DSV_Strongs(i)
1
H136
[Aleph]. Hoe heeft de Heere
H1323
de dochter
H6726
Sions
H639
in Zijn toorn
H5743 H8686
bewolkt
H8597
? Hij heeft de heerlijkheid
H3478
van Israel
H8064
van den hemel
H776
[op] de aarde
H7993 H8689
nedergeworpen
H1916
; en Hij heeft aan de voetbank
H7272
Zijner voeten
H2142 H8804
niet gedacht
H3117
in den dag
H639
Zijns toorns.
2
H136
[Beth]. De Heere
H4999
heeft al de woningen
H3290
Jakobs
H1104 H8765
verslonden
H2550 H8804
, en heeft ze niet verschoond
H4013
; Hij heeft de vastigheden
H1323
der dochter
H3063
van Juda
H2040 H8804
afgebroken
H5678
in Zijn verbolgenheid
H5060 H0
, Hij heeft gemaakt
H776
, dat zij de aarde
H5060 H8689
raken
H4467
; Hij heeft het koninkrijk
H8269
en deszelfs vorsten
H2490 H8765
ontheiligd.
3
H2750
[Gimel]. Hij heeft, in ontsteking
H639
des toorns
H7161
, den gehelen hoorn
H3478
Israels
H1438 H8804
afgehouwen
H3225
; Hij heeft Zijn rechterhand
H268
achterwaarts
H7725 H8689
getrokken
H6440 H0
, toen
H341 H8802
de vijand
H6440
kwam
H3290
, en Hij is tegen Jakob
H1197 H8799
ontstoken
H3852
als een vlammend
H784
vuur
H5439
, [dat] rondom
H398 H8804
verteert.
4
H7198
[Daleth]. Hij heeft Zijn boog
H1869 H8804
gespannen
H341 H8802
als een vijand
H3225
; Hij heeft zich [met] Zijn rechterhand
H5324 H8737
gesteld
H6862
als een tegenpartijder
H2026 H8799
, dat Hij doodde
H4261
al de begeerlijke dingen
H5869
der ogen
H2534
; Hij heeft Zijn grimmigheid
H168
in de tent
H1323
der dochter
H6726
Sions
H8210 H8804
uitgestort
H784
als een vuur.
5
H136
[He]. De Heere
H341 H8802
is geworden als een vijand
H3478
; Hij heeft Israel
H1104 H8765
verslonden
H759
, Hij heeft al haar paleizen
H1104 H8765
verslonden
H4013
. Hij heeft deszelfs vastigheden
H7843 H8765
verdorven
H1323
; en Hij heeft bij de dochter
H3063
van Juda
H8386
het klagen
H592
en kermen
H7235 H8686
vermenigvuldigd.
6
H7900
[Vau]. En Hij heeft Zijn hut
H2554 H8799
met geweld afgerukt
H1588
, als een hof
H4150
, Hij heeft Zijn vergaderplaats
H7843 H8765
verdorven
H3068
; de HEERE
H6726
heeft in Sion
H7911 H8765
doen vergeten
H4150
den hoogtijd
H7676
en den sabbat
H2195
, en Hij heeft in de gramschap
H639
Zijns toorns
H4428
den koning
H3548
en den priester
H5006 H8799
smadelijk verworpen.
7
H136
[Zain]. De Heere
H4196
heeft Zijn altaar
H2186 H8804
verstoten
H4720
. Hij heeft Zijn heiligdom
H5010 H8765
te niet gedaan
H2346
, Hij heeft de muren
H759
harer paleizen
H341 H8802
in des vijands
H3027
hand
H5462 H8689
overgegeven
H1004
; zij hebben in het huis
H3068
des HEEREN
H6963
een stem
H5414 H8804
verheven
H3117
als op den dag
H4150
eens gezetten hoogtijds.
8
H3068
[Cheth]. De HEERE
H2803 H8804
heeft gedacht
H7843 H8687
te verderven
H2346
den muur
H1323
der dochter
H6726
Sions
H6957
; Hij heeft het richtsnoer
H5186 H8804
[daarover] getogen
H3027
, Hij heeft Zijn hand
H7725 H8689
niet afgewend
H1104 H8763
, dat Hij ze niet verslonde
H2426
; en Hij heeft den voormuur
H2346
en den muur
H3162
te zamen
H56 H8686
treurig gemaakt
H535 H8797
, zij zijn verzwakt.
9
H8179
[Teth]. Haar poorten
H776
zijn in de aarde
H2883 H8804
verzonken
H1280
; Hij heeft haar grendelen
H6 H8765
verdorven
H7665 H8765
en gebroken
H4428
; haar koning
H8269
en haar vorsten
H1471
zijn onder de heidenen
H8451
; er is geen wet
H5030
; haar profeten
H4672 H8804
vinden
H2377
ook geen gezicht
H3068
van den HEERE.
10
H2205
[Jod]. De oudsten
H1323
der dochter
H6726
Sions
H3427 H8799
zitten
H776
op de aarde
H1826 H8799
, zij zwijgen stil
H5927 H8689
, zij werpen
H6083
stof
H7218
op hun hoofd
H8242
, zij hebben zakken
H2296 H8804
aangegord
H1330
; de jonge dochters
H3389
van Jeruzalem
H3381 H0
laten
H7218
haar hoofd
H776
ter aarde
H3381 H8689
hangen.
