DSV_Strongs(i)
6
H518
Want
H559 H8799
Hij zegt
H7950
tot de sneeuw
H1933 H8798
: Wees
H776
op de aarde
H4306
; en [tot] den plasregen
H1653
des regens
H4306
; dan is er de plasregen
H5797
Zijner sterke
H1653
regenen.
7
H2856 H0
[Dan] zegelt Hij
H3027
de hand
H3605
van ieder
H120
mens
H2856 H8799
toe
H3045 H8800
, opdat Hij kenne
H3605
al
H582
de lieden
H4639
Zijns werks.
8
H2416
En het gedierte
H935 H8799
gaat
H1119
in
H695
de loerplaatsen
H7931 H8799
, en blijft
H4585
in zijn holen.
9
H4480
Uit
H2315
de binnenkamer
H935 H8799
komt
H5492
de wervelwind
H4480
, en van
H4215
de verstrooiende
H7135
[winden] de koude.
10
H4480
Door
H5397
[zijn] geblaas
H5414 H8799
geeft
H410
God
H7140
de vorst
H7341
, zodat de brede
H4325
wateren
H4164
verstijfd worden.
11
H637
Ook
H2959 H8686
vermoeit Hij
H5645
de dikke wolken
H7377
[door] klaarheid
H6327 H8686
; Hij verstrooit
H6051
de wolk
H216
Zijns lichts.