Isaiah 3:4-8

DSV_Strongs(i)
  4 H5288 En Ik zal jongelingen H5414 H8804 stellen H8269 [tot] hun vorsten H8586 , en kinderen H4910 H8799 zullen over hen heersen;
  5 H5971 En het volk H5065 H8738 zal gedrongen worden H376 , de een H376 zal zijn tegen den ander H376 , en een iegelijk H7453 tegen zijn naaste H5288 ; de jongeling H7292 H8799 zal stout zijn H2205 tegen den oude H7034 H8737 , de verachte H3513 H8737 tegen den eerlijke.
  6 H376 Wanneer iemand H251 zijn broeder H1004 uit het huis H1 zijns vaders H8610 H8799 zal aangrijpen H8071 , [zeggende]: Gij hebt een kleed H7101 , wees ons ten overste H4384 , laat toch dezen aanstoot H3027 onder uw hand wezen;
  7 H3117 [Zo] zal hij in dien dag H5375 H8799 [zijn] [hand] opheffen H559 H8800 , zeggende H2280 H8802 : Ik kan geen heelmeester wezen H3899 ; er is ook geen brood H8071 en geen kleed H1004 in mijn huis H7760 H8799 ; zet H7101 mij niet tot een overste H5971 des volks.
  8 H3389 Want Jeruzalem H3782 H8804 heeft aangestoten H3063 , en Juda H5307 H8804 is gevallen H3956 , dewijl hun tong H4611 en zijn handelingen H3068 tegen den HEERE H5869 zijn, om de ogen H3519 Zijner heerlijkheid H4784 H8687 te verbitteren.