2 Samuel 21:3-14

DSV_Strongs(i)
  3 H1732 David H559 H8799 dan zeide H413 tot H1393 de Gibeonieten H4100 : Wat H6213 H8799 zal ik ulieden doen H4100 , en waarmede H3722 H8762 zal ik verzoenen H5159 , dat gij het erfdeel H3068 des HEEREN H1288 H8761 zegent?
  4 H559 H8799 Toen zeiden H1393 de Gibeonieten H369 tot hem: Het is ons niet H3701 [te] [doen] [om] zilver H2091 en goud H5973 met H7586 Saul H5973 en met H1004 zijn huis H369 ; ook is het ons niet H376 om iemand H4191 H8687 te doden H3478 in Israel H559 H8799 . En hij zeide H4100 : Wat H559 H8802 zegt H859 gij H6213 H8799 dan, dat ik u doen zal?
  5 H559 H8799 En zij zeiden H413 tot H4428 den koning H376 : De man H834 die H3615 H8765 ons te niet gemaakt H834 , en H1819 H8765 tegen ons gedacht heeft H8045 H8738 , dat wij zouden verdelgd worden H4480 , zonder H3320 H8692 te kunnen bestaan H3605 in enige H1366 landpale H3478 van Israel;
  6 H7651 Laat ons zeven H582 mannen H4480 van H1121 zijn zonen H5414 H8714 gegeven worden H3068 , dat wij hen den HEERE H3363 H8689 ophangen H1390 te Gibea H7586 Sauls H972 , o, gij verkorene H3068 des HEEREN H4428 ! En de koning H559 H8799 zeide H589 : Ik H5414 H8799 zal hen geven.
  7 H4428 Doch de koning H2550 H8799 H5921 verschoonde H4648 Mefiboseth H1121 , den zoon H3083 van Jonathan H1121 , den zoon H7586 van Saul H5921 , om H7621 den eed H3068 des HEEREN H834 , die H996 tussen H996 hen was, tussen H1732 David H996 en tussen H3083 Jonathan H7586 , Sauls H1121 zoon.
  8 H4428 Maar de koning H3947 H8799 nam H8147 de twee H1121 zonen H7532 van Rizpa H1323 , dochter H345 van Aja H834 , die H7586 zij Saul H3205 H8804 gebaard had H764 , Armoni H4648 en Mefiboseth H2568 ; daartoe de vijf H1121 zonen H4324 van Michals H7586 [zuster], Sauls H1323 dochter H834 , die H5741 zij Adriel H1121 , den zoon H1271 van Barzillai H4259 , den Meholathiet H3205 H8804 , gebaard had;
  9 H5414 H8799 En hij gaf H3027 hen in de hand H1393 der Gibeonieten H3363 H8686 , die ze ophingen H2022 op den berg H6440 voor het aangezicht H3068 des HEEREN H7651 H8675 H7659 ; en die zeven H5307 H8799 vielen H3162 tegelijk H1992 ; en zij H4191 H8717 werden gedood H3117 in de dagen H7105 van den oogst H7223 , in de eerste H8462 [dagen], in het begin H8184 H7105 van den gersteoogst.
  10 H3947 H8799 Toen nam H7532 Rizpa H1323 , de dochter H345 van Aja H8242 , een zak H5186 H8686 , en spande H413 dien voor zich uit op H6697 een rotssteen H4480 , van H8462 het begin H7105 van den oogst H5704 , totdat H4325 er water H5921 op H5413 H8738 hen drupte H4480 van H8064 den hemel H5414 H8804 ; en zij liet H5775 het gevogelte H8064 des hemels H5921 op H3808 hen niet H5117 H8800 rusten H3119 des daags H2416 , noch het gedierte H7704 van het veld H3915 des nachts.
  11 H1732 En het werd David H5046 H8714 aangezegd H834 , wat H7532 Rizpa H1323 , de dochter H345 van Aja H7586 , Sauls H6370 bijwijf H6213 H8804 , gedaan had.
  12 H3212 H8799 Zo ging H1732 David H3947 H8799 henen, en nam H6106 de beenderen H7586 van Saul H6106 , en de beenderen H3083 van Jonathan H1121 , zijn zoon H4480 , van H1167 de burgeren H3003 van Jabes H1568 in Gilead H834 , die H853 dezelve H1589 H8804 gestolen hadden H4480 van H7339 de straat H1052 Beth-san H834 H8803 , alwaar H6430 de Filistijnen H8511 H8804 H8675 H8518 H8804 ze hadden opgehangen H3117 , ten dage H6430 als de Filistijnen H7586 Saul H5221 H8687 sloegen H1533 op Gilboa.
  13 H5927 H8686 En hij bracht H4480 van H8033 daar H6106 op de beenderen H7586 van Saul H6106 , en de beenderen H3083 van Jonathan H1121 , zijn zoon H622 H8799 ; ook verzamelden zij H6106 de beenderen H3363 H8716 der gehangenen.
  14 H6912 H8799 En zij begroeven H6106 de beenderen H7586 van Saul H1121 en zijn zoon H3083 Jonathan H776 in het land H1144 van Benjamin H6762 te Zela H6913 , in het graf H1 van zijn vader H7027 Kis H6213 H8799 , en deden H3605 alles H834 , wat H4428 de koning H6680 H8765 geboden had H430 . Alzo werd God H310 na H3651 dezen H776 den lande H6279 H8735 verbeden.