DSV_Strongs(i)
30
H1121 H120
En gij, o mensenkind
H1121
! de kinderen
H5971
uws volks
H1696 H8737
spreken
H681
steeds van
H7023
u bij de wanden
H6607
en in de deuren
H1004
der huizen
H2297
; en de een
H1696 H8765
spreekt
H259
met den ander
H376
, een iegelijk
H251
met zijn broeder
H559 H8800
, zeggende
H935 H8798
: Komt
H8085 H8798
toch en hoort
H1697
, wat het woord
H3068
zij, dat van den HEERE
H3318 H8802
voortkomt.
31
H935 H8799
En zij komen
H5971
tot u, gelijk het volk
H3996
pleegt te komen
H3427 H8799
, en zitten
H6440
voor uw aangezicht
H5971
[als] Mijn volk
H8085 H8804
, en horen
H1697
uw woorden
H6213 H8799
, maar zij doen
H6213 H8802
ze niet; want zij maken
H5690
liefkozingen
H6310
met hun mond
H3820
, [maar] hun hart
H1980 H8802
wandelt
H1215
hun gierigheid
H310
na.