Deuteronomy 32:15-44

DSV_Strongs(i)
  15 H3484 Als nu Jeschurun H8080 H8799 vet werd H1163 H8799 , zo sloeg hij achteruit H8080 H8804 (gij zijt vet H5666 H8804 , gij zijt dik H3780 H8804 , [ja], [met] [vet] overdekt geworden H433 !); en hij liet God H5203 H8799 varen H6213 H8804 , Die hem gemaakt heeft H5034 H8762 , en versmaadde H6697 den Rotssteen H3444 zijns heils.
  16 H7065 H8686 Zij hebben Hem tot ijver verwekt H2114 H8801 door vreemde H8441 [goden]; door gruwelen H3707 H8686 hebben zij Hem tot toorn verwekt.
  17 H7700 Zij hebben aan de duivelen H2076 H8799 geofferd H433 , niet aan God H430 ; aan de goden H3045 H8804 , die zij niet kenden H2319 ; nieuwe H7138 , die van nabij H935 H8804 gekomen waren H1 , voor dewelke uw vaders H8175 H8804 niet geschrikt hebben.
  18 H6697 Den Rotssteen H3205 H8804 , Die u gegenereerd heeft H7876 H8799 , hebt gij vergeten H7911 H8799 ; en gij hebt in vergetenis gesteld H410 den God H2342 H8789 , Die u gebaard heeft.
  19 H3068 Als het de HEERE H7200 H8799 zag H5006 H8799 , zo versmaadde Hij H3708 hen, uit toornigheid H1121 tegen zijn zonen H1323 en zijn dochteren.
  20 H559 H8799 En Hij zeide H6440 : Ik zal Mijn aangezicht H5641 H8686 van hen verbergen H7200 H8799 ; Ik zal zien H319 , welk hunlieder einde H8419 zal wezen; want zij zijn een gans verkeerd H1755 geslacht H1121 , kinderen H529 , in welke geen trouw is.
  21 H7065 H8765 Zij hebben Mij tot ijver verwekt H3808 door hetgeen geen H410 God H3707 H8765 is; zij hebben Mij tot toorn verwekt H1892 door hun ijdelheden H7065 H8686 ; Ik dan zal hen tot ijver verwekken H5971 door diegenen, die geen volk H5036 zijn; door een dwaas H1471 volk H3707 H8686 zal Ik hen tot toorn verwekken.
  22 H784 Want een vuur H6919 H8804 is aangestoken H639 in Mijn toorn H3344 H8799 , en zal bernen H8482 tot in de onderste H7585 hel H776 , en zal het land H2981 met zijn inkomst H398 H8799 verteren H4144 , en de gronden H2022 der bergen H3857 H8762 in vlam zetten.
  23 H7451 Ik zal kwaden H5595 H8686 over hen hopen H2671 ; Mijn pijlen H3615 H8762 zal Ik op hen verschieten.
  24 H4198 Uitgeteerd H7458 zullen zij zijn van honger H3898 H8803 , opgegeten H7565 van den karbonkel H4815 en bitter H6986 verderf H8127 ; en Ik zal de tanden H929 der beesten H7971 H8762 onder hen schikken H2534 , met vurig venijn H2119 H8801 van slangen H6083 des stofs.
  25 H2351 Van buiten H2719 zal het zwaard H7921 H8762 beroven H2315 , en uit de binnenkameren H367 de verschrikking H970 ; ook den jongeling H1330 , ook de jonge dochter H3243 H8802 , het zuigende kind H7872 met den grijzen H376 man.
  26 H559 H8804 Ik zeide H6284 H8686 : In alle hoeken zoude Ik hen verstrooien H2143 ; Ik zoude hun gedachtenis H582 van onder de mensen H7673 H8686 doen ophouden;
  27 H3884 Ten ware H3708 , dat Ik de toornigheid H341 H8802 des vijands H1481 H8799 schroomde H6862 , dat niet hun tegenpartijen H5234 H8762 zich vreemd mochten houden H559 H8799 ; dat zij niet mochten zeggen H3027 : Onze hand H7311 H8804 is hoog geweest H3068 ; de HEERE H6466 H8804 heeft dit alles niet gewrocht.
  28 H1471 Want zij zijn een volk H6098 , dat door raadslagen H6 H8802 verloren gaat H8394 , en er is geen verstand in hen.
