Job 24:2-16

DSV_Strongs(i)
  2 H5381 H8686 Zij tasten H1367 de landpalen H5739 aan; de kudden H1497 H8804 roven zij H7462 H8799 , en weiden ze.
  3 H2543 Den ezel H3490 der wezen H5090 H8799 drijven zij weg H7794 ; den os H490 ener weduwe H2254 H8799 nemen zij te pand.
  4 H5186 H0 Zij doen H34 de nooddruftigen H5186 H8686 wijken H4480 van H1870 den weg H3162 ; te zamen H2244 H8795 versteken zich H6041 H8675 H6035 de ellendigen H776 des lands.
  5 H2005 Ziet H6501 , zij zijn woudezels H4057 in de woestijn H3318 H8804 ; zij gaan uit H6467 tot hun werk H7836 H8764 , makende zich vroeg op H2964 ten roof H6160 ; het vlakke veld H3899 is hem tot spijs H5288 , [en] den jongeren.
  6 H7704 Op het veld H7114 H8799 H8675 H7114 H8686 maaien zij H1098 zijn voeder H3754 , en den wijnberg H7563 des goddelozen H3953 H8762 lezen zij af.
  7 H6174 Den naakten H3885 H8686 laten zij vernachten H4480 H1097 zonder H3830 kleding H369 , die geen H3682 deksel H7135 [heeft] tegen de koude.
  8 H4480 Van H2230 den stroom H2022 der bergen H7372 H8799 worden zij nat H4480 H1097 , en zonder H4268 toevlucht H2263 H8765 zijnde, omhelzen zij H6697 de steenrotsen.
  9 H1497 H8799 Zij rukken H3490 het weesje H4480 van H7699 de borst H5921 , en [dat] over H6041 den arme H2254 H8799 is, nemen zij te pand.
  10 H6174 Den naakte H1980 H8765 doen zij weggaan H1097 zonder H3830 kleed H7457 , en hongerig H6016 , [die] garven H5375 H8804 dragen.
  11 H996 Tussen H7791 hun muren H6671 H8686 persen zij olie uit H1869 H8804 , treden H3342 de wijnpersen H6770 H8799 , en zijn dorstig.
  12 H4480 Uit H5892 de stad H5008 H8799 zuchten H4962 de lieden H5315 , en de ziel H2491 der verwonden H7768 H8762 schreeuwt uit H7760 H8799 ; nochtans beschikt H433 God H3808 niets H8604 ongerijmds.
  13 H1992 Zij H4775 H8802 zijn onder de wederstrevers H216 des lichts H5234 H8689 ; zij kennen H1870 Zijn wegen H3808 niet H3427 H8804 , en zij blijven H3808 niet H5410 op Zijn paden.
  14 H216 Met het licht H6965 H0 staat H7523 H8802 de moorder H6965 H8799 op H6991 H8799 , doodt H6041 den arme H34 en den nooddruftige H3915 ; en des nachts H1961 H8799 is hij H1590 als een dief.
  15 H8104 H0 Ook neemt H5869 het oog H5003 H8802 des overspelers H5399 de schemering H8104 H8804 waar H559 H8800 , zeggende H3808 : Geen H5869 oog H7789 H8799 zal mij zien H7760 H8799 ; en hij legt H5643 een deksel H6440 op het aangezicht.
  16 H2822 In de duisternis H2864 H8804 doorgraaft hij H1004 de huizen H3926 , [die] zij zich H3119 des daags H2856 H8765 afgetekend hadden H3045 H8804 ; zij kennen H216 het licht H3808 niet.