DSV_Strongs(i)
1
H4387
Een gouden kleinood
H1732
van David
H5329 H8764
, voor den opperzangmeester
H516 H8686
, Altascheth
H1696 H8762
. [058:2] Spreekt gijlieden
H552
waarlijk
H6664
gerechtigheid
H482
, gij, vergadering
H8199 H8799
? Oordeelt gij
H4339
billijkheden
H1121 H120
, gij, mensenkinderen?
2
H6466 H8799
[058:3] Ja, gij werkt
H5766
ongerechtigheden
H3820
in het hart
H6424 H8762
; gij weegt
H2555
het geweld
H3027
uwer handen
H776
op de aarde.
3
H7563
[058:4] De goddelozen
H2114 H8804
zijn vervreemd
H7358
van de baarmoeder
H1696 H8802 H3577
aan; de leugensprekers
H8582 H8804
dolen
H990
van [moeders] buik aan.
4
H2534
[058:5] Zij hebben vurig venijn
H1823
, naar gelijkheid
H2534 H5175
van vurig slangenvenijn
H2795
; zij zijn als een dove
H6620
adder
H241
, [die] haar oren
H331 H8686
toestopt;
5
H8085 H8799
[058:6] Opdat zij niet hore
H6963
naar de stem
H3907 H8764
der belezers
H2449 H8794
, desgenen, die ervaren is
H2267
met bezweringen
H2266 H8802
om te gaan.
6
H430
[058:7] O God
H2040 H8798
! verbreek
H8127
hun tanden
H6310
in hun mond
H5422 H8800
; breek af
H4459
de baktanden
H3715
der jonge leeuwen
H3068
, o HEERE!
7
H3988 H8735
[058:8] Laat hen smelten
H4325
als water
H1980 H8691
, laat hen daarhenen drijven
H1869 H0
; legt hij
H2671
zijn pijlen
H1869 H8799
aan
H4135 H8709
, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren.
8
H1980 H8799
[058:9] Laat hem henengaan
H8557
, als een smeltende
H7642
slak
H802
; laat hen, [als] ener vrouwe
H5309
misdracht
H8121
, de zon
H2372 H8804
niet aanschouwen.
9
H5518
[058:10] Eer dan uw potten
H329
den doornstruik
H995 H8799
gewaar worden
H2416
, zal Hij hem als levend
H2740
, als [in] heten toorn
H8175 H8799
wegstormen.