 tegen het volk H559 H8799 , en zij zeiden H6213 H8804 : Waarom hebben wij dat gedaan H3478 , dat wij Israel H7971 H8765 hebben laten trekken H5647 H8800 , dat zij ons niet dienden?
  6 H631 H8799 En hij spande H7393 zijn wagen H3947 H8804 aan, en nam H5971 zijn volk met zich.
  7 H3947 H8799 En hij nam H8337 H3967 zeshonderd H977 H8803 uitgelezene H7393 wagens H7393 , ja, al de wagens H4714 van Egypte H7991 , en de hoofdlieden over die allen.
  8 H3068 Want de HEERE H2388 H8762 verstokte H3820 het hart H6547 van Farao H4428 , den koning H4714 van Egypte H1121 , dat hij de kinderen H3478 Israels H7291 H8799 H310 najaagde H1121 ; doch de kinderen H3478 Israels H7311 H8802 waren door een hoge H3027 hand H3318 H8802 uitgegaan.
  9 H4714 En de Egyptenaars H7291 H8799 jaagden H310 hen na H5381 H8686 , en achterhaalden H2583 H8802 hen, daar zij zich gelegerd hadden H3220 aan de zee H5483 ; al de paarden H7393 , de wagens H6547 van Farao H6571 en zijn ruiters H2428 , en zijn heir H6367 ; nevens Pi-hachiroth H6440 , voor H1189 Baal-zefon.
  10 H6547 Als Farao H7126 H8689 nabij gekomen was H5375 H8799 , zo hieven H1121 de kinderen H3478 Israels H5869 hun ogen H4714 op, en ziet, de Egyptenaars H5265 H8802 togen H310 achter H3372 H8799 hen; en zij vreesden H3966 zeer H6817 H8799 ; toen riepen H1121 de kinderen H3478 Israels H3068 tot den HEERE.
  11 H559 H8799 En zij zeiden H4872 tot Mozes H4714 : Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte H6913 gans geen graven H3947 H8804 waren, weggenomen H4057 , opdat wij in deze woestijn H4191 H8800 sterven zouden H2063 ? Waarom H6213 H8804 hebt gij ons dat gedaan H4714 , dat gij ons uit Egypte H3318 H8687 uitgevoerd hebt?
  12 H1697 Is dit niet het woord H4714 , dat wij in Egypte H1696 H8765 tot u spraken H559 H8800 , zeggende H2308 H8798 : Houd af H4714 van ons, en laat ons de Egyptenaren H5647 H8799 dienen H2896 ? Want het ware ons beter H4714 geweest de Egyptenaren H5647 H8800 te dienen H4057 , dan in deze woestijn H4191 H8800 te sterven.
  13 H4872 Doch Mozes H559 H8799 zeide H5971 tot het volk H3372 H8799 : Vreest H3320 H8690 niet, staat vast H7200 H8798 , en ziet H3444 het heil H3068 des HEEREN H3117 , dat Hij heden H6213 H8799 aan ulieden doen zal H4714 , want de Egyptenaars H3117 , die gij heden H7200 H8804 gezien hebt H3254 H8686 , zult gij niet weder H7200 H8800 zien H5704 H5769 in eeuwigheid.
  14 H3068 De HEERE H3898 H8735 zal voor ulieden strijden H2790 H8686 , en gij zult stil zijn.
  15 H559 H8799 Toen zeide H3068 de HEERE H4872 tot Mozes H6817 H8799 : Wat roept gij H1696 H8761 tot Mij? Zeg H1121 den kinderen H3478 Israels H5265 H8799 , dat zij voorttrekken.
  16 H7311 H8685 En gij, hef H4294 uw staf H5186 H8798 op, en strek H3027 uw hand H3220 uit over de zee H1234 H8798 , en klief H1121 dezelve, dat de kinderen H3478 Israels H8432 door het midden H3220 der zee H935 H8799 gaan H3004 op het droge.
  17 H3820 En Ik, zie, Ik zal het hart H4714 der Egyptenaren H2388 H8764 verstokken H310 , dat zij na H935 H8799 hen daarin gaan H3513 H8735 ; en Ik zal verheerlijkt worden H6547 aan Farao H2428 en aan al zijn heir H7393 , aan zijn wagenen H6571 en aan zijn ruiteren.
  18 H4714 En de Egyptenaars H3045 H8804 zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H3513 H8736 ben, wanneer Ik verheerlijkt zal worden H6547 aan Farao H7393 , aan zijn wagenen H6571 en aan zijn ruiteren.
