Lamentations 2:9-11

DSV_Strongs(i)
  9 H8179 [Teth]. Haar poorten H776 zijn in de aarde H2883 H8804 verzonken H1280 ; Hij heeft haar grendelen H6 H8765 verdorven H7665 H8765 en gebroken H4428 ; haar koning H8269 en haar vorsten H1471 zijn onder de heidenen H8451 ; er is geen wet H5030 ; haar profeten H4672 H8804 vinden H2377 ook geen gezicht H3068 van den HEERE.
  10 H2205 [Jod]. De oudsten H1323 der dochter H6726 Sions H3427 H8799 zitten H776 op de aarde H1826 H8799 , zij zwijgen stil H5927 H8689 , zij werpen H6083 stof H7218 op hun hoofd H8242 , zij hebben zakken H2296 H8804 aangegord H1330 ; de jonge dochters H3389 van Jeruzalem H3381 H0 laten H7218 haar hoofd H776 ter aarde H3381 H8689 hangen.
  11 H5869 [Caph]. Mijn ogen H3615 H8804 zijn verteerd H1832 door tranen H4578 , mijn ingewand H2560 H8777 wordt beroerd H3516 ; mijn lever H776 is ter aarde H8210 H8738 uitgeschud H7667 , vanwege de breuk H1323 der dochter H5971 mijns volks H5768 ; omdat het kind H3243 H8802 en de zuigeling H7339 op de straten H7151 der stad H5848 H8736 in onmacht zinken;