Mark 7:26-29

DSV_Strongs(i)
  26 G1161 Deze nu G2258 G5713 was G1674 een Griekse G1135 vrouw G1085 , van geboorte G4949 uit Syro-fenicie G2532 ; en G2065 G5707 zij bad G846 Hem G2443 , dat G1140 Hij den duivel G1544 G5725 uitwierp G1537 uit G846 haar G2364 dochter.
  27 G1161 Maar G2424 Jezus G2036 G5627 zeide G846 tot haar G863 G5628 : Laat G4412 eerst G5043 de kinderen G5526 G5683 verzadigd worden G1063 ; want G2076 G5748 het is G3756 niet G2570 betamelijk G740 dat men het brood G5043 der kinderen G2983 G5629 neme G2532 , en G2952 den hondekens G906 G5629 [voor] werpe.
  28 G1161 Maar G611 G5662 zij antwoordde G2532 en G3004 G5719 zeide G846 tot Hem G3483 : Ja G2962 , Heere G1063 , doch G2532 ook G2952 de hondekens G2068 G5719 eten G5270 onder G5132 de tafel G575 van G5589 de kruimkens G3813 der kinderen.
  29 G2532 En G2036 G5627 Hij zeide G846 tot haar G1223 : Om G5126 dezes G3056 woords G5217 G5720 wil ga heen G1140 , de duivel G1831 G is G1537 uit G4675 uw G2364 dochter G1831 G5758 uitgevaren.