Esther 3:1-6

DSV_Strongs(i)
  1 H310 Na H428 deze H1697 geschiedenissen H1431 H0 maakte H4428 de koning H325 Ahasveros H2001 Haman H1431 H8765 groot H1121 , den zoon H4099 van Hammedatha H91 , den Agagiet H5375 H8762 , en hij verhoogde H7760 H8799 hem, en hij zette H3678 zijn stoel H4480 H5921 boven H3605 al H8269 de vorsten H834 , die H854 bij hem waren.
  2 H3605 En al H5650 de knechten H4428 des konings H834 , die H8179 in de poort H4428 des konings H3766 H8802 waren, neigden H7812 H8693 en bogen zich neder H2001 voor Haman H3588 ; want H4428 de koning H3651 had alzo H6680 H8765 van hem bevolen H4782 ; maar Mordechai H3766 H8799 neigde zich H3808 niet H3808 , en boog zich niet H7812 H8691 neder.
  3 H559 H8799 Toen zeiden H5650 de knechten H4428 des konings H834 , die H8179 in de poort H4428 des konings H4782 waren, tot Mordechai H4616 : Waarom H5674 H8802 overtreedt H859 gij H4428 des konings H4687 gebod?
  4 H1961 H8799 Het geschiedde H3117 nu, toen zij [dit] van dag H3117 tot dag H413 tot H559 H8800 hem zeiden H413 , en hij naar H3808 hen niet H8085 H8804 hoorde H5046 H0 , zo gaven zij H2001 het Haman H5046 H8686 te kennen H7200 H8800 , opdat zij zagen H1697 , of de woorden H4782 van Mordechai H5975 H8799 bestaan zouden H3588 ; want H5046 H8689 hij had hun te kennen gegeven H834 , dat H1931 hij H3064 een Jood was.
  5 H2001 Toen Haman H7200 H8799 zag H3588 , dat H4782 Mordechai H369 zich niet H3766 H8802 neigde H7812 H8693 , noch zich voor hem nederboog H2001 , zo werd Haman H4390 H8735 vervuld H2534 met grimmigheid.
  6 H959 H8799 Doch hij verachtte H5869 in zijn ogen H4782 , dat hij aan Mordechai H909 alleen H3027 de hand H7971 H8800 zou slaan H3588 (want H5971 men had hem het volk H4782 van Mordechai H5046 H8689 aangewezen H2001 ); maar Haman H1245 H8762 zocht H3605 al H3064 de Joden H834 , die H3605 in het ganse H4438 koninkrijk H325 van Ahasveros H5971 waren, [namelijk] het volk H4782 van Mordechai H8045 H8687 , te verdelgen.