11
H5869
[Caph]. Mijn ogen
H3615 H8804
zijn verteerd
H1832
door tranen
H4578
, mijn ingewand
H2560 H8777
wordt beroerd
H3516
; mijn lever
H776
is ter aarde
H8210 H8738
uitgeschud
H7667
, vanwege de breuk
H1323
der dochter
H5971
mijns volks
H5768
; omdat het kind
H3243 H8802
en de zuigeling
H7339
op de straten
H7151
der stad
H5848 H8736
in onmacht zinken;
12
H517
[Lamed]. [Als] zij tot hun moeders
H559 H8799
zeggen
H1715
: Waar is koren
H3196
en wijn
H7339
, als zij op de straten
H5892
der stad
H5848 H8692
in onmacht zinken
H2491
, als de verslagenen
H5315
; als zich hun ziel
H8210 H8692
uitschudt
H2436
in den schoot
H517
hunner moeders.
13
H5749 H8686 H8675 H5749 H8799
[Mem]. Wat getuigen zal ik u brengen
H4100
, wat
H1819 H8762
zal ik bij u vergelijken
H1323
, gij dochter
H3389
Jeruzalems
H7737 H8686
? Wat zal ik bij u vergelijken
H5162 H8762
, dat ik u trooste
H1330
, gij jonkvrouw
H1323
, dochter
H6726
Sions
H7667
, want uw breuk
H1419
is [zo] groot
H3220
als de zee
H7495 H8799
, wie kan u helen?
14
H5030
[Nun]. Uw profeten
H7723
hebben u ijdelheid
H8602
en ongerijmdheid
H2372 H8804
gezien
H5771
, en zij hebben [u] uw ongerechtigheid
H1540 H8765
niet geopenbaard
H7622 H8675 H7622
, om uw gevangenis
H7725 H8687
af te wenden
H2372 H8799
, maar zij hebben voor u gezien
H7723
ijdele
H4864
lasten
H4065
en uitstotingen.
15
H5674 H8802
[Samech]. Allen, die over weg gaan
H5606 H8804
, klappen
H3709
met de handen
H1870
over u
H8319 H8804
, zij fluiten
H5128 H8686
en schudden
H7218
hun hoofd
H1323
over de dochter
H3389
Jeruzalems
H5892
, [zeggende]: Is dit die stad
H559 H8799
, waar men van zeide
H3632
, dat zij volkomen
H3308
van schoonheid
H4885
was, een vreugde
H776
der ganse aarde?
16
H341 H8802
[Pe]. Al uw vijanden
H6475 H8804
sperren
H6310
hun mond
H8319 H8804
op over u, zij fluiten
H2786 H8799
en knersen
H8127
met de tanden
H559 H8804
, zij zeggen
H1104 H8765
: Wij hebben haar verslonden
H389
; dit is immers
H3117
de dag
H6960 H8765
, dien wij verwacht hebben
H4672 H8804
, wij hebben [hem] gevonden
H7200 H8804
, wij hebben [hem] gezien.
17
H3068
[Ain]. De HEERE
H6213 H8804
heeft gedaan
H2161 H8804
, wat Hij gedacht had
H565
, Hij heeft Zijn woord
H1214 H8765
vervuld
H6680 H8765
, dat Hij bevolen had
H6924
van oude
H3117
dagen
H2040 H8804
; Hij heeft afgebroken
H2550 H8804
en niet gespaard
H341 H8802
; en Hij heeft den vijand
H8055 H8762
over u verblijd
H7161
, Hij heeft den hoorn
H6862
uwer tegenpartijders
H7311 H8689
verhoogd.
18
H3820
[Tsade]. Hun hart
H6817 H8804
schreeuwde
H136
tot den Heere
H2346
: O gij muur
H1323
der dochter
H6726
Sions
H3119
, laat dag
H3915
en nacht
H1832
tranen
H3381 H8685
afvlieten
H5158
als een beek
H5414 H8799
; geef
H6314
uzelve geen rust
H1323 H5869
, uw oogappel
H1826 H8799
houde niet op!
19
H6965 H8798
[Koph]. Maak u op
H7442 H8798
, maak geschrei
H3915
des nachts
H7218
in het begin
H821
der nachtwaken
H8210 H0
, stort
H3820
uw hart
H8210 H8798
uit
H5227
voor
H6440
het aangezicht
H136
des Heeren
H4325
als water
H5375 H8798
; hef
H3709
uw handen
H5315
tot Hem op voor de ziel
H5768
uwer kinderkens
H5848 H8803
, die in onmacht gevallen zijn
H7458
van honger
H7218
, vooraan
H2351
op alle straten.
20
H7200 H8798
[Resch]. Zie
H3068
, HEERE
H5027 H8685
, aanschouw
H3541
toch, aan wien Gij alzo
H5953 H8782
gedaan hebt
H802
; zullen dan de vrouwen
H6529
haar vrucht
H398 H8799
eten
H5768
, de kinderkens
H2949
, die men op de handen draagt
H5030
? Zullen dan de profeet
H3548
en de priester
H4720
in het heiligdom
H136
des HEEREN
H2026 H8735
gedood worden?
21
H5288
[Schin]. De jongen
H2205
en de ouden
H7901 H8804
liggen
H776
op de aarde
H2351
[op] de straten
H1330
; mijn jonkvrouwen
H970
en mijn jongelingen
H2719
zijn door het zwaard
H5307 H8804
gevallen
H3117
; Gij hebt ze in den dag
H639
Uws toorns
H2026 H8804
gedood
H2873 H8804
, Gij hebt ze geslacht
H2550 H8804
[en] niet verschoond.
22
H4032
[Thau]. Gij hebt mijn verschrikkingen
H5439
van rondom
H7121 H8799
geroepen
H3117
, als [tot] een dag
H4150
eens gezetten hoogtijds
H3117
; en er is niemand aan den dag
H639
des toorns
H3068
des HEEREN
H6412
ontkomen
H8300
of overgebleven
H2946 H8765
; die ik op de handen gedragen
H7235 H8765
en opgetogen heb
H341 H8802
, die heeft mijn vijand
H3615 H8765
omgebracht.