1 Kings 17:3-24

DSV_Strongs(i)
  3 H3212 H8798 Ga weg H4480 van H2088 hier H6437 H8804 , en wend u H6924 naar het oosten H5641 H8738 , en verberg u H5158 aan de beek H3747 Krith H834 , die H5921 voor H6440 aan H3383 de Jordaan is.
  4 H1961 H8804 En het zal geschieden H4480 , dat gij uit H5158 de beek H8354 H8799 drinken zult H6158 ; en Ik heb de raven H6680 H8765 geboden H8033 , dat zij u daar H3557 H8771 onderhouden zullen.
  5 H3212 H8799 Hij ging dan heen H6213 H8799 , en deed H1697 naar het woord H3068 des HEEREN H3212 H8799 ; want hij ging H3427 H8799 en woonde H5158 bij de beek H3747 Krith H834 , die H5921 voor H6440 aan H3383 de Jordaan is.
  6 H6158 En de raven H935 H8688 brachten H1242 hem des morgens H3899 brood H1320 en vlees H3899 , desgelijks brood H1320 en vlees H6153 des avonds H8354 H8799 ; en hij dronk H4480 uit H5158 de beek.
  7 H1961 H8799 En het geschiedde H4480 ten H7093 einde H3117 van [vele] dagen H5158 , dat de beek H3001 H8799 uitdroogde H3588 ; want H3808 geen H1653 regen H776 was in het land H1961 H8804 geweest.
  8 H1961 H8799 Toen geschiedde H1697 het woord H3068 des HEEREN H413 tot H559 H8800 hem, zeggende:
  9 H6965 H8798 Maak u op H3212 H8798 , ga heen H6886 naar Zarfath H834 , dat H6721 bij Sidon H3427 H8804 is, en woon H8033 aldaar H2009 ; zie H8033 , Ik heb daar H490 H802 een weduwvrouw H6680 H8765 geboden H3557 H8771 , dat zij u onderhoude.
  10 H6965 H8799 Toen maakte hij zich op H3212 H8799 , en ging H6886 naar Zarfath H413 . Als hij nu aan H6607 de poort H5892 der stad H935 H8799 kwam H2009 , ziet H8033 , zo was daar H490 H802 een weduwvrouw H6086 , hout H7197 H8781 lezende H7121 H8799 ; en hij riep H413 tot H559 H8799 haar, en zeide H3947 H8798 : Haal H4994 mij toch H4592 een weinig H4325 waters H3627 in dit vat H8354 H8799 , dat ik drinke.
  11 H3212 H8799 Toen zij nu heenging H3947 H8800 om te halen H7121 H8799 , zo riep hij H559 H8799 tot haar, en zeide H3947 H8798 : Haal H6595 mij toch [ook] een bete H3899 broods H3027 in uw hand.
  12 H559 H8799 Maar zij zeide H3068 : [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE H430 , uw God H2416 , leeft H518 , indien H4580 ik een koek H3426 heb H3588 H518 , dan alleen H3709 een hand H4393 vol H7058 meels H3537 in de kruik H4592 , en een weinig H8081 olie H6835 in de fles H2009 ! En zie H8147 ik heb een paar H6086 houten H7197 H8781 gelezen H935 H8804 , en ik ga heen H1121 , en zal het voor mij en voor mijn zoon H6213 H8804 bereiden H398 H8804 , dat wij het eten H4191 H8804 , en sterven.
  13 H452 En Elia H559 H8799 zeide H413 tot H3372 H8799 haar: Vrees H408 niet H935 H8798 , ga heen H6213 H8798 , doe H1697 naar uw woord H389 ; maar H6213 H8798 maak H7223 mij vooreerst H6996 een kleinen H5692 koek H4480 H8033 daarvan H3318 H0 , en breng H3318 H8689 mij dien hier uit H1121 ; doch voor u en uw zoon H314 zult gij daarna H6213 H8799 [wat] maken.
