Deuteronomy 33

DSV_Strongs(i)
  1 H1293 Dit nu is de zegen H4872 , met welken Mozes H376 , de man H430 Gods H1121 , de kinderen H3478 Israels H1288 H8765 gezegend heeft H6440 , voor H4194 zijn dood.
  2 H559 H8799 Hij zeide H3068 dan: De HEERE H5514 is van Sinai H935 H8804 gekomen H2224 H8804 , en is hunlieden opgegaan H8165 van Seir H3313 H8689 ; Hij is blinkende verschenen H2022 van het gebergte H6290 Paran H857 H8804 , en is aangekomen H7233 met tien duizenden H6944 der heiligen H3225 ; tot Zijn rechterhand H799 H8676 H784 was een vurige H1881 wet aan hen.
  3 H637 Immers H2245 H8801 bemint Hij H5971 de volken H6918 ! Al zijn heiligen H3027 zijn in Uw hand H7272 ; zij zullen in het midden tussen Uw voeten H8497 H8795 gezet worden H5375 H8799 ; een ieder zal ontvangen H1703 van Uw woorden.
  4 H4872 Mozes H8451 heeft ons de wet H6680 H8765 geboden H4181 , een erfenis H3290 van Jakobs H6952 gemeente;
  5 H4428 En Hij was koning H3484 in Jeschurun H7218 , als de hoofden H5971 des volks H622 H8692 zich vergaderden H3162 , samen H7626 met de stammen H3478 Israels.
  6 H7205 Dat Ruben H2421 H8799 leve H4191 H8799 , en niet sterve H4962 , en dat zijn lieden H4557 [van] getal zijn!
  7 H3063 En dit is van Juda H559 H8799 , dat hij zeide H8085 H8798 : Hoor H3068 , HEERE H6963 ! de stem H3063 van Juda H935 H8686 ! en breng H5971 hem weder tot zijn volk H3027 ; zijn handen H7227 moeten hem genoegzaam H5828 zijn, en zijt Gij [hem] een Hulp H6862 tegen zijn vijanden!
  8 H3878 En van Levi H559 H8804 zeide hij H8550 : Uw Thummim H224 en Uw Urim H376 zijn aan den man H2623 , Uw gunstgenoot H5254 H8765 ; dien Gij verzocht hebt H4532 in Massa H7378 H8799 , met welken Gij getwist hebt H4325 aan de wateren H4809 van Meriba.
  9 H1 Die tot zijn vader H517 en tot zijn moeder H559 H8802 zeide H7200 H8804 : Ik zie H251 hem niet; en die zijn broederen H5234 H8689 niet kende H1121 , en zijn zonen H3045 H8804 niet achtte H8104 H8804 ; want zij onderhielden H565 Uw woord H5341 H8799 , en bewaarden H1285 Uw verbond.
  10 H3290 Zij zullen Jakob H4941 Uw rechten H3384 H8686 leren H3478 , en Israel H8451 Uw wet H6988 ; zij zullen reukwerk H639 voor Uw neus H7760 H8799 leggen H3632 , en dat gans verteerd zal worden H4196 , op Uw altaar.
  11 H1288 H8761 Zegen H3068 , HEERE H2428 ! zijn vermogen H6467 , en laat U het werk H3027 zijner handen H7521 H8799 wel bevallen H4272 H8798 ; versla H4975 de lenden H6965 H8801 dergenen, die tegen hem opstaan H8130 H8764 en hem haten H4480 , dat zij niet H6965 H8799 weder opstaan!
  12 H1144 En van Benjamin H559 H8804 zeide hij H3039 : De beminde H3068 des HEEREN H983 , hij zal zeker H7931 H8799 bij Hem wonen H3117 . Hij zal hem den gansen dag H2653 H8802 overdekken H3802 , en tussen Zijn schouders H7931 H8804 zal hij wonen!
  13 H3130 En van Jozef H559 H8804 zeide hij H776 : Zijn land H1288 H8794 zij gezegend H3068 van den HEERE H4022 , van het uitnemendste H8064 des hemels H2919 , van den dauw H8415 , en van de diepte H7257 H8802 , die beneden is liggende;
  14 H4022 En van de uitnemendste H8393 inkomsten H8121 der zon H4022 , en van de uitnemendste H1645 voortzetting H3391 der maan;
  15 H7218 En van het voornaamste H6924 der oude H2042 bergen H4022 , en van het uitnemendste H5769 der eeuwige H1389 heuvelen;
  16 H4022 En van het uitnemendste H776 der aarde H4393 en haar volheid H7522 , en [van] de goedgunstigheid H5572 Desgenen, Die in het braambos H7931 H8802 woonde H935 H8799 , kome H7218 [de] [zegening] op het hoofd H3130 van Jozef H6936 , en op den schedel H5139 des afgezonderden H251 van zijn broederen!
