Isaiah 3:8-11

DSV_Strongs(i)
  8 H3389 Want Jeruzalem H3782 H8804 heeft aangestoten H3063 , en Juda H5307 H8804 is gevallen H3956 , dewijl hun tong H4611 en zijn handelingen H3068 tegen den HEERE H5869 zijn, om de ogen H3519 Zijner heerlijkheid H4784 H8687 te verbitteren.
  9 H1971 Het gelaat H6440 huns aangezichts H6030 H8804 getuigt H2403 tegen hen, en hun zonden H5046 H8689 spreken zij vrij uit H5467 , gelijk Sodom H3582 H8765 ; zij verbergen H188 ze niet. Wee H5315 hunlieder ziel H1580 H8804 ; want zij doen H7451 zichzelven kwaad.
  10 H559 H8798 Zegt H6662 den rechtvaardige H2896 , dat het [hem] wel H6529 gaan zal; dat zij de vrucht H4611 hunner werken H398 H8799 zullen eten.
  11 H188 Wee H7563 den goddeloze H7451 , het zal [hem] kwalijk H1576 gaan, want de vergelding H3027 zijner handen H6213 H8735 zal hem geschieden.