2 Samuel 18:9-18

DSV_Strongs(i)
  9 H53 Absalom H7122 H8735 nu ontmoette H6440 voor het aangezicht H5650 der knechten H1732 Davids H53 ; en Absalom H7392 H8802 reed H5921 op H6505 een muildier H6505 ; en als het muildier H935 H8799 kwam H8478 onder H7730 de dichte takken H1419 van een groten H424 eik H2388 H0 , zo werd H7218 zijn hoofd H2388 H8799 vast H424 aan den eik H5414 H8714 , dat hij hangen bleef H996 tussen H8064 den hemel H996 en tussen H776 de aarde H6505 , en het muildier H834 , dat H8478 onder H5674 H8804 hem was, ging door.
  10 H259 Als dat een H376 man H7200 H8799 zag H5046 H0 , zo gaf hij H3097 het Joab H5046 H8686 te kennen H559 H8799 , en zeide H2009 : Zie H53 , ik heb Absalom H7200 H8804 zien H8518 H8803 hangen H424 aan een eik.
  11 H559 H8799 Toen zeide H3097 Joab H376 tot den man H5046 H8688 , die het hem te kennen gaf H2009 : Zie H7200 H8804 toch, gij hebt het gezien H4069 , waarom H3808 dan hebt gij hem niet H8033 aldaar H776 ter aarde H5221 H8689 geslagen H5921 , alzo het aan H6235 mij [stond] om u tien H3701 zilverlingen H259 en een H2290 gordel H5414 H8800 te geven?
  12 H376 Maar die man H559 H8799 zeide H413 tot H3097 Joab H595 : En of ik H3863 al H505 duizend H3701 zilverlingen H5921 op H3709 mijn handen H8254 H8802 mocht wegen H3027 , zo zou ik mijn hand H413 aan H4428 des konings H1121 zoon H3808 niet H7971 H8799 slaan H3588 ; want H4428 de koning H853 heeft u H52 , en Abisai H863 , en Ithai H241 , voor onze oren H6680 H8765 geboden H559 H8800 , zeggende H8104 H8798 : Hoedt u H4310 , wie H5288 [gij] [zijt], van den jongeling H53 , van Absalom.
  13 H176 Of H8267 ik al valselijk H5315 tegen mijn ziel H6213 H8804 handelde H3808 H3605 , zo zou toch geen H1697 ding H4480 voor H4428 den koning H3582 H8735 verborgen worden H859 ; ook gij zelf H4480 zoudt er u van H5048 tegenover H3320 H8691 stellen.
  14 H559 H8799 Toen zeide H3097 Joab H6440 : Ik zal hier bij u H3651 alzo H3808 niet H3176 H8686 vertoeven H3947 H8799 ; en hij nam H7969 drie H7626 H3709 pijlen H8628 H8799 , en stak H53 ze in Absaloms H3820 hart H5750 , daar hij nog H2416 levend was H424 in het midden van den eik.
  15 H6235 En tien H5288 jongens H5375 H8802 H3627 , wapendragers H3097 van Joab H5437 H8799 , omringden H5221 H8686 [hem], en zij sloegen H53 Absalom H4191 H8686 , en doodden hem.
  16 H8628 H8799 Toen blies H3097 Joab H7782 met de bazuin H5971 , en al het volk H7725 H8799 keerde af H4480 van H3478 Israel H310 achterna H7291 H8800 te jagen H3588 , want H3097 Joab H2820 H0 hield H5971 het volk H2820 H8804 terug.
  17 H3947 H8799 En zij namen H53 Absalom H7993 H8686 , en wierpen H853 hem H3293 in het woud H413 , in H1419 een groten H6354 kuil H5324 H8686 , en stelden H5921 op H3966 hem een zeer H1419 groten H1530 H68 steenhoop H3605 ; en gans H3478 Israel H5127 H8804 vluchtte H376 , een iegelijk H168 naar zijn tent.
  18 H53 Absalom H3947 H8804 nu had genomen H2416 , en in zijn leven H5324 H8686 voor zich opgericht H4678 een pilaar H4428 H6010 , die in het koningsdal H3588 is; want H559 H8804 hij zeide H369 : Ik heb geen H1121 zoon H5668 , om H8034 aan mijn naam H2142 H8687 te doen gedenken H4678 ; en hij had dien pilaar H7121 H8799 genoemd H5921 naar H8034 zijn naam H5704 ; daarom wordt hij tot op H2088 dezen H3117 dag H7121 H8735 genoemd H53 : Absaloms H3027 hand.