  14 H3588 Want H3541 zo H559 H8804 zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H7058 : Het meel H3537 van de kruik H3808 zal niet H3615 H8799 verteerd worden H8081 , en de olie H6835 der fles H3808 zal niet H2637 H8799 ontbreken H5704 , tot op H3117 den dag H3068 , dat de HEERE H1653 regen H5921 op H6440 H127 den aardbodem H5414 H8800 geven zal.
  15 H3212 H8799 En zij ging heen H6213 H8799 , en deed H1697 naar het woord H452 van Elia H398 H8799 ; zo at zij H1931 , en hij H1004 , en haar huis H3117 , [vele] dagen.
  16 H7058 Het meel H3537 van de kruik H3808 werd niet H3615 H8804 verteerd H8081 , en de olie H6835 van de fles H2638 ontbrak H3808 niet H1697 , naar het woord H3068 des HEEREN H834 , dat H1696 H8765 Hij gesproken had H3027 door den dienst H452 van Elia.
  17 H1961 H8799 En het geschiedde H310 na H428 deze H1697 dingen H1121 , dat de zoon H802 dezer vrouw H1172 , der waardin H1004 van het huis H2470 H8804 , krank werd H2483 ; en zijn krankheid H1961 H8799 werd H3966 zeer H2389 sterk H5704 H834 , totdat H3808 geen H5397 adem H3498 H8738 in hem overgebleven was.
  18 H559 H8799 En zij zeide H413 tot H452 Elia H4100 : Wat H376 heb ik met u te doen, gij man H430 Gods H413 ? Zijt gij bij H935 H8804 mij ingekomen H5771 , om mijn ongerechtigheid H2142 H8687 in gedachtenis te brengen H1121 , en om mijn zoon H4191 H8687 te doden?
  19 H559 H8799 En hij zeide H413 tot H5414 H8798 haar: Geef H1121 mij uw zoon H3947 H8799 . En hij nam H4480 hem van H2436 haar schoot H5927 H8686 , en droeg H413 hem boven in H5944 de opperzaal H834 H8033 , waar H1931 hij zelf H3427 H8802 woonde H7901 H8686 , en hij leide hem neder H5921 op H4296 zijn bed.
  20 H7121 H8799 En hij riep H3068 den HEERE H413 aan H559 H8799 , en zeide H3068 : HEERE H430 , mijn God H1571 , hebt Gij dan ook H5921 deze H490 weduwe H5973 , bij H834 dewelke H589 ik H1481 H8711 herberge H7489 H8689 , zo kwalijk gedaan H1121 , dat Gij haar zoon H4191 H8687 gedood hebt?
  21 H4058 H8709 En hij mat zich H7969 H6471 driemaal H5921 uit over H3206 dat kind H7121 H8799 , en riep H3068 den HEERE H413 aan H559 H8799 , en zeide H3068 : HEERE H430 , mijn God H7725 H0 , laat H4994 toch H5315 de ziel H2088 van dit H3206 kind H5921 H7130 in H7725 H8799 hem wederkomen.
  22 H3068 En de HEERE H8085 H8799 verhoorde H6963 de stem H452 van Elia H5315 ; en de ziel H3206 van het kind H7725 H8799 kwam weder H5921 H7130 in H2421 H8799 hem, dat het weder levend werd.
  23 H452 En Elia H3947 H8799 nam H3206 het kind H3381 H8686 , en bracht het af H4480 van H5944 de opperzaal H1004 in het huis H5414 H8799 , en gaf H517 het aan zijn moeder H452 ; en Elia H559 H8799 zeide H7200 H8798 : Zie H1121 , uw zoon H2416 leeft.
  24 H559 H8799 Toen zeide H802 die vrouw H413 tot H452 Elia H6258 H2088 : Nu H3045 H8804 weet ik H3588 , dat H859 gij H376 een man H430 Gods H1697 zijt, en dat het woord H3068 des HEEREN H6310 in uw mond H571 waarheid is.