Isaiah 5:20-30

DSV_Strongs(i)
  20 H1945 Wee H7451 dengenen, die het kwade H2896 goed H559 H8802 heten H2896 , en het goede H7451 kwaad H2822 ; die duisternis H216 tot licht H7760 H8802 stellen H216 , en het licht H2822 tot duisternis H4751 ; die het bittere H4966 tot zoet H7760 H8802 stellen H4966 , en het zoete H4751 tot bitterheid!
  21 H1945 Wee H5869 dengenen, die in hun ogen H2450 wijs H6440 , en bij zichzelven H995 H8737 verstandig zijn!
  22 H1945 Wee H1368 dengenen, die helden H3196 zijn om wijn H8354 H8800 te drinken H2428 , en die kloeke H582 mannen H7941 zijn om sterken drank H4537 H8800 te mengen!
  23 H7563 Die den goddeloze H6663 H8688 rechtvaardigen H6118 om H7810 een geschenk H6666 , en de gerechtigheid H6662 der rechtvaardigen H5493 H8686 van dezelven afwenden.
  24 H3956 Daarom, gelijk de tong H784 des vuurs H7179 den stoppel H398 H8800 verteert H2842 , en het kaf H3852 door de vlam H7503 H8799 verdaan wordt H8328 , [alzo] zal hun wortel H4716 als een uittering H6525 wezen; en hun bloem H80 zal als stof H5927 H8799 opvaren H3988 H8804 ; omdat zij verwerpen H8451 de wet H3068 des HEEREN H6635 der heirscharen H565 , en de rede H6918 des Heiligen H3478 van Israel H5006 H8765 versmaden.
  25 H639 Daarom is de toorn H3068 des HEEREN H2734 H8804 ontstoken H5971 tegen Zijn volk H3027 , en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand H5186 H8799 uitgestrekt H5221 H8686 , en Hij heeft het geslagen H2022 , zodat de bergen H7264 H8799 hebben gebeefd H5038 , en hun dode lichamen H5478 zijn geworden als drek H7130 in het midden H2351 der straten H7725 H0 . Om dit alles keert zich H639 Zijn toorn H7725 H8804 niet af H3027 , maar Zijn hand H5186 H8803 is nog uitgestrekt.
  26 H5251 Want Hij zal een banier H5375 H8804 opwerpen H1471 onder de heidenen H7350 van verre H8319 H8804 , en Hij zal hen [herwaarts] sissen H7097 van het einde H776 der aarde H4120 ; en ziet, haastelijk H7031 , snellijk H935 H8799 zullen zij aankomen.
  27 H5889 Geen moede H3782 H8802 , en geen struikelende H5123 H8799 zal onder hen wezen; niemand zal sluimeren H3462 H8799 noch slapen H232 , noch de gordel H2504 zijner lendenen H6605 H8738 ontbonden worden H8288 , noch de schoenriem H5275 zijner schoenen H5423 H8738 afgescheurd worden.
  28 H2671 Welker pijlen H8150 H8802 scherp zullen zijn H7198 , en al hun bogen H1869 H8803 gespannen H5483 ; hunner paarden H6541 hoeven H6862 zullen als een rots H2803 H8738 geacht zijn H1534 , en hun raderen H5492 als een wervelwind.
  29 H7581 Hun gebrul H3833 zal zijn als van een ouden leeuw H7580 H8799 H8675 H7580 H8804 , en zij zullen brullen H3715 als de jonge leeuwen H5098 H8799 , en zij zullen briesen H2964 , en den roof H270 H8799 aangrijpen H6403 H8686 en wegvoeren H5337 H8688 ; en er zal geen verlosser zijn.
  30 H3117 En zij zullen tegen hetzelve te dien dage H5098 H8799 bruisen H5100 , als het bruisen H3220 der zee H776 . Dan zal men de aarde H5027 H8765 aanzien H2822 , maar ziet, er zal duisternis H6862 [en] benauwdheid H216 zijn, en het licht H2821 H8804 zal verduisterd worden H6183 in hun verwoestingen.