Job 41:23-30

DSV_Strongs(i)
  23 H4651 [041:14] De stukken H1320 van zijn vlees H1692 H8804 kleven samen H3332 H8803 ; elkeen is vast H5921 in H1077 hem, het wordt niet H4131 H8735 bewogen.
  24 H3820 [041:15] Zijn hart H3332 H8803 is vast H3644 gelijk H68 een steen H3332 H8803 ; ja, vast H6400 gelijk een deel H8482 van den ondersten [molensteen].
  25 H4480 [041:16] Van H7613 zijn verheffen H1481 H8799 schromen H352 de sterken H4480 ; om H7667 [zijner] doorbrekingen H2398 H8691 wille ontzondigen zij zich.
  26 H5381 H8688 [041:17] Raakt H2719 hem iemand met het zwaard H1097 , dat zal niet H6965 H8799 bestaan H2595 , spies H4551 , schicht H8302 noch pantsier.
  27 H2803 H8799 [041:18] Hij acht H1270 het ijzer H8401 voor stro H5154 , en het staal H7539 voor verrot H6086 hout.
  28 H1121 H7198 [041:19] De pijl H3808 zal hem niet H1272 H8686 doen vlieden H68 H7050 , de slingerstenen H7179 worden hem in stoppelen H2015 H8738 veranderd.
  29 H8455 [041:20] De werpstenen H2803 H8738 worden [van] [hem] geacht H7179 als stoppelen H7832 H8799 , en hij belacht H7494 de drilling H3591 der lans.
  30 H8478 [041:21] Onder H2303 hem zijn scherpe H2789 scherven H7502 H8799 ; hij spreidt zich H2742 op het puntachtige H5921 , [als] op H2916 slijk.