Ezekiel 33:7-9

DSV_Strongs(i)
  7 H1121 H120 Gij nu, o mensenkind H6822 H8802 ! Ik heb u tot een wachter H5414 H8804 gesteld H1004 over het huis H3478 Israels H1697 ; zo zult gij het woord H6310 uit Mijn mond H8085 H8804 horen H2094 H8689 , en hen van Mijnentwege waarschuwen.
  8 H7563 Als Ik tot den goddeloze H559 H8800 zeg H7563 : O goddeloze H4191 H8800 , gij zult den dood H4191 H8799 sterven H1696 H8765 ! en gij spreekt H7563 niet, om den goddeloze H1870 van zijn weg H2094 H8687 af te manen H7563 ; die goddeloze H5771 zal in zijn ongerechtigheid H4191 H8799 sterven H1818 , maar zijn bloed H3027 zal Ik van uw hand H1245 H8762 eisen.
  9 H7563 Maar als gij den goddeloze H1870 van zijn weg H2094 H8689 afmaant H7725 H8800 , dat hij zich van dien bekere H1870 , en hij zich van zijn weg H7725 H8804 niet bekeert H5771 , zo zal hij in zijn ongerechtigheid H4191 H8799 sterven H5315 ; maar gij hebt uw ziel H5337 H8689 bevrijd.