Zephaniah 2:4-15

DSV_Strongs(i)
  4 H3588 Want H5804 Gaza H5800 H8803 zal verlaten H1961 H8799 wezen H831 , en Askelon H8077 zal ter verwoesting H795 wezen; Asdod H6672 zal men in den middag H1644 H8762 verdrijven H6138 , en Ekron H6131 H8735 zal uitgeworteld worden.
  5 H1945 Wee H3427 H8802 den inwoneren H2256 van de landstreek H3220 der zee H1471 , den volken H3774 der Cheretim H1697 ! Het woord H3068 des HEEREN H5921 zal tegen H3667 ulieden zijn, gij Kanaan H6430 , der Filistijnen H776 land H6 H8689 ! en Ik zal u verdoen H4480 , dat er H369 H0 geen H3427 H8802 inwoner H369 zal zijn.
  6 H2256 En de landstreek H3220 der zee H1961 H8804 zal wezen H5116 [tot] hutten H3741 , uitgegraven putten H7462 H8802 der herders H1448 , en betuiningen H6629 der kudden.
  7 H2256 En de landstreek H7611 zal wezen voor het overblijfsel H1004 van het huis H3063 van Juda H5921 , dat zij daarin H7462 H8799 weiden H6153 ; des avonds H1004 zullen zij in de huizen H831 van Askelon H7257 H8799 legeren H3588 , als H3068 de HEERE H430 , hunlieder God H6485 H8799 , hen zal bezocht H7622 H8675 H7622 , en hun gevangenis H7725 H8804 zal gewend hebben.
  8 H2781 Ik heb de beschimping H4124 van Moab H8085 H8804 gehoord H1421 , en de scheldwoorden H1121 der kinderen H5983 Ammons H834 , waarmede H5971 zij Mijn volk H2778 H8765 beschimpt hebben H1431 H8686 , en hebben zich groot gemaakt H5921 tegen H1366 deszelfs landpale.
  9 H3651 Daarom H589 , [zo] [waarachtig] [als] Ik H2416 leef H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H6635 der heirscharen H430 , de God H3478 Israels H4124 : Moab H5467 zal zekerlijk zijn als Sodom H1121 , en de kinderen H5983 Ammons H6017 als Gomorra H4476 H2738 , een netelheide H4379 H4417 , en een zoutgroeve H8077 , en een verwoesting H5704 tot H5769 in eeuwigheid H7611 ! De overigen H5971 Mijns volks H962 H8799 zullen ze beroven H3499 , en het overige H1471 Mijns volks H5157 H8799 zal ze erfelijk bezitten.
  10 H2063 Dat H8478 zullen zij hebben in plaats van H1347 hun hoogmoed H3588 ; want H2778 H8765 zij hebben beschimpt H1431 H8686 , en hebben zich groot gemaakt H5921 tegen H5971 het volk H3068 van den HEERE H6635 der heirscharen.
  11 H3372 H0 Vreselijk zal H3068 de HEERE H5921 tegen H3372 H8737 hen wezen H3588 , want H3605 Hij zal al H430 de goden H776 der aarde H7329 H8804 doen uitteren H376 ; en een iegelijk H4725 uit zijn plaats H7812 H8691 zal Hem aanbidden H3605 , al H339 de eilanden H1471 der heidenen.
  12 H1571 Ook H1992 gij H3569 , Moren H2491 ! zult de verslagenen H2719 van Mijn zwaard H1922 zijn.
  13 H3027 Hij zal ook Zijn hand H5186 H8799 uitstrekken H5921 tegen H6828 het Noorden H804 , en Hij zal Assur H6 H8762 verdoen H5210 ; en Hij zal Nineve H7760 H8799 stellen H8077 tot een verwoesting H6723 , droog H4057 als een woestijn.
  14 H8432 En in het midden H5739 van haar zullen den kudden H7257 H8804 legeren H3605 , al H2416 het gedierte H1471 der volken H1571 ; ook H6893 de roerdomp H1571 , ook H7090 de nachtuil H3730 zullen op haar granaatappelen H3885 H8799 vernachten H6963 ; een stem H2474 zal in het venster H7891 H8787 zingen H2721 , verwoesting H5592 zal in den dorpel H3588 zijn, als H731 Hij haar cederwerk H6168 H8765 zal ontbloot hebben.
  15 H2063 Dit H5892 is die stad H5947 , die opspringt van vreugde H983 , die zeker H3427 H8802 woont H3824 , die in haar hart H559 H8802 zegt H589 : Ik H657 ben het, en buiten mij is geen H5750 meer H349 ; hoe H1961 H8804 is zij geworden H8047 tot woestheid H4769 , een rustplaats H2416 van het gedierte H3605 ! Een ieder H5921 , die daardoor H5674 H8802 trekt H8319 H8799 , zal ze aanfluiten H3027 , hij zal zijn hand H5128 H8686 bewegen.