Jeremiah 1:11-16

DSV_Strongs(i)
  11 H3068 Wijders geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende H7200 H8802 : Wat ziet gij H3414 , Jeremia H559 H8799 ? En ik zeide H7200 H8802 : Ik zie H4731 H8247 een amandelroede.
  12 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H3190 H8689 tot mij: Gij hebt wel H7200 H8800 gezien H8245 H8802 ; want Ik zal wakker zijn H1697 over Mijn woord H6213 H8800 , om dat te doen.
  13 H3068 En des HEEREN H1697 woord H8145 geschiedde ten tweeden H559 H8800 male tot mij, zeggende H7200 H8802 : Wat ziet gij H559 H8799 ? En ik zeide H7200 H8802 : Ik zie H5301 H8803 een ziedenden H5518 pot H6440 , welks voorste H6440 deel tegen H6828 het noorden is.
  14 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H6828 tot mij: Van het noorden H7451 zal zich dit kwaad H6605 H8735 opdoen H3427 H8802 over alle inwoners H776 des lands.
  15 H7121 H8802 Want zie, Ik roep H4940 alle geslachten H4467 der koninkrijken H6828 van het noorden H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H935 H8804 ; en zij zullen komen H5414 H8804 , en zetten H376 een iegelijk H3678 zijn troon H6607 [voor] de deur H8179 der poorten H3389 van Jeruzalem H2346 , en tegen al haar muren H5439 rondom H5892 , en tegen alle steden H3063 van Juda.
  16 H4941 En Ik zal Mijn oordelen H1696 H8765 tegen hen uitspreken H5921 over H7451 al hun boosheid H5800 H8804 ; dat zij Mij verlaten hebben H312 , en anderen H430 goden H6999 H8762 gerookt H7812 H8691 , en zich gebogen hebben H4639 voor de werken H3027 hunner handen.