Isaiah 2

DSV_Strongs(i)
  1 H1697 Het woord H3470 , dat Jesaja H1121 , de zoon H531 van Amoz H2372 H8804 , gezien heeft H3063 over Juda H3389 en Jeruzalem.
  2 H319 En het zal geschieden in het laatste H3117 der dagen H2022 , dat de berg H1004 van het huis H3068 des HEEREN H3559 H8737 zal vastgesteld zijn H7218 op den top H2022 der bergen H5375 H8737 , en dat hij zal verheven worden H1389 boven de heuvelen H1471 , en tot denzelven zullen alle heidenen H5102 H8804 toevloeien.
  3 H7227 En vele H5971 volken H1980 H8804 zullen heengaan H559 H8804 en zeggen H3212 H8798 : Komt H5927 H8799 , laat ons opgaan H2022 tot den berg H3068 des HEEREN H1004 , tot het huis H430 van den God H3290 Jakobs H3384 H8686 , opdat Hij ons lere H1870 van Zijn wegen H3212 H8799 , en dat wij wandelen H734 in Zijn paden H6726 ; want uit Sion H8451 zal de wet H3318 H8799 uitgaan H3068 , en des HEEREN H1697 woord H3389 uit Jeruzalem.
  4 H8199 H8804 En Hij zal rechten H1471 onder de heidenen H3198 H8689 , en bestraffen H7227 vele H5971 volken H2719 ; en zij zullen hun zwaarden H3807 H8765 slaan H855 tot spaden H2595 , en hun spiesen H4211 tot sikkelen H1471 ; het [ene] volk H1471 zal tegen het [andere] volk H2719 geen zwaard H5375 H8799 opheffen H4421 , en zij zullen geen oorlog H3925 H8799 meer leren.
  5 H3212 H8798 Komt H1004 , gij huis H3290 van Jakob H3212 H8799 , en laat ons wandelen H216 in het licht H3068 des HEEREN.
  6 H5971 Maar Gij hebt Uw volk H1004 , het huis H3290 van Jakob H5203 H8804 , verlaten H4390 H8804 , want zij zijn vervuld H6924 [met] [goddeloosheid], meer dan het oosten H6049 H8781 , en zij zijn guichelaars H6430 gelijk de Filistijnen H3206 , en aan de kinderen H5237 der vreemden H5606 H8686 tonen zij hun behagen.
  7 H776 En hun land H4390 H8735 is vervuld H3701 met zilver H2091 en goud H214 , en hunner schatten H7097 is geen einde H776 ; hun land H4390 H8735 is ook vervuld H5483 met paarden H4818 , en hunner wagenen H7097 is geen einde.
  8 H776 Ook is hun land H4390 H8735 vervuld H457 met afgoden H4639 ; voor het werk H3027 hunner handen H7812 H8691 buigen zij zich neder H676 , voor hetgeen hun vingeren H6213 H8804 gemaakt hebben.
  9 H7817 H8735 Daar bukt zich H120 de gemene man H376 , en de aanzienlijke man H8213 H8799 vernedert zich H5375 H8799 ; daarom zult Gij het hun niet vergeven.
  10 H935 H8798 Ga H6697 in den rotssteen H2934 H8734 , en verberg u H6083 in het stof H6440 , vanwege H6343 den schrik H3068 des HEEREN H1926 , en om de heerlijkheid H1347 Zijner majesteit.
  11 H1365 De hoge H5869 ogen H120 der mensen H8213 H8804 zullen vernederd worden H7312 , en de hoogheid H582 der mannen H7817 H8804 zal nedergebogen worden H3068 ; en de HEERE H3117 alleen zal in dien dag H7682 H8738 verheven zijn.
  12 H3117 Want de dag H3068 des HEEREN H6635 der heirscharen H1343 zal zijn tegen allen hovaardige H7311 H8802 en hoge H5375 H8737 , en tegen allen verhevene H8213 H8804 , opdat hij vernederd worde;
  13 H7311 H8802 En tegen alle hoge H5375 H8737 en verhevene H730 cederen H3844 van Libanon H437 , en tegen alle eiken H1316 van Basan;
  14 H7311 H8802 En tegen alle hoge H2022 bergen H5375 H8737 , en tegen alle verhevene H1389 heuvelen;
  15 H1364 En tegen allen hogen H4026 toren H1219 H8803 , en tegen allen vasten H2346 muur;
  16 H591 En tegen alle schepen H8659 van Tarsis H2532 , en tegen alle gewenste H7914 schilderijen.
  17 H1365 En de hoogheid H120 der mensen H7817 H8804 zal gebogen H7312 , en de hoogheid H582 der mannen H8213 H8804 zal vernederd worden H3068 ; en de HEERE H3117 alleen zal in die dag H7682 H8738 verheven zijn.
  18 H457 En elkeen der afgoden H3632 zal ganselijk H2498 H8799 vergaan.
  19 H4631 Dan zullen zij in de spelonken H6697 der rotsstenen H935 H8804 gaan H4247 , en in de holen H6083 der aarde H6440 , vanwege H6343 den schrik H3068 des HEEREN H1926 , en vanwege de heerlijkheid H1347 Zijner majesteit H6965 H8800 , wanneer Hij Zich opmaken zal H776 , om de aarde H6206 H8800 te verschrikken.
  20 H3117 In dien dag H120 zal de mens H3701 zijn zilveren H457 afgoden H2091 , en zijn gouden H457 afgoden H6213 H8804 , welke zij zich gemaakt hadden H7812 H8692 , om zich [daarvoor] neder te buigen H7993 H8686 , wegwerpen H2661 H6512 voor de mollen H5847 en de vledermuizen;
  21 H935 H8800 Gaande H5366 in de reten H6697 der rotsen H5585 , en in de kloven H5553 der steenrotsen H6440 , vanwege H6343 den schrik H3068 des HEEREN H1926 , en vanwege de heerlijkheid H1347 Zijner majesteit H6965 H8800 , wanneer Hij Zich opmaken zal H776 , om de aarde H6206 H8800 geweldiglijk te verschrikken.
  22 H2308 H8798 Laat gijlieden [dan] af H120 van den mens H5397 , wiens adem H639 in zijn neus H2803 H8737 is, want waarin is hij te achten?