Deuteronomy 32

DSV_Strongs(i)
  1 H238 H8685 Neig de oren H8064 , gij hemel H1696 H8762 , en ik zal spreken H776 ; en de aarde H8085 H8799 hore H561 de redenen H6310 mijns monds.
  2 H3948 Mijn leer H6201 H8799 druipe H4306 als een regen H565 , mijn rede H5140 H8799 vloeie H2919 als een dauw H8164 ; als een stofregen H1877 op de grasscheutjes H7241 , en als druppelen H6212 op het kruid.
  3 H8034 Want ik zal den Naam H3068 des HEEREN H7121 H8799 uitroepen H3051 H8798 ; geeft H430 onzen God H1433 grootheid!
  4 H6697 Hij is de Rotssteen H6467 , Wiens werk H8549 volkomen H1870 is; want al Zijn wegen H4941 zijn gerichte H410 . God H530 is waarheid H5766 , en is geen onrecht H6662 ; rechtvaardig H3477 en recht is Hij.
  5 H7843 H8765 Hij heeft het tegen Hem verdorven H1121 ; het zijn Zijn kinderen H3971 niet; de schandvlek H6141 is hun; het is een verkeerd H6618 en verdraaid H1755 geslacht.
  6 H3068 Zult gij dit den HEERE H1580 H8799 vergelden H5036 , gij, dwaas H2450 en onwijs H5971 volk H1 ! Is Hij niet uw Vader H7069 H8804 , Die u verkregen H6213 H8804 , Die u gemaakt H3559 H8787 en u bevestigd heeft?
  7 H2142 H8798 Gedenk H3117 aan de dagen H5769 van ouds H995 H8798 ; merk op H8141 de jaren H1755 van elk H1755 geslacht H7592 H8798 ; vraag H1 uw vader H5046 H8686 , die zal het u bekend maken H2205 , uw ouden H559 H8799 , en zij zullen het u zeggen.
  8 H5945 Toen de Allerhoogste H1471 aan de volken H5157 H8687 de erfenis uitdeelde H120 , toen Hij Adams H1121 kinderen H6504 H8687 vaneen scheidde H1367 , heeft Hij de landpalen H5971 der volken H5324 H8686 gesteld H4557 naar het getal H1121 der kinderen H3478 Israels.
  9 H3068 Want des HEEREN H2506 deel H5971 is Zijn volk H3290 , Jakob H2256 is het snoer H5159 Zijner erve.
  10 H4672 H8799 Hij vond H776 hem in een land H4057 der woestijn H8414 , en in een woeste H3214 huilende H3452 wildernis H5437 H8779 ; Hij voerde hem rondom H995 H8787 , Hij onderwees H5341 H8799 hem, Hij bewaarde H380 H5869 hem als Zijn oogappel.
  11 H5404 Gelijk een arend H7064 zijn nest H5782 H8686 opwekt H1469 , over zijn jongen H7363 H8762 zweeft H3671 , zijn vleugelen H6566 H8799 uitbreidt H3947 H8799 , ze neemt H5375 H8799 en ze draagt H84 op zijn vlerken;
  12 H5148 H8686 [Zo] leidde H3068 hem de HEERE H910 alleen H5236 , en er was geen vreemd H410 god met hem.
  13 H7392 H8686 Hij deed hem rijden H1116 op de hoogten H776 der aarde H398 H8799 , dat hij at H8570 de inkomsten H7704 des velds H1706 ; en Hij deed hem honig H3243 H8686 zuigen H5553 uit de steenrots H8081 , en olie H2496 uit den kei H6697 der rots;
  14 H2529 Boter H1241 van koeien H2461 , en melk H6629 van klein vee H2459 , met het vet H3733 der lammeren H352 en der rammen H1316 , die in Bazan H1121 weiden H6260 , en der bokken H2459 , met het vette H3629 der nieren H2406 van tarwe H1818 ; en het druivenbloed H2561 , reinen H6025 wijn H8354 H8799 , hebt gij gedronken.
  15 H3484 Als nu Jeschurun H8080 H8799 vet werd H1163 H8799 , zo sloeg hij achteruit H8080 H8804 (gij zijt vet H5666 H8804 , gij zijt dik H3780 H8804 , [ja], [met] [vet] overdekt geworden H433 !); en hij liet God H5203 H8799 varen H6213 H8804 , Die hem gemaakt heeft H5034 H8762 , en versmaadde H6697 den Rotssteen H3444 zijns heils.
  16 H7065 H8686 Zij hebben Hem tot ijver verwekt H2114 H8801 door vreemde H8441 [goden]; door gruwelen H3707 H8686 hebben zij Hem tot toorn verwekt.
  17 H7700 Zij hebben aan de duivelen H2076 H8799 geofferd H433 , niet aan God H430 ; aan de goden H3045 H8804 , die zij niet kenden H2319 ; nieuwe H7138 , die van nabij H935 H8804 gekomen waren H1 , voor dewelke uw vaders H8175 H8804 niet geschrikt hebben.
