Ezekiel 33:30-31

DSV_Strongs(i)
  30 H1121 H120 En gij, o mensenkind H1121 ! de kinderen H5971 uws volks H1696 H8737 spreken H681 steeds van H7023 u bij de wanden H6607 en in de deuren H1004 der huizen H2297 ; en de een H1696 H8765 spreekt H259 met den ander H376 , een iegelijk H251 met zijn broeder H559 H8800 , zeggende H935 H8798 : Komt H8085 H8798 toch en hoort H1697 , wat het woord H3068 zij, dat van den HEERE H3318 H8802 voortkomt.
  31 H935 H8799 En zij komen H5971 tot u, gelijk het volk H3996 pleegt te komen H3427 H8799 , en zitten H6440 voor uw aangezicht H5971 [als] Mijn volk H8085 H8804 , en horen H1697 uw woorden H6213 H8799 , maar zij doen H6213 H8802 ze niet; want zij maken H5690 liefkozingen H6310 met hun mond H3820 , [maar] hun hart H1980 H8802 wandelt H1215 hun gierigheid H310 na.