Lamentations 2

DSV_Strongs(i)
  1 H136 [Aleph]. Hoe heeft de Heere H1323 de dochter H6726 Sions H639 in Zijn toorn H5743 H8686 bewolkt H8597 ? Hij heeft de heerlijkheid H3478 van Israel H8064 van den hemel H776 [op] de aarde H7993 H8689 nedergeworpen H1916 ; en Hij heeft aan de voetbank H7272 Zijner voeten H2142 H8804 niet gedacht H3117 in den dag H639 Zijns toorns.
  2 H136 [Beth]. De Heere H4999 heeft al de woningen H3290 Jakobs H1104 H8765 verslonden H2550 H8804 , en heeft ze niet verschoond H4013 ; Hij heeft de vastigheden H1323 der dochter H3063 van Juda H2040 H8804 afgebroken H5678 in Zijn verbolgenheid H5060 H0 , Hij heeft gemaakt H776 , dat zij de aarde H5060 H8689 raken H4467 ; Hij heeft het koninkrijk H8269 en deszelfs vorsten H2490 H8765 ontheiligd.
  3 H2750 [Gimel]. Hij heeft, in ontsteking H639 des toorns H7161 , den gehelen hoorn H3478 Israels H1438 H8804 afgehouwen H3225 ; Hij heeft Zijn rechterhand H268 achterwaarts H7725 H8689 getrokken H6440 H0 , toen H341 H8802 de vijand H6440 kwam H3290 , en Hij is tegen Jakob H1197 H8799 ontstoken H3852 als een vlammend H784 vuur H5439 , [dat] rondom H398 H8804 verteert.
  4 H7198 [Daleth]. Hij heeft Zijn boog H1869 H8804 gespannen H341 H8802 als een vijand H3225 ; Hij heeft zich [met] Zijn rechterhand H5324 H8737 gesteld H6862 als een tegenpartijder H2026 H8799 , dat Hij doodde H4261 al de begeerlijke dingen H5869 der ogen H2534 ; Hij heeft Zijn grimmigheid H168 in de tent H1323 der dochter H6726 Sions H8210 H8804 uitgestort H784 als een vuur.
  5 H136 [He]. De Heere H341 H8802 is geworden als een vijand H3478 ; Hij heeft Israel H1104 H8765 verslonden H759 , Hij heeft al haar paleizen H1104 H8765 verslonden H4013 . Hij heeft deszelfs vastigheden H7843 H8765 verdorven H1323 ; en Hij heeft bij de dochter H3063 van Juda H8386 het klagen H592 en kermen H7235 H8686 vermenigvuldigd.
  6 H7900 [Vau]. En Hij heeft Zijn hut H2554 H8799 met geweld afgerukt H1588 , als een hof H4150 , Hij heeft Zijn vergaderplaats H7843 H8765 verdorven H3068 ; de HEERE H6726 heeft in Sion H7911 H8765 doen vergeten H4150 den hoogtijd H7676 en den sabbat H2195 , en Hij heeft in de gramschap H639 Zijns toorns H4428 den koning H3548 en den priester H5006 H8799 smadelijk verworpen.
  7 H136 [Zain]. De Heere H4196 heeft Zijn altaar H2186 H8804 verstoten H4720 . Hij heeft Zijn heiligdom H5010 H8765 te niet gedaan H2346 , Hij heeft de muren H759 harer paleizen H341 H8802 in des vijands H3027 hand H5462 H8689 overgegeven H1004 ; zij hebben in het huis H3068 des HEEREN H6963 een stem H5414 H8804 verheven H3117 als op den dag H4150 eens gezetten hoogtijds.
  8 H3068 [Cheth]. De HEERE H2803 H8804 heeft gedacht H7843 H8687 te verderven H2346 den muur H1323 der dochter H6726 Sions H6957 ; Hij heeft het richtsnoer H5186 H8804 [daarover] getogen H3027 , Hij heeft Zijn hand H7725 H8689 niet afgewend H1104 H8763 , dat Hij ze niet verslonde H2426 ; en Hij heeft den voormuur H2346 en den muur H3162 te zamen H56 H8686 treurig gemaakt H535 H8797 , zij zijn verzwakt.
  9 H8179 [Teth]. Haar poorten H776 zijn in de aarde H2883 H8804 verzonken H1280 ; Hij heeft haar grendelen H6 H8765 verdorven H7665 H8765 en gebroken H4428 ; haar koning H8269 en haar vorsten H1471 zijn onder de heidenen H8451 ; er is geen wet H5030 ; haar profeten H4672 H8804 vinden H2377 ook geen gezicht H3068 van den HEERE.
  10 H2205 [Jod]. De oudsten H1323 der dochter H6726 Sions H3427 H8799 zitten H776 op de aarde H1826 H8799 , zij zwijgen stil H5927 H8689 , zij werpen H6083 stof H7218 op hun hoofd H8242 , zij hebben zakken H2296 H8804 aangegord H1330 ; de jonge dochters H3389 van Jeruzalem H3381 H0 laten H7218 haar hoofd H776 ter aarde H3381 H8689 hangen.