  19 H4397 En de Engel H430 Gods H6440 , Die voor H4264 het heir H3478 van Israel H1980 H8802 ging H5265 H8799 , vertrok H3212 H8799 , en ging H310 achter H5982 H6051 hen; de wolkkolom H5265 H8799 vertrok H6440 ook van hun aangezicht H5975 H8799 , en stond H310 achter hen.
  20 H935 H8799 En zij kwam H4264 tussen het leger H4714 der Egyptenaren H4264 , en tussen het leger H3478 van Israel H6051 ; en de wolk H2822 was te gelijk duisternis H215 H8686 en verlichtte H3915 den nacht H2088 ; zodat de een tot den ander H7126 H8804 niet naderde H3915 den gansen nacht.
  21 H4872 Toen Mozes H3027 zijn hand H5186 H8799 uitstrekte H3220 over de zee H3068 , zo deed de HEERE H3220 de zee H3212 H8686 weggaan H5794 , door een sterken H6921 H7307 oostenwind H3915 , dien gansen nacht H7760 H8799 , en maakte H3220 de zee H2724 droog H4325 , en de wateren H1234 H8735 werden gekliefd.
  22 H1121 En de kinderen H3478 Israels H935 H8799 zijn ingegaan H8432 in het midden H3220 van de zee H3004 , op het droge H4325 ; en de wateren H2346 waren hun een muur H3225 , aan hun rechter H8040 [hand] en aan hun linkerhand.
  23 H4714 En de Egyptenaars H7291 H8799 vervolgden H935 H8799 hen, en gingen in H310 , achter H5483 hen, al de paarden H6547 van Farao H7393 , zijn wagenen H6571 en zijn ruiteren H8432 , in het midden H3220 van de zee.
  24 H1242 H821 En het geschiedde in dezelfde morgenwake H3068 , dat de HEERE H5982 , in de kolom H784 des vuurs H6051 en der wolk H8259 H8686 , zag H4264 op het leger H4714 der Egyptenaren H2000 H8799 ; en Hij verschrikte H4264 het leger H4714 der Egyptenaren.
  25 H5493 H0 En Hij stiet H212 de raderen H4818 hunner wagenen H5493 H8686 weg H3517 , en deed ze zwaarlijk H5090 H8762 voortvaren H559 H8799 . Toen zeiden H4714 de Egyptenaars H5127 H8799 : Laat ons vlieden H6440 van het aangezicht H3478 van Israel H3068 , want de HEERE H3898 H8737 strijdt H4714 voor hen tegen de Egyptenaars.
  26 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H4872 tot Mozes H5186 H8798 : Strek H3027 uw hand H3220 uit over de zee H4325 , dat de wateren H7725 H8799 wederkeren H4714 over de Egyptenaars H7393 , over hun wagenen H6571 en over hun ruiters.
  27 H5186 H8799 Toen strekte H4872 Mozes H3027 zijn hand H3220 uit over de zee H3220 ; en de zee H7725 H8799 kwam weder H6437 H8800 , tegen het naken H1242 van den morgenstond H386 , tot haar kracht H4714 ; en de Egyptenaars H5127 H8801 vluchtten H7125 H8800 die tegemoet H3068 ; en de HEERE H5287 H8762 stortte H4714 de Egyptenaars H8432 in het midden H3220 der zee.
  28 H4325 Want als de wateren H7725 H8799 wederkeerden H3680 H8762 , zo bedekten zij H7393 de wagenen H6571 en de ruiters H2428 van het ganse heir H6547 van Farao H935 H8802 H310 , dat hen nagevolgd was H3220 in de zee H7604 H8738 ; er bleef H259 niet een H5704 van hen over.
  29 H1121 Maar de kinderen H3478 Israels H1980 H8804 gingen H3004 op het droge H8432 , in het midden H3220 der zee H4325 ; en de wateren H2346 waren hun een muur H3225 , aan hun rechter H8040 [hand] en aan hun linkerhand.
  30 H3467 H8686 Alzo verloste H3068 de HEERE H3478 Israel H3117 aan dien dag H3027 uit de hand H4714 der Egyptenaren H3478 ; en Israel H7200 H8799 zag H4714 de Egyptenaren H4191 H8801 dood H8193 aan den oever H3220 der zee.
  31 H7200 H8799 Ook zag H3478 Israel H1419 de grote H3027 hand H3068 , die de HEERE H4714 aan de Egyptenaren H6213 H8804 bewezen had H5971 ; en het volk H3372 H8799 vreesde H3068 den HEERE H539 H8686 , en geloofde H3068 in den HEERE H4872 , en aan Mozes H5650 , Zijn knecht.