DSV_Strongs(i)
3
H8193
Want de lippen
H2114 H8801
der vreemde
H5197 H8799
[vrouw] druppen
H5317
honigzeem
H2441
, en haar gehemelte
H2509
is gladder
H8081
dan olie.
4
H319
Maar het laatste
H4751
van haar is bitter
H3939
als alsem
H2299
, scherp
H6310
als een tweesnijdend
H2719
zwaard.
5
H7272
Haar voeten
H3381 H8802
dalen
H4194
naar den dood
H6806
, haar treden
H8551 H0
houden
H7585
de hel
H8551 H8799
vast.
6
H734
Opdat gij het pad
H2416
des levens
H6424 H8762
niet zoudt wegen
H4570
, zijn haar gangen
H5128 H8804
ongestadig
H3045 H8799
, [dat] gij het niet merkt.
7
H1121
Nu dan, gij kinderen
H8085 H8798
! hoort
H5493 H8799
naar mij, en wijkt
H561
niet van de redenen
H6310
mijns monds.
8
H7368 H0
Maak
H1870
uw weg
H7368 H8685
verre
H7126 H8799
van haar, en nader
H6607
niet tot de deur
H1004
van haar huis;
10
H2114 H8801
Opdat de vreemden
H7646 H8799
zich niet verzadigen
H3581
van uw vermogen
H6089
, en al uw smartelijke arbeid
H1004
niet [kome] in het huis
H5237
des onbekenden;
11
H319
En gij in uw laatste
H5098 H8804
brult
H1320
, als uw vlees
H7607
, en uw lijf
H3615 H8800
verteerd is;
12
H559 H8804
En zegt
H4148
: Hoe heb ik de tucht
H8130 H8804
gehaat
H3820
, en mijn hart
H8433
de bestraffing
H5006 H8804
versmaad!
13
H8085 H8804
En heb niet gehoord
H6963
naar de stem
H3384 H8688
mijner onderwijzers
H241
, noch mijn oren
H5186 H8689
geneigd
H3925 H8764
tot mijn leraars!