  11 H5869 [Caph]. Mijn ogen H3615 H8804 zijn verteerd H1832 door tranen H4578 , mijn ingewand H2560 H8777 wordt beroerd H3516 ; mijn lever H776 is ter aarde H8210 H8738 uitgeschud H7667 , vanwege de breuk H1323 der dochter H5971 mijns volks H5768 ; omdat het kind H3243 H8802 en de zuigeling H7339 op de straten H7151 der stad H5848 H8736 in onmacht zinken;
  12 H517 [Lamed]. [Als] zij tot hun moeders H559 H8799 zeggen H1715 : Waar is koren H3196 en wijn H7339 , als zij op de straten H5892 der stad H5848 H8692 in onmacht zinken H2491 , als de verslagenen H5315 ; als zich hun ziel H8210 H8692 uitschudt H2436 in den schoot H517 hunner moeders.
  13 H5749 H8686 H8675 H5749 H8799 [Mem]. Wat getuigen zal ik u brengen H4100 , wat H1819 H8762 zal ik bij u vergelijken H1323 , gij dochter H3389 Jeruzalems H7737 H8686 ? Wat zal ik bij u vergelijken H5162 H8762 , dat ik u trooste H1330 , gij jonkvrouw H1323 , dochter H6726 Sions H7667 , want uw breuk H1419 is [zo] groot H3220 als de zee H7495 H8799 , wie kan u helen?
  14 H5030 [Nun]. Uw profeten H7723 hebben u ijdelheid H8602 en ongerijmdheid H2372 H8804 gezien H5771 , en zij hebben [u] uw ongerechtigheid H1540 H8765 niet geopenbaard H7622 H8675 H7622 , om uw gevangenis H7725 H8687 af te wenden H2372 H8799 , maar zij hebben voor u gezien H7723 ijdele H4864 lasten H4065 en uitstotingen.
  15 H5674 H8802 [Samech]. Allen, die over weg gaan H5606 H8804 , klappen H3709 met de handen H1870 over u H8319 H8804 , zij fluiten H5128 H8686 en schudden H7218 hun hoofd H1323 over de dochter H3389 Jeruzalems H5892 , [zeggende]: Is dit die stad H559 H8799 , waar men van zeide H3632 , dat zij volkomen H3308 van schoonheid H4885 was, een vreugde H776 der ganse aarde?
  16 H341 H8802 [Pe]. Al uw vijanden H6475 H8804 sperren H6310 hun mond H8319 H8804 op over u, zij fluiten H2786 H8799 en knersen H8127 met de tanden H559 H8804 , zij zeggen H1104 H8765 : Wij hebben haar verslonden H389 ; dit is immers H3117 de dag H6960 H8765 , dien wij verwacht hebben H4672 H8804 , wij hebben [hem] gevonden H7200 H8804 , wij hebben [hem] gezien.
  17 H3068 [Ain]. De HEERE H6213 H8804 heeft gedaan H2161 H8804 , wat Hij gedacht had H565 , Hij heeft Zijn woord H1214 H8765 vervuld H6680 H8765 , dat Hij bevolen had H6924 van oude H3117 dagen H2040 H8804 ; Hij heeft afgebroken H2550 H8804 en niet gespaard H341 H8802 ; en Hij heeft den vijand H8055 H8762 over u verblijd H7161 , Hij heeft den hoorn H6862 uwer tegenpartijders H7311 H8689 verhoogd.
  18 H3820 [Tsade]. Hun hart H6817 H8804 schreeuwde H136 tot den Heere H2346 : O gij muur H1323 der dochter H6726 Sions H3119 , laat dag H3915 en nacht H1832 tranen H3381 H8685 afvlieten H5158 als een beek H5414 H8799 ; geef H6314 uzelve geen rust H1323 H5869 , uw oogappel H1826 H8799 houde niet op!
  19 H6965 H8798 [Koph]. Maak u op H7442 H8798 , maak geschrei H3915 des nachts H7218 in het begin H821 der nachtwaken H8210 H0 , stort H3820 uw hart H8210 H8798 uit H5227 voor H6440 het aangezicht H136 des Heeren H4325 als water H5375 H8798 ; hef H3709 uw handen H5315 tot Hem op voor de ziel H5768 uwer kinderkens H5848 H8803 , die in onmacht gevallen zijn H7458 van honger H7218 , vooraan H2351 op alle straten.
  20 H7200 H8798 [Resch]. Zie H3068 , HEERE H5027 H8685 , aanschouw H3541 toch, aan wien Gij alzo H5953 H8782 gedaan hebt H802 ; zullen dan de vrouwen H6529 haar vrucht H398 H8799 eten H5768 , de kinderkens H2949 , die men op de handen draagt H5030 ? Zullen dan de profeet H3548 en de priester H4720 in het heiligdom H136 des HEEREN H2026 H8735 gedood worden?
  21 H5288 [Schin]. De jongen H2205 en de ouden H7901 H8804 liggen H776 op de aarde H2351 [op] de straten H1330 ; mijn jonkvrouwen H970 en mijn jongelingen H2719 zijn door het zwaard H5307 H8804 gevallen H3117 ; Gij hebt ze in den dag H639 Uws toorns H2026 H8804 gedood H2873 H8804 , Gij hebt ze geslacht H2550 H8804 [en] niet verschoond.
  22 H4032 [Thau]. Gij hebt mijn verschrikkingen H5439 van rondom H7121 H8799 geroepen H3117 , als [tot] een dag H4150 eens gezetten hoogtijds H3117 ; en er is niemand aan den dag H639 des toorns H3068 des HEEREN H6412 ontkomen H8300 of overgebleven H2946 H8765 ; die ik op de handen gedragen H7235 H8765 en opgetogen heb H341 H8802 , die heeft mijn vijand H3615 H8765 omgebracht.