DSV_Strongs(i)
10
H559 H8799
Toen zeide
H5712
de ganse vergadering
H68
, dat men hen met stenen
H7275 H8800
stenigen zoude
H3519
. Maar de heerlijkheid
H3068
des HEEREN
H7200 H8738
verscheen
H168
in de tent
H4150
der samenkomst
H1121
, voor al de kinderen
H3478
Israels.
11
H3068
En de HEERE
H559 H8799
zeide
H4872
tot Mozes
H5971
: Hoe lang zal mij dit volk
H5006 H8762
tergen
H3808
? En hoe lang zullen zij aan Mij niet
H539 H8686
geloven
H226
, door alle tekenen
H7130
, die Ik in het midden
H6213 H8804
van hen gedaan heb?
12
H1698
Ik zal het met pestilentie
H5221 H8686
slaan
H3423 H8686
, en Ik zal het verstoten
H1419
; en Ik zal u tot een groter
H6099
en sterker
H1471
volk
H6213 H8799
maken, dan dit is.
13
H4872
En Mozes
H559 H8799
zeide
H3068
tot den HEERE
H4714
: Zo zullen het de Egyptenaars
H8085 H8804
horen
H3581
; want Gij hebt door Uw kracht
H5971
dit volk
H7130
uit het midden
H5927 H8689
van hen doen optrekken;
14
H559 H8804
En zij zullen zeggen
H3427 H8802
tot de inwoners
H776
van dit land
H8085 H8804
, [die] gehoord hebben
H3068
, dat Gij, HEERE
H7130
! in het midden
H5971
van dit volk
H3068
zijt; dat Gij, HEERE
H5869
! oog
H5869
aan oog
H7200 H8738
gezien wordt
H6051
, dat Uw wolk
H5975 H8802
over hen staat
H5982 H6051
, en Gij in een wolkkolom
H6440
voor hun aangezicht
H1980 H8802
gaat
H3119
des daags
H5982 H784
, en in een vuurkolom
H3915
des nachts.
15
H5971
En zoudt Gij dit volk
H259
als een enigen
H376
man
H4191 H8689
doden
H1471
, zo zouden de heidenen
H8088
, die Uw gerucht
H8085 H8804
gehoord hebben
H559 H8804
, spreken
H559 H8800
, zeggende:
16
H3068
Omdat de HEERE
H5971
dit volk
H1115
niet
H3201 H8800
kon
H935 H8687
brengen
H776
in dat land
H7650 H8738
, hetwelk Hij hun gezworen had
H7819 H8799
, zo heeft Hij hen geslacht
H4057
in de woestijn!
17
H3581
Nu dan, laat toch de kracht
H136
des HEEREN
H1431 H8799
groot worden
H834
, gelijk als
H1696 H8765
Gij gesproken hebt
H559 H8800
, zeggende:
18
H3068
De HEERE
H750 H639
is lankmoedig
H7227
en groot
H2617
van weldadigheid
H5375 H8802
, vergevende
H5771
de ongerechtigheid
H6588
en overtreding
H5352 H8763
, die [den] [schuldige] geenszins
H5352 H8762
onschuldig houdt
H6485 H8802
, bezoekende
H5771
de ongerechtigheid
H1
der vaderen
H1121
aan de kinderen
H8029
, in het derde
H7256
en in het vierde [lid].
19
H5545 H8798
Vergeef
H5771
toch de ongerechtigheid
H5971
dezes volks
H1433
, naar de grootte
H2617
Uwer goedertierenheid
H5971
, en gelijk Gij ze aan dit volk
H4714
, van Egypteland
H2008
af tot hiertoe
H5375 H8804
, vergeven hebt!
21
H199
Doch zekerlijk
H2416
, [zo] [waarachtig] [als] Ik leef
H776
, zo zal de ganse aarde
H3519
met de heerlijkheid
H3068
des HEEREN
H4390 H8735
vervuld worden!
22
H582
Want al de mannen
H7200 H8802
, die gezien hebben
H3519
Mijn heerlijkheid
H226
, en Mijn tekenen
H4714
, die Ik in Egypte
H4057
en in de woestijn
H6213 H8804
gedaan heb
H853
, en Mij
H6235 H6471
nu tienmaal
H5254 H8762
verzocht hebben
H6963
, en Mijner stem
H8085 H8804
niet zijn gehoorzaam geweest;