  29 H3863 O, dat H2449 H8804 zij wijs waren H7919 H8686 ; zij zouden dit vernemen H319 , zij zouden op hun einde H995 H8799 merken.
  30 H259 Hoe zoude een enige H505 duizend H7291 H8799 jagen H8147 , en twee H7233 tien H505 duizend H5127 H8686 doen vluchten H3808 , ten ware H6697 , dat hunlieder Rotssteen H4376 H8804 hen verkocht H3068 , en de HEERE H3588 hen H5462 H8689 overgeleverd had?
  31 H6697 Want hun rotssteen H6697 is niet gelijk onze Rotssteen H341 H8802 , zelfs onze vijanden H6414 rechters zijnde.
  32 H1612 Want hun wijnstok H1612 is uit den wijnstok H5467 van Sodom H7709 , en uit de velden H6017 van Gomorra H6025 ; hun wijndruiven H7219 zijn vergiftige H6025 wijndruiven H4846 ; zij hebben bittere H811 bezien.
  33 H3196 Hun wijn H2534 H8577 is vurig drakenvenijn H393 , en een wreed H7219 H6620 adderenvergift.
  34 H3647 H8803 Is dat niet bij Mij opgesloten H2856 H8803 , verzegeld H214 in Mijn schatten?
  35 H5359 Mijn is de wraak H8005 en de vergelding H6256 , ten tijde H7272 als hunlieder voet H4131 H8799 zal wankelen H3117 ; want de dag H343 huns ondergangs H7138 is nabij H6264 , en de dingen, die hun zullen gebeuren H2363 H8804 , haasten.
  36 H3068 Want de HEERE H5971 zal aan Zijn volk H1777 H8799 recht doen H5650 , en het zal Hem over Zijn knechten H5162 H8691 berouwen H7200 H8799 ; want Hij zal zien H3027 , dat de hand H235 H8804 is weggegaan H6113 H8803 , en de beslotene H5800 H8803 en verlatene H657 niets is.
  37 H559 H8804 Dan zal Hij zeggen H430 : Waar zijn hun goden H6697 ; de rotssteen H2620 H8804 , op welken zij betrouwden?
  38 H2077 Welker slachtofferen H2459 vet H398 H8799 zij aten H5257 , welker drankofferen H3196 wijn H8354 H8799 zij dronken H6965 H8799 ; dat zij opstaan H5826 H8799 en u helpen H5643 , dat er verberging voor u zij.
  39 H7200 H8798 Ziet H430 nu, dat Ik, Ik DIE ben, en geen God H4191 H8686 met Mij, Ik dood H2421 H8762 en maak levend H4272 H8804 ; Ik versla H7495 H8799 en Ik heel H3027 ; en er is niemand, die uit Mijn hand H5337 H8688 redt!
  40 H3027 Want Ik zal Mijn hand H8064 naar den hemel H5375 H8799 opheffen H559 H8804 , en Ik zal zeggen H2416 : Ik leef H5769 in eeuwigheid!
  41 H1300 Indien Ik Mijn glinsterend H2719 zwaard H8150 H8804 wette H3027 , en Mijn hand H4941 ten gerichte H270 H8799 grijpt H5359 , zo zal Ik wraak H6862 op Mijn tegenpartijen H7725 H8686 doen wederkeren H8130 H8764 , en Mijn hateren H7999 H8762 vergelden.
  42 H2671 Ik zal Mijn pijlen H7937 H8686 dronken maken H1818 van bloed H2719 , en Mijn zwaard H1320 zal vlees H398 H8799 eten H1818 ; van het bloed H2491 des verslagenen H7633 en des gevangenen H7218 , van het hoofd H6546 af zullen er wraken H341 H8802 des vijands zijn.
  43 H7442 H8685 Juicht H1471 , gij heidenen H5971 , [met] Zijn volk H1818 ! want Hij zal het bloed H5650 Zijner knechten H5358 H8799 wreken H5359 ; en Hij zal de wraak H6862 op Zijn tegenpartijen H7725 H8686 doen wederkeren H3722 H8765 , en verzoenen H127 Zijn land H5971 [en] Zijn volk.
  44 H4872 En Mozes H935 H8799 kwam H1696 H8762 , en sprak H1697 al de woorden H7892 dezes lieds H241 voor de oren H5971 des volks H1954 , hij en Hosea H1121 , de zoon H5126 van Nun.