DSV_Strongs(i)
20
H1945
Wee
H7451
dengenen, die het kwade
H2896
goed
H559 H8802
heten
H2896
, en het goede
H7451
kwaad
H2822
; die duisternis
H216
tot licht
H7760 H8802
stellen
H216
, en het licht
H2822
tot duisternis
H4751
; die het bittere
H4966
tot zoet
H7760 H8802
stellen
H4966
, en het zoete
H4751
tot bitterheid!
21
H1945
Wee
H5869
dengenen, die in hun ogen
H2450
wijs
H6440
, en bij zichzelven
H995 H8737
verstandig zijn!
22
H1945
Wee
H1368
dengenen, die helden
H3196
zijn om wijn
H8354 H8800
te drinken
H2428
, en die kloeke
H582
mannen
H7941
zijn om sterken drank
H4537 H8800
te mengen!
23
H7563
Die den goddeloze
H6663 H8688
rechtvaardigen
H6118
om
H7810
een geschenk
H6666
, en de gerechtigheid
H6662
der rechtvaardigen
H5493 H8686
van dezelven afwenden.
24
H3956
Daarom, gelijk de tong
H784
des vuurs
H7179
den stoppel
H398 H8800
verteert
H2842
, en het kaf
H3852
door de vlam
H7503 H8799
verdaan wordt
H8328
, [alzo] zal hun wortel
H4716
als een uittering
H6525
wezen; en hun bloem
H80
zal als stof
H5927 H8799
opvaren
H3988 H8804
; omdat zij verwerpen
H8451
de wet
H3068
des HEEREN
H6635
der heirscharen
H565
, en de rede
H6918
des Heiligen
H3478
van Israel
H5006 H8765
versmaden.
25
H639
Daarom is de toorn
H3068
des HEEREN
H2734 H8804
ontstoken
H5971
tegen Zijn volk
H3027
, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand
H5186 H8799
uitgestrekt
H5221 H8686
, en Hij heeft het geslagen
H2022
, zodat de bergen
H7264 H8799
hebben gebeefd
H5038
, en hun dode lichamen
H5478
zijn geworden als drek
H7130
in het midden
H2351
der straten
H7725 H0
. Om dit alles keert zich
H639
Zijn toorn
H7725 H8804
niet af
H3027
, maar Zijn hand
H5186 H8803
is nog uitgestrekt.
26
H5251
Want Hij zal een banier
H5375 H8804
opwerpen
H1471
onder de heidenen
H7350
van verre
H8319 H8804
, en Hij zal hen [herwaarts] sissen
H7097
van het einde
H776
der aarde
H4120
; en ziet, haastelijk
H7031
, snellijk
H935 H8799
zullen zij aankomen.
27
H5889
Geen moede
H3782 H8802
, en geen struikelende
H5123 H8799
zal onder hen wezen; niemand zal sluimeren
H3462 H8799
noch slapen
H232
, noch de gordel
H2504
zijner lendenen
H6605 H8738
ontbonden worden
H8288
, noch de schoenriem
H5275
zijner schoenen
H5423 H8738
afgescheurd worden.
28
H2671
Welker pijlen
H8150 H8802
scherp zullen zijn
H7198
, en al hun bogen
H1869 H8803
gespannen
H5483
; hunner paarden
H6541
hoeven
H6862
zullen als een rots
H2803 H8738
geacht zijn
H1534
, en hun raderen
H5492
als een wervelwind.
29
H7581
Hun gebrul
H3833
zal zijn als van een ouden leeuw
H7580 H8799 H8675 H7580 H8804
, en zij zullen brullen
H3715
als de jonge leeuwen
H5098 H8799
, en zij zullen briesen
H2964
, en den roof
H270 H8799
aangrijpen
H6403 H8686
en wegvoeren
H5337 H8688
; en er zal geen verlosser zijn.
30
H3117
En zij zullen tegen hetzelve te dien dage
H5098 H8799
bruisen
H5100
, als het bruisen
H3220
der zee
H776
. Dan zal men de aarde
H5027 H8765
aanzien
H2822
, maar ziet, er zal duisternis
H6862
[en] benauwdheid
H216
zijn, en het licht
H2821 H8804
zal verduisterd worden
H6183
in hun verwoestingen.