DSV_Strongs(i)
9
H6258
Maar nu
H1961 H8804
ben ik
H5058
hun een snarenspel
H1961 H8799
geworden, en ik ben
H4405
hun tot een klapwoord.
10
H8581 H8765
Zij hebben een gruwel
H4480
aan
H7368 H8804
mij, zij maken zich verre
H2820 H8804
van mij, ja, zij onthouden
H7536
het speeksel
H3808
niet
H4480
van
H6440
mijn aangezicht.
11
H3588
Want
H3499
Hij heeft mijn zeel
H6605 H8765
losgemaakt
H6031 H8762
, en mij bedrukt
H7448
; daarom hebben zij den breidel
H4480
voor
H6440
mijn aangezicht
H7971 H8765
afgeworpen.
12
H5921
Ter
H3225
rechterhand
H6965 H0
staat
H6526
de jeugd
H6965 H8799
op
H7971 H0
, stoten
H7272
mijn voeten
H7971 H8765
uit
H5549 H8799
, en banen
H5921
tegen
H343
mij hun verderfelijke
H734
wegen.
13
H5420 H0
Zij breken
H5410
mijn pad
H5420 H8804
af
H3276 H8686
, zij bevorderen
H1942 H8675 H1962
mijn ellende
H3926
; zij hebben
H3808
geen
H5826 H8802
helper [van] [doen].
14
H857 H8799
Zij komen aan
H7342
, als door een wijde
H6556
breuk
H8478
; onder
H7722
de verwoesting
H1556 H8701
rollen zij zich aan.
15
H1091
Men is [met] verschrikkingen
H5921
tegen
H2015 H8717
mij gekeerd
H7291 H8799
; elk een vervolgt
H7307
als een wind
H5082
mijn edele
H3444
[ziel], en mijn heil
H5645
is als een wolk
H5674 H8804
voorbijgegaan.
16
H8210 H0
Daarom stort zich
H6258
nu
H5315
mijn ziel
H5921
in
H8210 H8691
mij uit
H3117
; de dagen
H6040
des druks
H270 H8799
grijpen mij aan.
17
H3915
Des nachts
H5365 H8765
doorboort Hij
H6106
mijn beenderen
H4480 H5921
in
H6207 H8802
mij, en mijn polsaderen
H7901 H8799
rusten
H3808
niet.
18
H7230
Door de veelheid
H3581
der kracht
H3830
is mijn kleed
H2664 H8691
veranderd
H247 H8799
; Hij omgordt
H6310
mij als de kraag
H3801
mijns roks.
19
H2563
Hij heeft mij in het slijk
H3384 H8689
geworpen
H4911 H8691
, en ik ben gelijk geworden
H6083
als stof
H665
en as.
20
H7768 H8762
Ik schrei
H413
tot
H6030 H8799
U, maar Gij antwoordt
H3808
mij niet
H5975 H8804
; ik sta
H995 H8709
, maar Gij acht [niet] op mij.
21
H2015 H8735
Gij zijt veranderd
H393
in een wrede
H6108
tegen mij; door de sterkte
H3027
Uwer hand
H7852 H8799
wederstaat Gij mij hatelijk.
22
H5375 H8799
Gij heft mij op
H413
in
H7307
den wind
H7392 H8686
; Gij doet mij [daarop] rijden
H4127 H8787
, en Gij versmelt
H8454 H8675 H7738 H8762
mij het wezen.
23
H3588
Want
H3045 H8804
ik weet
H4194
, dat Gij mij ter dood
H7725 H8686
brengen zult
H1004
, en tot het huis
H4150
der samenkomst
H3605
aller
H2416
levenden.
24
H389
Maar
H1164
Hij zal tot den aardhoop
H3027
de hand
H3808
niet
H7971 H8799
uitsteken
H518
;
H7769
is er bij henlieden geschrei
H6365
in zijn verdrukking?
25
H518
H1058 H8804
Weende ik
H3808
niet
H7186
over hem, die harde
H3117
dagen
H5315
had? Was mijn ziel
H5701 H8804
niet beangst
H34
over den nooddruftige?
26
H3588
[Nochtans] toen
H2896
ik het goede
H6960 H8765
verwachtte
H935 H8799
, zo kwam
H7451
het kwade
H3176 H8762
; toen ik hoopte
H216
naar het licht
H935 H8799
, zo kwam
H652
de donkerheid.
27
H4578
Mijn ingewand
H7570 H8795
ziedt
H1826 H0
, en is
H3808
niet
H1826 H8804
stil
H3117
; de dagen
H6040
der verdrukking
H6923 H8765
zijn mij voorgekomen.
28
H1980 H8765
Ik ga
H6937 H8802
zwart
H3808
daarheen, niet
H2535
van de zon
H6965 H8804
; opstaande
H7768 H8762
schreeuw ik
H6951
in de gemeente.
29
H8577
Ik ben den draken
H251
een broeder
H1961 H8804
geworden
H7453
, en een metgezel
H1323
der jonge
H3284
struisen.