DSV_Strongs(i)
9
H53
Absalom
H7122 H8735
nu ontmoette
H6440
voor het aangezicht
H5650
der knechten
H1732
Davids
H53
; en Absalom
H7392 H8802
reed
H5921
op
H6505
een muildier
H6505
; en als het muildier
H935 H8799
kwam
H8478
onder
H7730
de dichte takken
H1419
van een groten
H424
eik
H2388 H0
, zo werd
H7218
zijn hoofd
H2388 H8799
vast
H424
aan den eik
H5414 H8714
, dat hij hangen bleef
H996
tussen
H8064
den hemel
H996
en tussen
H776
de aarde
H6505
, en het muildier
H834
, dat
H8478
onder
H5674 H8804
hem was, ging door.
10
H259
Als dat een
H376
man
H7200 H8799
zag
H5046 H0
, zo gaf hij
H3097
het Joab
H5046 H8686
te kennen
H559 H8799
, en zeide
H2009
: Zie
H53
, ik heb Absalom
H7200 H8804
zien
H8518 H8803
hangen
H424
aan een eik.
11
H559 H8799
Toen zeide
H3097
Joab
H376
tot den man
H5046 H8688
, die het hem te kennen gaf
H2009
: Zie
H7200 H8804
toch, gij hebt het gezien
H4069
, waarom
H3808
dan hebt gij hem niet
H8033
aldaar
H776
ter aarde
H5221 H8689
geslagen
H5921
, alzo het aan
H6235
mij [stond] om u tien
H3701
zilverlingen
H259
en een
H2290
gordel
H5414 H8800
te geven?
12
H376
Maar die man
H559 H8799
zeide
H413
tot
H3097
Joab
H595
: En of ik
H3863
al
H505
duizend
H3701
zilverlingen
H5921
op
H3709
mijn handen
H8254 H8802
mocht wegen
H3027
, zo zou ik mijn hand
H413
aan
H4428
des konings
H1121
zoon
H3808
niet
H7971 H8799
slaan
H3588
; want
H4428
de koning
H853
heeft u
H52
, en Abisai
H863
, en Ithai
H241
, voor onze oren
H6680 H8765
geboden
H559 H8800
, zeggende
H8104 H8798
: Hoedt u
H4310
, wie
H5288
[gij] [zijt], van den jongeling
H53
, van Absalom.
13
H176
Of
H8267
ik al valselijk
H5315
tegen mijn ziel
H6213 H8804
handelde
H3808 H3605
, zo zou toch geen
H1697
ding
H4480
voor
H4428
den koning
H3582 H8735
verborgen worden
H859
; ook gij zelf
H4480
zoudt er u van
H5048
tegenover
H3320 H8691
stellen.
14
H559 H8799
Toen zeide
H3097
Joab
H6440
: Ik zal hier bij u
H3651
alzo
H3808
niet
H3176 H8686
vertoeven
H3947 H8799
; en hij nam
H7969
drie
H7626 H3709
pijlen
H8628 H8799
, en stak
H53
ze in Absaloms
H3820
hart
H5750
, daar hij nog
H2416
levend was
H424
in het midden van den eik.
15
H6235
En tien
H5288
jongens
H5375 H8802 H3627
, wapendragers
H3097
van Joab
H5437 H8799
, omringden
H5221 H8686
[hem], en zij sloegen
H53
Absalom
H4191 H8686
, en doodden hem.
16
H8628 H8799
Toen blies
H3097
Joab
H7782
met de bazuin
H5971
, en al het volk
H7725 H8799
keerde af
H4480
van
H3478
Israel
H310
achterna
H7291 H8800
te jagen
H3588
, want
H3097
Joab
H2820 H0
hield
H5971
het volk
H2820 H8804
terug.
17
H3947 H8799
En zij namen
H53
Absalom
H7993 H8686
, en wierpen
H853
hem
H3293
in het woud
H413
, in
H1419
een groten
H6354
kuil
H5324 H8686
, en stelden
H5921
op
H3966
hem een zeer
H1419
groten
H1530 H68
steenhoop
H3605
; en gans
H3478
Israel
H5127 H8804
vluchtte
H376
, een iegelijk
H168
naar zijn tent.
18
H53
Absalom
H3947 H8804
nu had genomen
H2416
, en in zijn leven
H5324 H8686
voor zich opgericht
H4678
een pilaar
H4428 H6010
, die in het koningsdal
H3588
is; want
H559 H8804
hij zeide
H369
: Ik heb geen
H1121
zoon
H5668
, om
H8034
aan mijn naam
H2142 H8687
te doen gedenken
H4678
; en hij had dien pilaar
H7121 H8799
genoemd
H5921
naar
H8034
zijn naam
H5704
; daarom wordt hij tot op
H2088
dezen
H3117
dag
H7121 H8735
genoemd
H53
: Absaloms
H3027
hand.