  17 H1926 Hij heeft de heerlijkheid H1060 des eerstgeborenen H7794 zijns osses H7161 , en zijn hoornen H7161 zijn hoornen H7214 des eenhoorns H5971 ; met dezelve zal hij de volken H3162 te zamen H5055 H8762 stoten H657 tot aan de einden H776 des lands H7233 . Dezen nu zijn de tien duizenden H669 van Efraim H505 , en dezen zijn de duizenden H4519 van Manasse!
  18 H2074 En van Zebulon H559 H8804 zeide hij H8055 H8798 : Verheug u H2074 , Zebulon H3318 H8800 ! over uw uittocht H3485 , en Issaschar H168 ! over uw hutten.
  19 H5971 Zij zullen de volken H2022 tot den berg H7121 H8799 roepen H2077 ; daar zullen zij offeranden H6664 der gerechtigheid H2076 H8799 offeren H8228 ; want zij zullen den overvloed H3220 der zeeen H3243 H8799 zuigen H8226 H8803 , en de bedekte H2934 H8803 verborgen H2344 dingen des zands.
  20 H1410 En van Gad H559 H8804 zeide hij H1288 H8803 : Gezegend H1410 zij, die aan Gad H7337 H8688 ruimte maakt H7931 H8804 ! hij woont H3833 als een oude leeuw H2963 H8804 , en verscheurt H2220 den arm H637 , ja ook H6936 den schedel.
  21 H7225 En hij heeft zich van het eerste H7200 H8799 voorzien H2513 , omdat hij aldaar [in] het deel H2710 H8781 des wetgevers H5603 H8803 bedekt was H857 H8799 ; daarom kwam hij H7218 met de hoofden H5971 des volks H6213 H8804 ; hij verrichtte H6666 de gerechtigheid H3068 des HEEREN H4941 , en zijn gerichten H3478 met Israel.
  22 H1835 En van Dan H559 H8804 zeide hij H1835 : Dan H1482 is een jonge H738 leeuw H1316 ; hij zal [als] uit Bazan H2187 H8762 voortspringen.
  23 H5321 En van Nafthali H559 H8804 zeide hij H5321 : O Nafthali H7649 ! wees verzadigd H7522 van de goedgunstigheid H4392 , en vol H1293 van den zegen H3068 des HEEREN H3423 H8798 ; bezit erfelijk H3220 het westen H1864 en het zuiden.
  24 H836 En van Aser H559 H8804 zeide hij H836 : Aser H1288 H8803 zij gezegend H1121 met zonen H251 ; hij zij zijn broederen H7521 H8803 aangenaam H2881 H8802 , en dope H7272 zijn voet H8081 in olie.
  25 H1270 Ijzer H5178 en koper H4515 zal [onder] uw schoen H1679 zijn; en uw sterkte H3117 gelijk uw dagen!
  26 H410 Niemand is er gelijk God H3484 , o Jeschurun H8064 ! Die op den hemel H7392 H8802 vaart H5828 tot uw hulp H1346 , en met Zijn hoogheid H7834 op de bovenste wolken.
  27 H6924 De eeuwige H430 God H4585 zij u een woning H5769 , en van onder eeuwige H2220 armen H1644 H8762 ; en Hij verdrijve H341 H8802 den vijand H6440 voor uw aangezicht H559 H8799 , en zegge H8045 H8685 : Verdelg!
  28 H3478 Israel H983 dan zal zeker H910 alleen H7931 H8799 wonen H3290 , [en] Jakobs H5869 oog H776 zal zijn op een land H1715 van koren H8492 en most H8064 ; ja, zijn hemel H2919 zal van dauw H6201 H8799 druipen.
  29 H835 Welgelukzalig H3478 zijt gij, o Israel H5971 ! wie is u gelijk? gij zijt een volk H3467 H8737 , verlost H3068 door den HEERE H4043 , het Schild H5828 uwer hulp H2719 , en Die een Zwaard H1346 is uwer hoogheid H341 H8802 ; daarom zullen zich uw vijanden H3584 H8735 geveinsdelijk aan u onderwerpen H1116 , en gij zult op hun hoogten H1869 H8799 treden!