  18 H6697 Den Rotssteen H3205 H8804 , Die u gegenereerd heeft H7876 H8799 , hebt gij vergeten H7911 H8799 ; en gij hebt in vergetenis gesteld H410 den God H2342 H8789 , Die u gebaard heeft.
  19 H3068 Als het de HEERE H7200 H8799 zag H5006 H8799 , zo versmaadde Hij H3708 hen, uit toornigheid H1121 tegen zijn zonen H1323 en zijn dochteren.
  20 H559 H8799 En Hij zeide H6440 : Ik zal Mijn aangezicht H5641 H8686 van hen verbergen H7200 H8799 ; Ik zal zien H319 , welk hunlieder einde H8419 zal wezen; want zij zijn een gans verkeerd H1755 geslacht H1121 , kinderen H529 , in welke geen trouw is.
  21 H7065 H8765 Zij hebben Mij tot ijver verwekt H3808 door hetgeen geen H410 God H3707 H8765 is; zij hebben Mij tot toorn verwekt H1892 door hun ijdelheden H7065 H8686 ; Ik dan zal hen tot ijver verwekken H5971 door diegenen, die geen volk H5036 zijn; door een dwaas H1471 volk H3707 H8686 zal Ik hen tot toorn verwekken.
  22 H784 Want een vuur H6919 H8804 is aangestoken H639 in Mijn toorn H3344 H8799 , en zal bernen H8482 tot in de onderste H7585 hel H776 , en zal het land H2981 met zijn inkomst H398 H8799 verteren H4144 , en de gronden H2022 der bergen H3857 H8762 in vlam zetten.
  23 H7451 Ik zal kwaden H5595 H8686 over hen hopen H2671 ; Mijn pijlen H3615 H8762 zal Ik op hen verschieten.
  24 H4198 Uitgeteerd H7458 zullen zij zijn van honger H3898 H8803 , opgegeten H7565 van den karbonkel H4815 en bitter H6986 verderf H8127 ; en Ik zal de tanden H929 der beesten H7971 H8762 onder hen schikken H2534 , met vurig venijn H2119 H8801 van slangen H6083 des stofs.
  25 H2351 Van buiten H2719 zal het zwaard H7921 H8762 beroven H2315 , en uit de binnenkameren H367 de verschrikking H970 ; ook den jongeling H1330 , ook de jonge dochter H3243 H8802 , het zuigende kind H7872 met den grijzen H376 man.
  26 H559 H8804 Ik zeide H6284 H8686 : In alle hoeken zoude Ik hen verstrooien H2143 ; Ik zoude hun gedachtenis H582 van onder de mensen H7673 H8686 doen ophouden;
  27 H3884 Ten ware H3708 , dat Ik de toornigheid H341 H8802 des vijands H1481 H8799 schroomde H6862 , dat niet hun tegenpartijen H5234 H8762 zich vreemd mochten houden H559 H8799 ; dat zij niet mochten zeggen H3027 : Onze hand H7311 H8804 is hoog geweest H3068 ; de HEERE H6466 H8804 heeft dit alles niet gewrocht.
  28 H1471 Want zij zijn een volk H6098 , dat door raadslagen H6 H8802 verloren gaat H8394 , en er is geen verstand in hen.
  29 H3863 O, dat H2449 H8804 zij wijs waren H7919 H8686 ; zij zouden dit vernemen H319 , zij zouden op hun einde H995 H8799 merken.
  30 H259 Hoe zoude een enige H505 duizend H7291 H8799 jagen H8147 , en twee H7233 tien H505 duizend H5127 H8686 doen vluchten H3808 , ten ware H6697 , dat hunlieder Rotssteen H4376 H8804 hen verkocht H3068 , en de HEERE H3588 hen H5462 H8689 overgeleverd had?
  31 H6697 Want hun rotssteen H6697 is niet gelijk onze Rotssteen H341 H8802 , zelfs onze vijanden H6414 rechters zijnde.
  32 H1612 Want hun wijnstok H1612 is uit den wijnstok H5467 van Sodom H7709 , en uit de velden H6017 van Gomorra H6025 ; hun wijndruiven H7219 zijn vergiftige H6025 wijndruiven H4846 ; zij hebben bittere H811 bezien.
  33 H3196 Hun wijn H2534 H8577 is vurig drakenvenijn H393 , en een wreed H7219 H6620 adderenvergift.
  34 H3647 H8803 Is dat niet bij Mij opgesloten H2856 H8803 , verzegeld H214 in Mijn schatten?
  35 H5359 Mijn is de wraak H8005 en de vergelding H6256 , ten tijde H7272 als hunlieder voet H4131 H8799 zal wankelen H3117 ; want de dag H343 huns ondergangs H7138 is nabij H6264 , en de dingen, die hun zullen gebeuren H2363 H8804 , haasten.
  36 H3068 Want de HEERE H5971 zal aan Zijn volk H1777 H8799 recht doen H5650 , en het zal Hem over Zijn knechten H5162 H8691 berouwen H7200 H8799 ; want Hij zal zien H3027 , dat de hand H235 H8804 is weggegaan H6113 H8803 , en de beslotene H5800 H8803 en verlatene H657 niets is.
