DSV_Strongs(i)
8
H4480
Uit
H1121
hun kinderen
H834
, die
H310
na
H776
hen in het land
H3498 H8738
overgebleven waren
H834
, welke
H1121
de kinderen
H3478
Israels
H3808
niet
H3615 H8765
verdaan hadden
H5927 H0
, die bracht
H8010
Salomo
H5927 H8686
op
H4522
uitschot
H5704
tot op
H2088
dezen
H3117
dag.
9
H8804
Doch uit
H1121
de kinderen
H3478
Israels
H834
, die
H8010
Salomo
H3808
niet
H5414 H8804
maakte
H5650
tot slaven
H4399
in zijn werk
H3588
; (want
H1992
zij
H582 H4421
waren krijgslieden
H8269
, en oversten
H7991
zijner hoofdlieden
H8269
, en oversten
H7393
zijner wagenen
H6571
en zijner ruiteren;)
10
H428
[Uit] dezen
H8269
dan waren oversten
H5324 H8737 H8675 H5333
der bestelden
H834
, die
H4428
de koning
H8010
Salomo
H3967
had, tweehonderd
H2572
en vijftig
H5971
, die over het volk
H7287 H8802
heerschappij hadden.
11
H8010
Salomo
H1323
nu deed de dochter
H6547
van Farao
H5927 H8689
opkomen
H4480
uit
H5892
de stad
H1732
Davids
H1004
, tot het huis
H834
, dat
H1129 H8804
hij voor haar gebouwd had
H3588
; want
H559 H8804
hij zeide
H802
: Mijn vrouw
H1004
zal in het huis
H1732
van David
H4428
, den koning
H3478
van Israel
H3808
, niet
H3427 H8799
wonen
H3588
, omdat
H6944
de [plaatsen] heilig
H1992
zijn
H834
, tot dewelke
H727
de ark
H3068
des HEEREN
H935 H8804
gekomen is.
12
H227
Toen
H5927 H8689
offerde
H8010
Salomo
H3068
den HEERE
H5930
brandofferen
H5921
op
H4196
het altaar
H3068
des HEEREN
H834
, hetwelk
H6440
hij voor
H197
het voorhuis
H1129 H8804
gebouwd had;
13
H1697
Zelfs naar den eis
H3117
van elken
H3117
dag
H5927 H8687
, offerende
H4687
, naar het gebod
H4872
van Mozes
H7676
, op de sabbatten
H2320
, en op de nieuwe maanden
H4150
, en op de gezette hoogtijden
H7969
, drie
H6471
malen
H8141
in het jaar
H2282
; op het feest
H4682
van de ongezuurde
H2282
[broden], en op het feest
H7620
der weken
H2282
, en op het feest
H5521
der loofhutten.
14
H5975 H8686
Hij stelde
H4941
ook, naar de wijze
H1
zijns vaders
H1732
Davids
H4256
, de verdelingen
H3548
der priesteren
H5921
over
H5656
hun dienst
H3881
, en der Levieten
H5921
over
H4931
hun wachten
H1984 H8763
, om [God] te prijzen
H5048
, en voor
H3548
de priesteren
H8334 H8763
te dienen
H1697
, naar den eis
H3117
van elken
H3117
dag
H7778
; en de poortiers
H4256
in hun verdelingen
H8179
, aan elke poort
H3588
; want
H3651
alzo
H4687
was het gebod
H1732
van David
H376
, den man
H430
Gods.
15
H5493 H8804
En men week
H3808
niet
H4428
van des konings
H4687
gebod
H5921
aan
H3548
de priesteren
H3881
en de Levieten
H3605
, aangaande alle
H1697
zaken
H214
, en aangaande de schatten.
16
H3605
Alzo werd al
H4399
het werk
H8010
van Salomo
H3559 H8735
bereid
H5704
tot
H3117
den dag
H4143
der grondlegging
H1004
van het huis
H3068
des HEEREN
H5704
, en tot
H3615 H8800
het volbrengen
H1004
van hetzelve, [dat] het huis
H3068
des HEEREN
H8003
volmaakt werd.
17
H227
Toen
H1980 H8804
toog
H8010
Salomo
H6100
naar Ezeon-geber
H413
, en naar
H359
Eloth
H5921
, aan
H8193
den oever
H3220
der zee
H776
, in het land
H123
Edom.
18
H2361
En Huram
H7971 H8799
zond
H3027
hem, door de hand
H5650
zijner knechten
H591 H8675 H591
, schepen
H5650
, mitsgaders knechten
H3045 H8802
, kenners
H3220
van de zee
H935 H8799
; en zij gingen
H5973
met
H8010
Salomo's
H5650
knechten
H211
naar Ofir
H3947 H8799
, en zij haalden
H4480
van
H8033
daar
H702 H3967
vierhonderd
H2572
en vijftig
H3603
talenten
H2091
gouds
H935 H8686
, dewelke zij brachten
H413
tot
H4428
den koning
H8010
Salomo.