Jeremiah 38:7-10

DSV_Strongs(i)
  7 H5663 Als nu Ebed-melech H3569 , de Moorman H376 , een H5631 der kamerlingen H4428 , die toen in des konings H1004 huis H8085 H8799 was, hoorde H3414 , dat zij Jeremia H953 in den kuil H5414 H8804 gedaan hadden H4428 (de koning H3427 H8802 nu zat H8179 in de poort H1144 van Benjamin);
  8 H3318 H8799 Zo ging H5663 Ebed-melech H1004 uit het huis H4428 des konings H1696 H8762 uit, en hij sprak H4428 tot den koning H559 H8800 , zeggende:
  9 H113 Mijn heer H4428 koning H582 ! deze mannen H7489 H8689 hebben kwalijk gehandeld H6213 H8804 in alles, wat zij gedaan hebben H5030 aan den profeet H3414 Jeremia H953 , dien zij in den kuil H7993 H8689 geworpen hebben H8478 ; daar hij toch in zijn plaats H4191 H8799 zou gestorven zijn H6440 vanwege H7458 den honger H3899 , dewijl geen brood H5892 meer in de stad is.
  10 H6680 H8762 Toen gebood H4428 de koning H3569 den Moorman H5663 Ebed-melech H559 H8800 , zeggende H3947 H8798 : Neem H7970 van hier dertig H582 mannen H3027 onder uw hand H5927 H0 , en haal H5030 den profeet H3414 Jeremia H5927 H8689 op H953 uit den kuil H4191 H8799 , eer dat hij sterft.