  37 H559 H8804 Dan zal Hij zeggen H430 : Waar zijn hun goden H6697 ; de rotssteen H2620 H8804 , op welken zij betrouwden?
  38 H2077 Welker slachtofferen H2459 vet H398 H8799 zij aten H5257 , welker drankofferen H3196 wijn H8354 H8799 zij dronken H6965 H8799 ; dat zij opstaan H5826 H8799 en u helpen H5643 , dat er verberging voor u zij.
  39 H7200 H8798 Ziet H430 nu, dat Ik, Ik DIE ben, en geen God H4191 H8686 met Mij, Ik dood H2421 H8762 en maak levend H4272 H8804 ; Ik versla H7495 H8799 en Ik heel H3027 ; en er is niemand, die uit Mijn hand H5337 H8688 redt!
  40 H3027 Want Ik zal Mijn hand H8064 naar den hemel H5375 H8799 opheffen H559 H8804 , en Ik zal zeggen H2416 : Ik leef H5769 in eeuwigheid!
  41 H1300 Indien Ik Mijn glinsterend H2719 zwaard H8150 H8804 wette H3027 , en Mijn hand H4941 ten gerichte H270 H8799 grijpt H5359 , zo zal Ik wraak H6862 op Mijn tegenpartijen H7725 H8686 doen wederkeren H8130 H8764 , en Mijn hateren H7999 H8762 vergelden.
  42 H2671 Ik zal Mijn pijlen H7937 H8686 dronken maken H1818 van bloed H2719 , en Mijn zwaard H1320 zal vlees H398 H8799 eten H1818 ; van het bloed H2491 des verslagenen H7633 en des gevangenen H7218 , van het hoofd H6546 af zullen er wraken H341 H8802 des vijands zijn.
  43 H7442 H8685 Juicht H1471 , gij heidenen H5971 , [met] Zijn volk H1818 ! want Hij zal het bloed H5650 Zijner knechten H5358 H8799 wreken H5359 ; en Hij zal de wraak H6862 op Zijn tegenpartijen H7725 H8686 doen wederkeren H3722 H8765 , en verzoenen H127 Zijn land H5971 [en] Zijn volk.
  44 H4872 En Mozes H935 H8799 kwam H1696 H8762 , en sprak H1697 al de woorden H7892 dezes lieds H241 voor de oren H5971 des volks H1954 , hij en Hosea H1121 , de zoon H5126 van Nun.
  45 H4872 Als nu Mozes H3615 H8762 geeindigd had H1697 al die woorden H3478 tot gans Israel H1696 H8763 te spreken;
  46 H559 H8799 Zo zeide hij H7760 H8798 tot hen: Zet H3824 uw hart H1697 op al de woorden H3117 , die ik heden H5749 H8688 onder ulieden betuige H1121 , dat gij ze uw kinderen H6680 H8762 gebieden zult H8104 H8800 , dat zij waarnemen H6213 H8800 te doen H1697 al de woorden H8451 dezer wet.
  47 H7386 Want dat is geen vergeefs H1697 woord H2416 voor ulieden; maar het is uw leven H1697 ; en door ditzelve woord H3117 zult gij de dagen H748 H8686 verlengen H127 op het land H3383 , waar gij over de Jordaan H5674 H8802 naar toe gaat H3423 H8800 , om dat te erven.
  48 H1696 H8762 Daarna sprak H3068 de HEERE H4872 tot Mozes H6106 , op dienzelfden H3117 dag H559 H8800 , zeggende:
  49 H5927 H8798 Klim op H2022 den berg H5682 Abarim H2022 (deze is de berg H5015 Nebo H776 , die in het land H4124 van Moab H6440 is, die tegenover H3405 Jericho H7200 H8798 is), en zie H776 het land H3667 Kanaan H1121 , dat Ik den kinderen H3478 Israels H272 tot een bezitting H5414 H8802 geven zal;
  50 H4191 H8798 En sterf H2022 op dien berg H5927 H8802 , waarheen gij opklimmen zult H622 H8735 , en word vergaderd H5971 tot uw volken H251 ; gelijk als uw broeder H175 Aaron H4191 H8804 stierf H2022 op den berg H2023 Hor H5971 , en werd tot zijn volken H622 H8734 vergaderd.
  51 H4603 H8804 Omdat gijlieden u tegen Mij vergrepen hebt H8432 , in het midden H1121 der kinderen H3478 Israels H4325 H4808 , aan het twistwater H6946 te Kades H4057 , in de woestijn H6790 Zin H6942 H8765 ; omdat gij Mij niet geheiligd hebt H8432 in het midden H1121 der kinderen H3478 Israels.
  52 H776 Want van tegenover zult gij dat land H7200 H8799 zien H935 H8799 , maar daarheen niet inkomen H776 , in het land H1121 , dat Ik den kinderen H3478 Israels H5414 H8802 geven zal.