DSV_Strongs(i)
 
1
H1121
Mijn zoon
H7181 H8685
! merk op
H2451
mijn wijsheid
H5186 H8685
, neig
H241
uw oor
H8394
tot mijn verstand;
 
2
H4209
Opdat gij alle bedachtzaamheid
H8104 H8800
behoudt
H8193
, en uw lippen
H1847
wetenschap
H5341 H8799
bewaren.
 
3
H8193
Want de lippen
H2114 H8801
der vreemde
H5197 H8799
[vrouw] druppen
H5317
honigzeem
H2441
, en haar gehemelte
H2509
is gladder
H8081
dan olie.
 
4
H319
Maar het laatste
H4751
van haar is bitter
H3939
als alsem
H2299
, scherp
H6310
als een tweesnijdend
H2719
zwaard.
 
5
H7272
Haar voeten
H3381 H8802
dalen
H4194
naar den dood
H6806
, haar treden
H8551 H0
houden
H7585
de hel
H8551 H8799
vast.
 
6
H734
Opdat gij het pad
H2416
des levens
H6424 H8762
niet zoudt wegen
H4570
, zijn haar gangen
H5128 H8804
ongestadig
H3045 H8799
, [dat] gij het niet merkt.
 
7
H1121
Nu dan, gij kinderen
H8085 H8798
! hoort
H5493 H8799
naar mij, en wijkt
H561
niet van de redenen
H6310
mijns monds.
 
8
H7368 H0
Maak
H1870
uw weg
H7368 H8685
verre
H7126 H8799
van haar, en nader
H6607
niet tot de deur
H1004
van haar huis;
 
10
H2114 H8801
Opdat de vreemden
H7646 H8799
zich niet verzadigen
H3581
van uw vermogen
H6089
, en al uw smartelijke arbeid
H1004
niet [kome] in het huis
H5237
des onbekenden;
 
11
H319
En gij in uw laatste
H5098 H8804
brult
H1320
, als uw vlees
H7607
, en uw lijf
H3615 H8800
verteerd is;
 
12
H559 H8804
En zegt
H4148
: Hoe heb ik de tucht
H8130 H8804
gehaat
H3820
, en mijn hart
H8433
de bestraffing
H5006 H8804
versmaad!
 
13
H8085 H8804
En heb niet gehoord
H6963
naar de stem
H3384 H8688
mijner onderwijzers
H241
, noch mijn oren
H5186 H8689
geneigd
H3925 H8764
tot mijn leraars!
 
14
H4592
Ik ben bijna
H7451
in alle kwaad
H8432
geweest, in het midden
H6951
der gemeente
H5712
en der vergadering!
 
15
H8354 H8798
Drink
H4325
water
H953
uit uw bak
H5140 H8802
, en vloeden
H8432
uit het midden
H875
van uw bornput;
 
16
H4599
Laat uw fonteinen
H2351
zich buiten
H6327 H8799
verspreiden
H6388 H4325
, [en] de waterbeken
H7339
op de straten;
 
18
H4726
Uw springader
H1288 H8803
zij gezegend
H8055 H8798
; en verblijd u
H802
vanwege de huisvrouw
H5271
uwer jeugd;
 
19
H158
Een zeer liefelijke
H365
hinde
H2580
, en een aangenaam
H3280
steengeitje
H1717
; laat u haar borsten
H6256
te allen tijd
H7301 H8762
dronken maken
H7686 H8799
; dool
H8548
steeds
H160
in haar liefde.
 
20
H1121
En waarom zoudt gij, mijn zoon
H2114 H8801
, in een vreemde
H7686 H8799
dolen
H2436
, en den schoot
H5237
der onbekende
H2263 H8762
omvangen?
 
21
H376
Want eens iegelijks
H1870
wegen
H5227
zijn voor
H5869
de ogen
H3068
des HEEREN
H6424 H8764
, en Hij weegt
H4570
al zijne gangen.