DSV_Strongs(i)
1
H4210
Een psalm
H1732
van David
H5329 H8764
, voor den opperzangmeester
H365
, op Aijeleth
H7837
hasschachar
H410
. [022:2] Mijn God
H410
, mijn God
H5800 H8804
! waarom hebt Gij mij verlaten
H7350
, verre
H3444
zijnde van mijn verlossing
H1697
, [van] de woorden
H7581
mijns brullens?
2
H430
[022:3] Mijn God
H7121 H8799
! Ik roep
H3119
des daags
H6030 H8799
, maar Gij antwoordt
H3915
niet; en des nachts
H1747
, en ik heb geen stilte.
3
H6918
[022:4] Doch Gij zijt heilig
H3427 H8802
, wonende
H8416
[onder] de lofzangen
H3478
Israels.
4
H1
[022:5] Op U hebben onze vaders
H982 H8804
vertrouwd
H982 H8804
; zij hebben vertrouwd
H6403 H8762
, en Gij hebt hen uitgeholpen.
5
H2199 H8804
[022:6] Tot U hebben zij geroepen
H4422 H8738
, en zijn uitgered
H982 H8804
; op U hebben zij vertrouwd
H954 H8804
, en zijn niet beschaamd geworden.
6
H8438
[022:7] Maar ik ben een worm
H376
en geen man
H2781
, een smaad
H120
van mensen
H959 H8803
, en veracht
H5971
van het volk.
7
H7200 H8802
[022:8] Allen, die mij zien
H3932 H8686
, bespotten
H6358 H0
mij; zij steken
H8193
de lip
H6358 H8686
uit
H5128 H8686
, zij schudden
H7218
het hoofd, [zeggende]:
8
H3068
[022:9] Hij heeft [het] op den HEERE
H1556 H8800
gewenteld
H6403 H8762
, dat Hij hem [nu] uithelpe
H5337 H8686
, dat Hij hem redde
H2654 H8804
, dewijl Hij lust aan hem heeft!
9
H990
[022:10] Gij zijt het immers, die mij uit den buik
H1518 H8801
hebt uitgetogen
H982 H8688
; die mij hebt doen vertrouwen
H517
, zijnde aan mijner moeders
H7699
borsten.
10
H7993 H8717
[022:11] Op U ben ik geworpen
H7358
van de baarmoeder
H990
af; van den buik
H517
mijner moeder
H410
aan zijt Gij mijn God.
11
H7368 H8799
[022:12] Zo wees niet verre
H6869
van mij, want benauwdheid
H7138
is nabij
H5826 H8802
; want er is geen helper.
12
H7227
[022:13] Vele
H6499
varren
H5437 H8804
hebben mij omsingeld
H47
, sterke
H1316
[stieren] van Basan
H3803 H8765
hebben mij omringd.
13
H6310
[022:14] Zij hebben hun mond
H6475 H8804
tegen mij opgesperd
H2963 H8802
, [als] een verscheurende
H7580 H8802
en brullende
H738
leeuw.
14
H8210 H8738
[022:15] Ik ben uitgestort
H4325
als water
H6106
, en al mijn beenderen
H6504 H8694
hebben zich vaneen gescheiden
H3820
; mijn hart
H1749
is als was
H4549 H8738
, het is gesmolten
H8432
in het midden
H4578
mijns ingewands.
15
H3581
[022:16] Mijn kracht
H3001 H8804
is verdroogd
H2789
als een potscherf
H3956
, en mijn tong
H1692 H8716
kleeft
H4455
aan mijn gehemelte
H8239 H8799
; en Gij legt
H6083
mij in het stof
H4194
des doods.
16
H3611
[022:17] Want honden
H5437 H8804
hebben mij omsingeld
H5712
; een vergadering
H7489 H8688
van boosdoeners
H5362 H8689
heeft mij omgeven
H3027
; zij hebben mijn handen
H7272
en mijn voeten
H3738 H8804 H8675 H738
doorgraven.
17
H6106
[022:18] Al mijn beenderen
H5608 H8762
zou ik kunnen tellen
H5027 H8686
; zij schouwen het aan
H7200 H8799
, zij zien op mij.
18
H2505 H8762
[022:19] Zij delen
H899
mijn klederen
H5307 H8686
onder zich, en werpen
H1486
het lot
H3830
over mijn gewaad.
19
H3068
[022:20] Maar Gij, HEERE
H7368 H8799
! wees niet verre
H360
; mijn Sterkte
H2363 H8798
! haast U
H5833
tot mijn hulp.
20
H5337 H8685
[022:21] Red
H5315
mijn ziel
H2719
van het zwaard
H3173
, mijn eenzame
H3027
van het geweld
H3611
des honds.
21
H3467 H8685
[022:22] Verlos
H738
mij uit des leeuwen
H6310
muil
H6030 H8804
; en verhoor
H7161
mij van de hoornen
H7214
der eenhoornen.
22
H8034
[022:23] Zo zal ik Uw Naam
H251
mijn broederen
H5608 H8762
vertellen
H8432
; in het midden
H6951
der gemeente
H1984 H8762
zal ik U prijzen.
23
H3068
[022:24] Gij, die den HEERE
H3373
vreest
H1984 H8761
! prijst
H2233
Hem; al gij zaad
H3290
van Jakob
H3513 H8761
! vereert
H1481 H8798
Hem; en ontziet u
H2233
voor Hem, al gij zaad
H3478
van Israel!
24
H959 H8804
[022:25] Want Hij heeft niet veracht
H8262 H8765
, noch verfoeid
H6039
de verdrukking
H6041
des verdrukten
H6440
, noch Zijn aangezicht
H5641 H8689
voor hem verborgen
H8085 H8804
; maar Hij heeft gehoord
H7768 H8763
, als die tot Hem riep.
25
H8416
[022:26] Van U zal mijn lof
H7227
zijn in een grote
H6951
gemeente
H5088
; ik zal mijn geloften
H7999 H8762
betalen
H3373
in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen.
26
H6035
[022:27] De zachtmoedigen
H398 H8799
zullen eten
H7646 H8799
en verzadigd worden
H3068
; zij zullen den HEERE
H1984 H8762
prijzen
H1875 H8802
, die Hem zoeken
H3824
; ulieder hart
H5703
zal in eeuwigheid
H2421 H8799
leven.
27
H657
[022:28] Alle einden
H776
der aarde
H2142 H8799
zullen het gedenken
H3068
, en zich tot den HEERE
H7725 H8799
bekeren
H4940
; en alle geslachten
H1471
der heidenen
H6440
zullen voor Uw aangezicht
H7812 H8691
aanbidden.
28
H4410
[022:29] Want het koninkrijk
H3068
is des HEEREN
H4910 H8802
, en Hij heerst
H1471
onder de heidenen.
29
H1879
[022:30] Alle vetten
H776
op aarde
H398 H8804
zullen eten
H7812 H8691
, en aanbidden
H6083
; allen, die in het stof
H3381 H8802
nederdalen
H6440
, zullen voor Zijn aangezicht
H3766 H8799
nederbukken
H5315
; en die zijn ziel
H2421 H8765
bij het leven niet kan houden.