Micah 7:1-6

DSV_Strongs(i)
  1 H480 Ai H3588 mij! want H1961 H8804 ik ben H7019 , als wanneer de zomervruchten H625 zijn ingezameld H5955 ; als wanneer de nalezingen H1210 in den wijnoogst H369 geschied zijn; er is geen H811 druif H398 H8800 om te eten H5315 ; mijn ziel H183 H8765 begeert H1063 vroegrijpe vrucht.
  2 H2623 De goedertierene H6 H8804 is vergaan H4480 uit H776 het land H369 , en er is niemand H3477 oprecht H120 onder de mensen H693 H8799 ; zij loeren H3605 altemaal H1818 op bloed H6679 H8799 , zij jagen H376 , een iegelijk H251 zijn broeder H2764 , [met] een jachtgaren.
  3 H5921 Om H3709 [met] beide handen H3190 H0 wel dapper H7451 kwaad H3190 H8687 te doen H7592 H8802 , zo eist H8269 de vorst H8199 H8802 , en de rechter H7966 [oordeelt] om vergelding H1419 ; en de grote H1696 H8802 spreekt H1942 de verderving H5315 H1931 zijner ziel H5686 H8762 , en zij draaien ze dicht ineen.
  4 H2896 De beste H2312 van hen is als een doorn H3477 ; de oprechtste H4480 is [scherper] dan H4534 een doornheg H3117 ; de dag H6822 H8764 uwer wachters H6486 , uw bezoeking H935 H8804 , is gekomen H6258 ; nu H3998 zal hunlieder verwarring H1961 H8799 wezen.
  5 H539 H8686 Gelooft H7453 een vriend H408 niet H982 H8799 , vertrouwt H408 niet H441 op een voornaamsten vriend H8104 H8798 ; bewaar H6607 de deuren H6310 uws monds H2436 voor haar, die in uw schoot H7901 H8802 ligt.
  6 H3588 Want H1121 de zoon H5034 H8764 veracht H1 den vader H1323 , de dochter H6965 H8801 staat op H517 tegen haar moeder H3618 , de schoondochter H2545 tegen haar schoonmoeder H376 ; eens mans H341 H8802 vijanden H582 H1004 zijn zijn huisgenoten.