Hosea 2:8-13

DSV_Strongs(i)
  8 H3045 [02:7] Zij bekent toch niet H1715 , dat Ik haar het koren H8492 , en den most H3323 , en de olie H5414 gegeven heb H3701 , en haar het zilver H2091 en goud H7235 vermenigvuldigd heb H1168 , [dat] zij tot den Baal H6213 gebruikt hebben.
  9 H7725 [02:8] Daarom zal Ik wederkomen H1715 , en Mijn koren H3947 wegnemen H6256 op zijn tijd H8492 , en Mijn most H4150 op zijn gezetten tijd H5337 ; en Ik zal wegrukken H6785 Mijn wol H6593 en Mijn vlas H6172 , [dienende] om haar naaktheid te bedekken.
  10 H5040 [02:9] En nu zal Ik haar dwaasheid H1540 ontdekken H5869 voor de ogen H157 harer boelen H376 ; en niemand H3027 zal haar uit Mijn hand H5337 verlossen.
  11 H7673 [02:10] En Ik zal doen ophouden H4885 al haar vrolijkheid H2282 , haar feesten H2320 , haar nieuwe maanden H7676 , en haar sabbatten H4150 , ja, al haar gezette hoogtijden.
  12 H8074 [02:11] En Ik zal verwoesten H1612 haar wijnstok H8384 en haar vijgeboom H559 , waarvan zij zegt H866 : Deze zijn mij een hoerenloon H157 , dat mij mijn boelen H5414 gegeven hebben H7760 ; maar Ik zal ze stellen H3293 tot een woud H2416 , en het wild gedierte H7704 des velds H398 zal ze vreten.
  13 H6485 [02:12] En Ik zal over haar bezoeken H3117 de dagen H1168 des Baals H6999 , waarin zij dien gerookt heeft H5710 , en zich versierd H5141 met haar voorhoofdsiersel H2484 , en haar halssieraad H157 , en is haar boelen H3212 H310 nagegaan H7911 , maar heeft Mij vergeten H5002 , spreekt H3068 de HEERE.